Het is moeilijk om een beeld te vormen van de hel op aarde die over Gaza wordt uitgestort. Ongeveer 1,5% van de bevolking is al gedood, een percentage dat vergelijkbaar is met het aantal Fransen dat in vijf jaar werd gedood tijdens de Tweede Wereldoorlog. 75% van de doden waren vrouwen, kinderen en ouderen.
Dossier door Nicolas Croes uit maandblad De Linkse Socialist (ISA België)
Na 43 dagen in ziekenhuizen in het noorden van de Gazastrook te hebben doorgebracht, legde Ghassan Abu Sitta, een Brits-Palestijnse chirurg die gespecialiseerd is in oorlogswonden en regelmatig conflictgebieden bezoekt, uit dat de intensiteit van het Israëlische offensief alles overtreft wat hij eerder meemaakte in Gaza, Irak, Syrië, Jemen of Zuid-Libanon. “Het is het verschil tussen een overstroming en een tsunami, de schaal is compleet anders,” legde hij uit in een interview met AFP.
Hij zegt brandwonden te hebben behandeld die veroorzaakt zijn door witte fosfor, een chemisch wapen dat verboden is onder de internationale wetgeving. Het gaat om een zeer kenmerkende wonde, omdat fosfor “doorbrandt tot in de diepste delen van het lichaam, tot op het bot.” De Britse NGO Save the Children meldde dat het Israëlische leger meer kinderen in Gaza doodde dan het jaarlijkse totaal aantal sinds 2019 in alle andere conflictgebieden ter wereld samen. Dit gebeurde in de eerste drie weken van de bombardementen. Het officiële voorwendsel van de Israëlische regering om Hamas “uit te roeien” is volslagen absurd.
Het is des te hypocrieter omdat Hamas destijds door de Israëlische autoriteiten en de Mossad, de geheime dienst van Israël, werd gesteund om Fatah en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) van Yasser Arafat te verzwakken. Toen de Egyptische regering in 1981 tientallen islamistische militanten het land uitzette na de moord op dictator Anwar El-Sadat (vermoord vanwege zijn toenadering tot Israël), gaf Ariel Sharon, de toenmalige minister van Defensie, hen toestemming om zich in Gaza te vestigen. Velen van hen werden leiders van Hamas en de Islamitische Jihad.
Kort daarna gaf Israël toestemming (er was zelfs sprake van materiële steun) voor de bouw van het gebouw van de Islamitische Associatie, waarvan de leden regelmatig de kantoren van de Palestijnse Rode Halve Maan plunderden, een organisatie die dicht bij de Communistische Partij en de PLO stond. Volgens journalist Charles Enderlin ging “Israëls welwillendheid zo ver dat de oppositie tegen de Islamisten aan banden werd gelegd. Studenten die hen durfden tegenspreken in openbare debatten belandden achter tralies.” (1) Steun aan islamitische fundamentalisten om linkse of nationalistische krachten te ondermijnen stond hoog in het handboek van de CIA en haar bondgenoten. In Afghanistan leidde dezelfde logica ertoe dat de Verenigde Staten enthousiast de ontwikkeling van de Taliban steunden. Van religieuze fundamentalisten tot drugshandelaren, overal ter wereld zijn monsters van Frankenstein gecreëerd.
Regionale elites gingen mee in de imperialistische onderdrukking in de hoop zelf een graantje mee te pikken. Jordanië manoeuvreerde om de Westelijke Jordaanoever over te nemen en koning Abdullah betaalde in 1951 met zijn leven voor zijn rivaliteit met Palestijnse onafhankelijkheidsbewegingen. Israël kreeg cruciale informatie van Hassan II van Marokko (vóór de Zesdaagse Oorlog) en Hoessein van Jordanië (vóór de Jom Kipoeroorlog). Na de Oslo-akkoorden (1993) wierp de PLO-leiding zich op als onderaannemer van de Israëlische bezetting. Met uitzondering van Iran normaliseerden regimes uit de regio hun relaties met de Israëlische staat. De Verenigde Naties consolideren de bezetting.
Het recht op zelfbeschikking van de Palestijnse bevolking stond enkel echt op de agenda toen massastrijd dit afdwong. Dat was het geval met de algemene staking van 1936 en de eerste intifada (1987-93). Telkens organiseerden de massa’s zich van onderuit en kon dit op een groeiende regionale en internationale solidariteit rekenen.
