De Eerste Wereldoorlog begon in 1914 en leidde tot een tot dan nooit gezien bloedbad. De verjaardag van de oorlog en de wapenstilstand komt uitgebreid aan bod in de gevestigde media. Doorgaans wordt daarbij niet uitgelegd waarom miljoenen gewone werkende mensen de dood werden ingestuurd in de hel van de loopgraven. Dat was omwille van de zoektocht van het kapitalisme naar winsten, uitbuiting, grondstoffen en markten. Een dossier door Tony Saunois. (verschenen in 2014)
Het werd de ‘Grote Oorlog’ of ‘de oorlog om oorlogen te stoppen’ genoemd. Voor de tien miljoen doden en de meer dan tien miljoen zwaar gewonden was het zeker geen ‘grote’ gebeurtenis. In de strijd werd een van de meest bloedige slachtpartijen uit de geschiedenis geleverd. De onuitsprekelijke ellende en verliezen aan beide kanten worden alleen overtroffen door de omvang van deze gebeurtenissen. In Ieper verloor het Britse leger maar liefst 13.000 manschappen op drie uur tijd en dit om 100 meter vooruit te gaan. In de eerste dag van de Slag van de Somme vielen 60.000 slachtoffers, het grootste verlies dat ooit door het Britse leger werd geleden. En dat ondanks het feit dat de Duitse linies zes dagen lang onder vuur werden genomen met in totaal drie miljoen granaten.
Het totaal aantal doden in de Slag aan de Somme bedroeg 1.100.000 manschappen. Tegen 1918 telden de machten van de Entente (onder leiding van Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland en Italië) 5,4 miljoen doden en 7 miljoen gewonden. Het andere kamp van de Centrale Machten (Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, het Ottomaanse Rijk en Bulgarije) waren goed voor 4 miljoen doden en 8,3 miljoen gewonden. Het grootste deel van deze doden waren jonge dienstplichtigen.
Aangezien we sindsdien nog tal van andere conflicten in de wereld zagen, is het evident dat deze oorlog geen einde maakte aan oorlog. Het conflict op de Balkan in de jaren 1990, het huidige bloedbad in Syrië, Irak en Oekraïne zijn slechts de laatste voorbeelden. In Syrië zijn er 6,5 miljoen interne vluchtelingen en nog eens 3 miljoen mensen die het land ontvlucht zijn. Het menselijke lijden en de bloedvergieten werden keer op keer herhaald sinds deze ‘oorlog om oorlogen te stoppen.’
Het bloedbad tussen 1914 en 1918 heeft wellicht geleid tot de grootste hoeveelheid analyses en commentaren. Volgens een schatting zijn er minstens 25.000 boeken over het onderwerp verschenen. Het was dan ook het eerste echt wereldwijde conflict. Het vormde het einde van een historisch tijdperk en het begin van een nieuw met nieuwe internationale en klassenverhoudingen. In de nasleep van de oorlog vielen grote rijken, sommige zelfs erg snel, terwijl anderen een tragere en minder glorievolle neergang kenden. Het opende de weg voor de VS om de rol van de grootste imperialistische macht ter wereld van Groot-Brittannië over te nemen. Bovendien deed de oorlog dienst als de vroedvrouw van de grootste gebeurtenis uit de menselijke geschiedenis: de Russische revolutie van 1917. De arbeidersklasse nam er het beheer van de samenleving over. Tegelijk was er een revolutionaire golf doorheen Europa.
Het vooruitzicht van een socialistische revolutie in een reeks Europese landen stond op de agenda. In Duitsland 1918/19 moest de keizer ontslag nemen omdat een arbeidersrevolutie het land in zijn greep hield. In Beieren werd een socialistische republiek uitgeroepen en er werden arbeidersraden opgezet in Berlijn en andere steden. In Hongarije werd tussen maart en augustus 1919 een sovjet republiek gevestigd. In Groot-Brittannië waren er massale stakingen en meer dan 50 geregistreerde muiterijen op militaire bases. In 1919 dwong een politiestaking de toenmalige premier David Lloyd George om jarenlang toe te geven: “Het land stond dichter bij het Bolsjewisme dan op gelijk welk ogenblik sindsdien.”