Het is onmogelijk om een einde te maken aan het geweld zonder een einde te maken aan het bezettingsregime en de onderdrukking van de Palestijnse massa’s. De verantwoordelijkheid voor deze onderdrukking ligt natuurlijk bij de zionistische staat Israël, maar ook bij de imperialistische machten en de dictatoriale Arabische regimes in de regio. Het antwoord zal van de massa’s komen. Aangezien Gaza platgebombardeerd wordt, is de rol van de internationale solidariteitsbeweging des te belangrijker.
Recht op Palestijnse zelfbeschikking al meer dan een eeuw gesaboteerd door grootmachten en regionale elites
Nog voor het einde van de Eerste Wereldoorlog kwamen Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, met de steun van tsaristisch Rusland, overeen om het Ottomaanse Rijk te ontmantelen en hun koloniale overheersing uit te breiden.
De geheime Sykes-Picot akkoorden werden ondertekend in mei 1916 en voorzagen in de opdeling van het Midden-Oosten in verschillende invloedzones of rechtstreeks bestuur. Dit ging in tegen de eerder beloften van onafhankelijkheid aan de woordvoerder van de Arabische natie, Hoessein bin Ali.
De Russische Revolutie van 1917 bracht deze geheime overeenkomsten aan het licht. Het eerste decreet van de Sovjetmacht, het Vredesdecreet, proclameerde verzet tegen alle imperialistische geheime diplomatie. Voor het eerst werd in een wet de gelijkheid van alle naties en hun recht op zelfbeschikking afgekondigd. Dit werd in de praktijk gebracht met de onafhankelijkheid van Finland, Polen en andere landen die eerder met geweld in het Russische Rijk waren opgenomen.
De geheime overeenkomsten van de imperialisten werden door Lenin omschreven als “verdragen van koloniale struikrovers.” Onder de gevonden documenten bevond zich een kaart waar potloodlijnen doorheen liepen: de voorbode van de imperialistische balkanisering van de hele regio. Het was Trotski, in zijn hoedanigheid van Volkscommissaris voor Buitenlandse Zaken in die tijd, die het verdrag in de Sovjetkranten publiceerde, waarna het nieuws ook in het buitenland voor opschudding zorgde.
De grenzen van de huidige natiestaten in het Midden-Oosten werden in 1920 vastgelegd op de conferentie van San Remo. Palestina werd daarbij onder Brits mandaat geplaatst. De verdeling van de regio diende de strategische en financiële belangen van het Franse en Britse imperialisme. De bloedvergieten en verschrikkingen voor de massa’s in de hele regio vandaag zijn daar nog steeds een gevolg van. De verantwoordelijken hiervoor bevonden zich in Londen, Parijs en Washington.
In een poging om de willekeurige verdeling onder controle te houden, werden volkeren, vooral Joden en Arabieren, tegen elkaar opgezet. Er was een verdeel-en-heersbeleid zoals in India, waar de Hindoes tegen de Moslims werden opgezet. Dit is hoe het imperialisme zichzelf steeds handhaaft.
Verzet van onderuit: de algemene staking van 1936
De verdeel-en-heerspolitiek van het imperialisme had jammer genoeg ook een impact op de leiding van de arbeidersbeweging.
In maart 1936 schreef de Amerikaanse marxist Felix Morrow: “In Palestina is een beslissende heroriëntatie van de Joodse werkende klasse nodig. Onder leiding van de Mapai [een ‘linkse’ zionistische partij onder leiding van Ben-Gurion] hanteren de Joodse arbeiders de verkeerde politiek om een Joods thuisland onder het kapitalisme op te bouwen. Op basis van deze illusie zijn ze steeds verder afgedreven van hun natuurlijke bondgenoten, de Arabische boeren en arbeiders. In een permanente eenheid binnen het Joods Agentschap (2) voeren deze zogenaamd socialistisch-zionistische leiders een politiek van complete klassensamenwerking met de Joodse burgerij. Ze knielden voor het Brits imperialisme. Ze hanteerden chauvinistische slogans dat Joods werk tot Joden moest beperkt worden en dat alleen door Joden gemaakte goederen mochten worden gekocht. Ze verlaagden de lonen om de Arabische concurrentie het hoofd te bieden, in plaats van zich met de Arabieren in vakbonden te verenigen. Ze plaatsten piketten als Joden het waagden om Arabische arbeiders in dienst te nemen. Ze hebben de taak van de Arabische heersende klassen veel gemakkelijker gemaakt om de ontevredenheid van de Arabische arbeiders te kanaliseren naar anti-Joodse rellen.”