Maar met uitzondering van de Russische revolutie leden deze massabewegingen uiteindelijk een nederlaag door fouten van de leiders van de arbeidersbeweging. De nederlaag van de revoluties in Europa zaaiden de kiemen voor het tweede grote wereldwijde conflict, de oorlog van 1939-1945 waarvan de oorsprong kan gevonden worden in het bloedbad van 1914-18.
De aankomende oorlog in 1914 vormde een beslissende test voor de internationale arbeidersbeweging. Behalve een erg kleine minderheid – waaronder Lenin, Trotski en de Russische revolutionairen ook Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg in Duitsland en een handvol anderen – capituleerde de ene leiding van een machtige arbeiderspartij na de andere. Ze verlieten de internationalistische socialistische anti-oorlogspositie en steunden hun respectieve heersende klassen.
Het is niet verwonderlijk dat deze grote tragedie van de menselijke geschiedenis zoveel commentaar en analyses heeft voortgebracht. Zelfs een eeuw nadat het conflict begon, discussiëren historici als Niall Ferguson en Max Hastings nog steeds over de oorzaken van het conflict met verschillende analyses en conclusies. Alle kapitalistische commentatoren hebben het echter bijzonder moeilijk om de oorlog te rechtvaardigen. De Tweede Wereldoorlog rechtvaardigen ze als een oorlog tegen het fascisme en voor democratie. Maar voor het massale bloedbad van 1914-18 gaat dat niet op.
De strijd voor markten
De directe aanleiding voor het bloedvergieten was de moord op de Oostenrijkse kroonprins Ferdinand in Sarajevo op 28 juni 1914. Maar kon dit echt de oorzaak zijn voor een wereldwijd conflict? De oorlog was geconcentreerd in Europa, maar ook andere delen van de wereld waren erbij betrokken, van Afrika over Azië en Latijns-Amerika tot uiteraard ook de VS. De moord op kroonprins Ferdinand was het excuus om de honden van de oorlog los te laten, maar de echte onderliggende oorzaken voor die oorlog lagen elders. De oorlog barstte los als een massale strijd om economische belangen, markten, politieke macht en prestige.
In de periode voor 1914 was Groot-Brittannië de dominante wereldmacht met een uitgebreid rijk dat 25% van de oppervlakte van de planeet omvatte. De meeste landen waar het over heerste waren al in de eerste helft van de 19de eeuw gekoloniseerd. Het Britse Rijk was een bron van grondstoffen en markten. Maar de Britse economische groei begon te vertragen. Het was een aftakelende macht. Frankrijk, de andere belangrijke Europese grootmacht op dat ogenblik, had een koloniaal rijk dat vooral geconcentreerd was in Afrika en het Midden-Oosten. Het Franse rijk was groot, maar slechts een vijfde van de omvang van het Britse en de industrialisering hinkte ver achterop.
Duitsland was pas in 1871 opgezet en had slechts kolonies met een oppervlakte van een derde van de Franse kolonies. Maar Duitsland kende een snelle industrialisering en economische ontwikkeling. De economie was productiever dan de Britse. Terwijl Groot-Brittannië zes miljoen ton staal produceerde, zat Duitsland al aan 12 miljoen ton. Maar er was een wanhopige nood aan meer kolonies om Duitsland te voorzien van grondstoffen en grotere markten. Dat is de logica van kapitalistische economische ontwikkeling. Het probleem was hoe die markten konden gevonden worden. In Europa was het niet mogelijk om meer grondgebied te vinden en Groot-Brittannië en Frankrijk hadden reeds het leeuwenaandeel van de kolonies onder elkaar verdeeld. In het oosten werd Duitsland geblokkeerd door het Russische rijk van de tsaren en de Brits-Franse belangen in het oosten van Europa.
Deze strijd voor markten lag aan de basis voor de grote brand die in 1914 uitbrak. De ontwikkeling van de productiekrachten – industrie, wetenschap en techniek – had de beperkingen van de natiestaat ontgroeid. Dit had al geleid tot conflicten tussen Groot-Brittannië, Frankrijk, België, Portugal en Duitsland in het zogenaamde ‘gevecht om Afrika’ in de 19de eeuw. Deze concurrentiestrijd leidde tot een verschrikkelijk conflict tussen de belangrijkste imperialistische machten, aangezien ze allen probeerden om grotere markten te veroveren en deze te beschermen tegen opkomende machten. Als er geen nieuwe markten kunnen gevonden worden, gaat het kapitalisme over tot vernietiging van waarde om het productieproces opnieuw op te starten. De prijs hiervoor werd betaald door de arbeidersklassen van alle landen die in de machtsstrijd betrokken waren.
Sommigen stelden dat deze tegenstellingen van het kapitalisme waren overwonnen toen het, net zoals vandaag, leek dat er een grote globalisering van de wereldeconomie was. In de vier decennia na de Frans-Duitse oorlog van 1870-71 was er een periode van substantiële economische groei en expansie. De wereldeconomie was sterker verweven geraakt. Tussen 1870 en 1914 was er een significante en tot dan nooit geziene economische globalisering en integratie. Dit alles vertoonde gelijkenissen met de situatie van de afgelopen periode, zeker na de ineenstorting van de voormalige stalinistische dictaturen in Rusland en Oost-Europa.
De globalisering van de afgelopen decennia is verder gegaan dan ooit tevoren. Maar diegenen die ontkennen dat er een gelijkaardige ontwikkeling was voor de Eerste Wereldoorlog vergissen zich. Zoals vandaag betekende dit in 1914 niet dat de natiestaat of de nationale belangen van de heersende klassen voorbijgestreefd waren, of slechts een decorstuk uit een vorige historische periode van het kapitalisme vormden. De oorlog van 1914-18 toonde dit aan. Ondanks een geïntegreerde wereldwijde economie hadden de heersende klassen van de verschillende landen, toen net zoals nu, eigen historische, economische, politieke, militaire en strategische belangen. Recente imperialistische interventies en lokale of regionale militaire conflicten hebben ook aangegeven hoe sterk elke heersende klasse optreedt om de eigen specifieke economische, politieke en strategische belangen te verdedigen.
Dreigende ramp
Bovenop de onderliggende oorzaken van de ‘grote oorlog’ – de strijd om kolonies en markten – waren er andere historische factoren die een belangrijke rol speelden in de verdediging van de belangen van de heersende klassen van Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland. De Frans-Duitse oorlog van 1870/71 leidde tot de vestiging van een verenigd Duitsland en opende de weg voor een snelle economische ontwikkeling en expansie. Frankrijk was verzwakt. Het resultaat van dit conflict liet een erfenis na die in 1914 werd opgepikt. Karl Marx merkte dit reeds op tijdens de Frans-Duitse oorlog. De gevolgen van de veranderde krachtsverhoudingen zouden volgens hem leiden tot een oorlog tussen Duitsland en Rusland. In dezelfde brief stelde hij dat deze oorlog de rol zou spelen van “de vroedvrouw van de onvermijdelijke sociale revolutie in Rusland”. (Brief aan Friedrich Sorge, 1 september 1870). Er zou nog heel wat tijd overgaan, maar een van de gevolgen van de oorlog van 1870/71 die door Marx was voorzien, werd uiteindelijk gerealiseerd.
Een verzwakt Frankrijk verloor een deel van het grondgebied, Elzas-Lotharingen, en moest zware oorlogsherstellingen aan Duitsland betalen. Frankrijk bevond zich niet in een positie om Duitsland in 1914 militair de baas te kunnen, met slechts de helft zoveel inwoners en een veel zwakker leger. De crisis van Tanger in 1905 en de crisis van Agadir in 1911 wezen beiden op een conflict met Duitsland aangezien dit een verdere koloniale uitbreiding van Frankrijk tegenhield.