“Wat nodig is, als de Joodse massa’s een echte stap willen zetten in de richting van een vrij Palestina, als de Joodse massa’s inderdaad niet afgeslacht willen worden door een totale Arabische aanval, is een einde aan de samenwerking met het Britse imperialisme en de Joodse burgerij, en een oriëntatie gericht op eenheid met de Arabische massa’s. Eengemaakte strijd van Arabieren en Joden tegen het Britse imperialisme, zal niet alleen door de zionisten bestreden worden, maar ook door de Arabische landeigenaren en burgerij.” (3)
Een maand later brak de grote staking van 1936 uit, die zes maanden duurde en de Palestijnse massa’s mobiliseerde tegen de kolonisatie, maar ook voor een stop op de Joodse immigratie. Overal in de regio ontstonden antikoloniale opstanden en in Syrië had een algemene staking net toegevingen van het Franse Mandaat in de richting van onafhankelijkheid opgeleverd. De leiders van de Palestijnse samenleving wilden de massa’s echter alleen gebruiken om druk uit te oefenen op Engeland om concessies te krijgen voor de Arabische elite. Die gaf de voorkeur aan geïsoleerde uitbarstingen van woede (zoals in 1921, 1929, 1933 en 1935) die hun uitbuiting van de arme massa’s niet in gevaar brachten.
De staking verraste de zionisten, de Britten en ook de Palestijnse leiders zelf. Gedurende zes maanden hadden de Palestijnse massa’s hun eigen organisatie en macht. De stakingsbeweging ging in oktober liggen, waarna elementen van gewapende strijd de overhand kregen, met ook gevechten tussen de Arabische clans onderling. Deze opstand duurde tot in 1939, toen het Brits imperialisme beperkte toegevingen en beloften deed om de Arabische bevolking mee te krijgen in de oorlog tegen nazi-Duitsland.
Gedurende deze hele periode volgde de Palestijnse Communistische Partij bevelen op vanuit Moskou, waar de bureaucratie zich de macht had toegeëigend door het isolement van de revolutie in het economisch achtergebleven en kapotgeschoten Rusland. Het stalinistische beleid dicteerde dat nationale leiders gehoorzaam gevolgd moesten worden. Elke Arabische politicus werd beschouwd als een “strijder tegen het Britse imperialisme,” ook al hadden sommigen van hen contacten met nazi-Duitsland. De pogroms tegen de Joden in Palestina werden voorgesteld als een ‘revolutionaire opstand’.
Na de Tweede Wereldoorlog zigzagden Stalin en de Sovjet-Unie opnieuw. Eerst steunden ze het verdelingsplan voor Palestina, dat in november 1947 aan de VN werd voorgelegd. Ze deden dit niet alleen diplomatiek maar ook via Tsjecho-Slowaakse wapentransporten en door de emigratie van Joden uit het Oostblok aan te moedigen. De stalinistische bureaucratie dacht dat dit de beste manier was om Groot-Brittannië te verzwakken.
Imperialisme maakt oprichting van de staat Israël mogelijk
De intensivering van de Jodenvervolging, de opkomst van het fascisme en de gruwelijke geïndustrialiseerde afslachting die de Holocaust was, hadden een grote invloed op het bewustzijn van de mensen. Het creëerde ook een tegenstelling tussen de praktische noodzaak voor miljoenen Joden om te emigreren en het gebrek aan opties wat betreft bestemming. Zowat alle landen, ook België, weigerden Joodse vluchtelingen op te nemen. Het debat over de oprichting van de staat Israël werd nieuw leven ingeblazen.
Onze Britse voorgangers in de Revolutionary Communist Party (RCP) waren tegen dit project. In augustus 1946 verklaarden ze in hun tijdschrift Socialist Appeal: “De hele zinloosheid van het zionisme kan worden gezien in de tragische impasse waarin de Joden van Palestina zich nu bevinden.” Een grote emigratie naar Palestina was geen oplossing: “Het zou gewelddadige tegenkanting vanwege de Arabieren in Palestina en het hele Midden-Oosten aanwakkeren. Het antisemitisme zou op deze manier simpelweg van Europa overgebracht worden naar de Arabische landen (…) De imperialisten sluiten hun deuren, maar willen koste wat het kost voor de Arabieren beslissen.” (4)
Tussen 1940 en 1948 lieten de VS slechts 57.000 Europese Joden toe. Nochtans bleek uit onderzoek in 1947 dat 50% van de overlevenden van concentratiekampen liever daarheen wilden dan naar Palestina.(5) De RCP vervolgde: “De heilige afschuw waarmee de geallieerde mogendheden de uitroeiing van de Joden hebben beschouwd, is volkomen hypocriet. Als Stalin de ware belangen van het socialisme had behartigd, zou hij de bereidheid van de USSR hebben bevestigd om vluchtelingen op te nemen die onderdak in Rusland wilden vinden, omdat er een tekort aan arbeidskrachten is. Maar de grenzen van de USSR bleven hermetisch gesloten. Op dezelfde manier waren Groot-Brittannië en Amerika, ondanks hun enorme rijkdom en grondstoffen, niet bereid om het democratische asielrecht te verlenen aan degenen die daarom vroegen. Integendeel, deze landen stellen Palestina voor als een lapmiddel.”