Het uitbreken van de Balkanoorlog in 1912 was een cruciale stap naar de Eerste Wereldoorlog. Op dat ogenblik groeide het gevoel dat een oorlog doorheen Europa dreigde. Op 8 december 1912 riep de Duitse keizer Willem II de keizerlijke oorlogsraad bijeen in Berlijn. De meeste aanwezigen waren het ermee eens dat oorlog onvermijdelijk was, maar het werd uitgesteld om een versterking van de Duitse zeemacht mogelijk te maken. Op de raad werd niets beslist, maar het was duidelijk dat een oorlog werd voorbereid. Van het einde van de 19de eeuw tot in 1914 was er een enorme wapenwedloop bij alle Europese machten.
Dat was ook duidelijk voor de internationale arbeidersbeweging . In november 1912 kwamen meer dan 500 afgevaardigden van de Tweede (‘Socialistische’) Internationale samen in Bazel. Ze stemden in met een resolutie tegen de Balkanoorlog, tegen de oorlogsdreiging in Europa en voor internationale arbeidersstrijd. Schandalig genoeg zouden de sociaaldemocratische leiders nadien een voor een capituleren en hun eigen kapitalistische klassen in het conflict ondersteunen.
Het ineenstortende Oostenrijk-Hongaarse rijk moest wel optreden tegen de Servische pogingen tot uitbreiding in de Balkan, aangezien dit het rijk verder zou verzwakken. Het uitbreken van de Balkanoorlog in 1912 was een cruciaal element in het conflict. Het tsaristische Rusland steunde Servië om de eigen belangen in de regio te versterken. Duitsland moest Oostenrijk wel ondersteunen. Toen Rusland een volledige militaire mobilisatie afkondigde als antwoord op de Oostenrijks-Hongaarse oorlogsverklaring tegen Servië op 28 juli 1914, antwoordde Duitsland door Rusland en Frankrijk de oorlog te verklaren (1-3 augustus 1914). Toen Duitsland België binnenviel om naar Frankrijk te marcheren, verklaarde Groot-Brittannië Duitsland de oorlog.
De oorlog breekt uit
Het economisch expansionisme was dominant in de 40 jaar in de aanloop naar de oorlog. In 1913 waren er stakingen en acties in alle grote landen aangezien de arbeiders hun deel van de economische groei en expansie opeisten. De Duitse arbeiderspartij SPD had in de verkiezingen van 1912 een grote winst geboekt. Tegelijk kwam er in 1913 abrupte verandering met het begin van een economische crisis. De heersende klassen waren bezorgd dat de klassenstrijd zich verder zou ontwikkelen. De dreiging van oorlog werd in alle landen gebruikt om dat te doorkruisen.
De nationalistische propaganda langs de verschillende kanten moest onvermijdelijk leiden tot een enorme patriottische golf aan het begin van de oorlog. Alle regeringen beweerden, zoals steeds het geval is, dat de oorlog rechtvaardig was en snel voorbij zou zijn. In Duitsland was de slogan ‘terug thuis voor het vallen van de bladeren’. In Groot-Brittannië was het: ‘alles is voorbij tegen kerstmis’. Achter de schermen maakten de heersende klassen een realistischer inschatting van de situatie. Sir Edward Grey, de Britse minister van Buitenlandse Zaken, verklaarde: “De lichten gaan in heel Europa uit en we zullen ze niet tijdens ons leven terug zien aangaan.”
In de meeste landen waren er protestacties tegen de oorlog. In Duitsland waren er honderdduizenden deelnemers aan vredesacties. Heel wat gewetensbezwaarden hielden vast aan hun verzet. Maar de dominante sfeer bij het begin van de oorlog was er een van patriottisme. De sfeer tegenover de gewetensbezwaarden was in 1914-18 wel opmerkelijk anders dan in 1939-45. Die laatste oorlog werd voorgesteld als een ‘oorlog tegen het fascisme’ waarbij gewetensbezwaarden als lafaards werden gezien die niet bereid waren om ten strijd te trekken op een ogenblik dat de vijand voor de deur stond. In de Eerste Wereldoorlog was dat niet het geval.