In november 1947 was slechts een derde van de bevolking van historisch Palestina Joods, verspreid over 14% van het toenmalige grondgebied. Het VN-verdelingsplan voorzag dat de Joodse bevolking 55% van het grondgebied zou krijgen. Deze oplossing betekende de gedwongen verplaatsing van honderdduizenden Palestijnen. Dit was de Nakba in 1948, de “catastrofe”: 85% van de Palestijnse dorpen werden ontdaan van hun inwoners. In veel gevallen werden de inwoners doodgeschoten, zelfs nadat het dorp zich had overgegeven. In totaal werden meer dan 700.000 Palestijnen uit hun huizen verdreven.
Tot op de dag van vandaag leven gezinnen in vluchtelingenkampen onder erbarmelijke omstandigheden. Om te overleven moest de Joodse staat extreem gemilitariseerd worden en een instrument van het imperialisme worden. Dit is hoe de misdaad van het antisemitisme leidde tot de misdaad van het zionisme, een misdaad tegen het Palestijnse volk.
Welke strategie voor Palestijnse bevrijding?
Onze marxistische voorgangers verzetten zich 70 jaar geleden tegen de oprichting van de Israëlische staat in Palestina, omdat ze voorspelden dat die de Joden geen veiligheid zou brengen en de Palestijnen leed zou berokkenen. In de aanloop naar de Nakba bracht een reeks stakingen Joodse en Arabische arbeiders samen, met als hoogtepunt een krachtige algemene staking in 1946 waaraan 30.000 Joodse en Arabische arbeiders deelnamen. De stakers riepen slogans als “De eenheid van Joodse en Arabische arbeiders is de weg naar de overwinning.” Dit toonde het potentieel voor de ontwikkeling van klassenstrijd die de nationale spanningen oversteeg.
Het opdelingsplan, de oorlog en de nieuwe situatie die daardoor ontstond, maakten een radicaal einde aan deze stappen richting gezamenlijke strijd. De zionistische en Arabische leiders waren verenigd in hun afschuw van dergelijke eengemaakte strijd die een bedreiging vormde voor hun privileges en gezag.
In de decennia die volgden ontwikkelde zich een Israëlisch nationaal bewustzijn. De overgrote meerderheid van de bevolking is nu in Israël geboren en er is een heersende klasse met een van de machtigste en zwaarst bewapende strijdkrachten ter wereld. Maar daarnaast is er een Israëlische arbeidersklasse van miljoenen mensen, die de potentiële kracht heeft om haar zionistische kapitalistische uitbuiters uit te dagen en aan de kant te schuiven.
De strategie van de Palestijnse organisaties was altijd sterk afhankelijk van de Arabische regimes in de regio. Toen de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) in 1964 werd opgericht, kort na de oprichting van de nationalistische en seculiere Palestijnse Nationale Bevrijdingsorganisatie (Fatah), was dat op initiatief van de Arabische Liga en rond het pan-Arabische project van de Egyptische president Nasser. De organisaties links van Fatah volgden in essentie dezelfde koers en verdedigden geen onafhankelijk klassenstandpunt. Toen in 1967 de Zesdaagse Oorlog uitbrak, waarbij Israël met instemming van de Verenigde Staten Egypte aanviel, was het doel van de Israëlische leiders om deze Arabische eenheid te breken. De Arabische heersende elites waren al sterk verdeeld en het imperialisme had hen zo gemanoeuvreerd dat ze alleen nog maar een retorische veroordeling van Israël deden.
Kort daarna, in 1973, werd ook de Jom Kippoer-oorlog verloren door de Arabische coalitie, waarbij Egypte Israël officieel erkende en een samenwerkingsverband aanging dat tot op de dag van vandaag voortduurt, met name door de sluiting van de grens met de Gazastrook. Dit was het einde van het pan-Arabische project. De autocratische Arabische regimes koppelden hun belangen aan het behoud van een status quo, waarin Israël zijn kolonisatieproject voortzette en zijzelf de Palestijnse zaak negeerden.
De strategie van regionale ‘bondgenoten’ bleef bestaan en gaat tot vandaag door met de alliantie tussen Iran, een sjiitische staat en de soennitische Islamistische Verzetsbeweging – Hamas. Een van de fundamentele doelstellingen achter de Hamas-aanval op 7 oktober was het blokkeren van het normalisatieproces tussen Israël en de Arabische regimes in de regio. Het doet denken aan de PLO-campagne met aanslagen, piraterij en gijzelingen vanaf eind jaren 1960.
Het Israëlische regime kreeg het pas echt moeilijk met de eerste Intifada (1987-1993). Onze Ierse kameraad Peter Hadden, wiens benadering van het nationale vraagstuk was gebaseerd op de ervaring van de ‘troubles’ in Noord-Ierland, merkte in 1988 op: “De massale demonstraties en stakingen schokten de Israëlische staat op een manier die 25 jaar PLO-terrorisme niet had bereikt.” Net als de algemene staking van 1936, miste de massabeweging van 87-93 echter een programma en benadering gericht op het veranderen van het systeem. Dit maakte de weg vrij voor de maskerade van de Oslo-Akkoorden in 1993, toen Fatah de controle in handen nam uit angst voor het ontstaan van een alternatief leiderschap uit de basiscomités die tijdens de Intifada waren opgericht. Het is deze leegte die vandaag moet worden opgevuld.
Vandaag zal massale actie niet in eerste instantie vanuit het door een bommenregen compleet verwoeste Gaza komen. De internationale beweging heeft echter een rol te spelen. Toen het Israëlische regime in 1982 op brutale wijze Libanon binnenviel om de PLO uit Beiroet te verdrijven, wat leidde tot het bloedbad in de vluchtelingenkampen van Sabra en Shatila, oefende internationale protest zodanige druk uit op het VS-imperialisme, dat deze overwoog de wapenleveringen te stoppen.(6) Reagan vertelde de Israëlische regering dat de publieke opinie “tegen ons” was. Het Israëlische regime zal niet luisteren naar de internationale woede, maar het is wel gevoelig voor deze steun van het imperialisme. Het zou de Palestijnse massa’s nieuw leven kunnen inblazen.
Socialisme en het oplossen van nationale conflicten
Op kapitalistische basis bieden één noch twee staten een oplossing voor nationale onderdrukking.
In een context van een kapitalistisch Midden-Oosten betekent een ‘tweestatenoplossing’ dat er een neokoloniale marionettenstaat voor de Palestijnen wordt opgezet. Dat is geen echte nationale onafhankelijkheid en het maakt geen einde aan de fundamentele problemen van de Palestijnse massa’s. Nationale bevrijding kan niet zonder sociale bevrijding.
Palestina is erg klein. Het kan alleen bestaan als onderdeel van een mondiale economische totaliteit. Het doel is het einde van het “Sykes-Picot regime” dat alleen de belangen van het imperialisme dient. Massale strijd van de arbeidersklasse en de armen moet de hele regio hertekenen, met respect voor het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren en de belangen van elke gemeenschap (Arabieren, Amazigh, Koerden, Joden, enz.). Daarom pleiten wij voor de opbouw van een vrijwillige socialistische federatie van het Midden-Oosten, gebaseerd op democratische staatsstructuren die voortkomen uit massamobilisatie, uit democratische strijdcomités, om een einde te maken aan het verraad van nationale en sociale aspiraties door autocratische elites. Dit moet gekoppeld worden aan de collectivisering van de rijkdom en de belangrijkste productiemiddelen van de regio om de ontwikkeling van elk individu en van de samenleving als geheel te garanderen.
Binnen dit kader pleiten we voor de strijd voor twee socialistische Palestijnse en Israëlische staten, met het recht op terugkeer onder degelijke levensomstandigheden voor de miljoenen vluchtelingen die momenteel buiten Palestina wonen. Dit is een noodzakelijke stap om het vertrouwen op te bouwen dat nodig is om verder te gaan in vrijwillige samenwerking. Alleen dan zal vrede in de regio en welvaart voor iedereen mogelijk zijn.