De historicus Niall Ferguson stelde recent dat Groot-Brittannië beter uit de oorlog was gebleven. Hij stelde dat dit Duitsland zou toegelaten hebben om Europa te domineren. Groot-Brittannië zou, volgens Ferguson, vervolgens in een sterkere positie gestaan hebben om de eigen belangen te verdedigen omdat het niet zoveel middelen aan de oorlog had verspild. Zoals bij alle machten had de oorlog van het Britse imperialisme effectief een hoge prijs geëist. Tot 1916 hadden de Britten het grootste deel van de oorlogskosten van de Entente voor hun rekening genomen, zo werden alle kosten van Italië betaald en ook twee derden van de Franse en Russische oorlogskosten. De goudreserves, koloniale investeringen en private kredieten raakten op. Groot-Brittannië moest 4 miljard dollar van de VS lenen. Volgens een schatting hadden Groot-Brittannië en het Britse Rijk 47 miljard dollar aan de oorlog besteed, in Duitsland ging het om 45 miljard dollar.
Maar hoe had het Britse imperialisme aan de zijlijn kunnen staan in het conflict om de belangrijkste rivaal toe te laten om een sterkere positie in te nemen en het eigen rijk uit te breiden? Een overwinning voor het Duitse imperialisme had deze in een veel betere positie, zowel economisch, politiek als strategisch, geplaatst in verhouding tot de Britse imperialistische belangen. Bovendien kent een oorlog een eigen momentum en logica, waarbij het prestige van de kapitalisten en imperialistische heersers op het spel staat. In het beste geval was een uitstel van het conflict tussen het Britse en Duitse imperialisme mogelijk geweest. De abstracte stelling van Ferguson staat los van de realiteit van de belangen van de heersende kapitalistische klassen als deze geconfronteerd worden met de dynamiek van dergelijke conflicten. Andere historici zoals Max Hastings maken een meer realistische inschatting als ze stellen dat de oorlog niet te vermijden was. Dat is op zich overigens een vernietigende veroordeling van het kapitalistische systeem dat Hastings nochtans verdedigt.
Revolutionaire golf
De patriottische golf leidde tot een massale oppositie eens de realiteit van de loopgraven werd ervaren door miljoenen soldaten langs beide kanten van het conflict. De soldaten verbroederden met kerstmis 1914 waarbij ze voetbalwedstrijden hielden. De Russische revolutie van 1917 was de eerste beslissende breuk terwijl het bloedvergieten maar doorging. Toen de Bolsjewieken aan de macht kwamen, werd de oorlog aan het oostelijk front beëindigd en dit had meteen een grote impact op het verzet tegen de oorlog langs beide kanten. Na de revolutie waren er massale stakingen in Duitsland in 1918.
Samen met wat inmiddels een totaal nutteloze slachtpartij leek, had dit een beslissende impact in het veranderen van het beeld van miljoenen mensen, in het bijzonder de soldaten en mariniers. Er waren muiterijen in de Franse en Britse legers. In Frankrijk werden de troepen aan het westelijke front gevraagd om een rampzalige tweede Slag van de Aisne te starten in het noorden van Frankrijk. Er werd een beslissende strijd om de oorlog op 48 uur te beëindigen beloofd. De aanval mislukte en de sfeer onder de troepen keerde snel. Bijna de helft van de Franse infanterie divisies aan het westelijke front revolteerden naar het voorbeeld van de Russische revolutie. Maar liefst 3.400 soldaten moesten voor het krijgsgerecht verschijnen.
In augustus 1917 was er een muiterij op het Duitse oorlogsschip Prinzregent Luitpold, in de noordelijke zeehaven van Wilhemshaven. Vierhonderd mariniers gingen aan wal en sloten aan bij een protestactie waar het einde van de oorlog werd geëist. Op 3 november 1918 was er een muiterij op de vloot in Kiel waar de rode vlag wapperde. Deze muiterij kreeg navolging met een revolutionaire golf doorheen Duitsland. Het Britse dagblad The Independent publiceerde recent een brief van een jonge Duitse marinier, Albin Kobis, aan zijn ouders: “Ik ben vandaag, op 11 september 1917, ter dood veroordeeld. Alleen ikzelf en nog een kameraad, de anderen kwamen er vanaf met 15 jaar celstraf. Ik wordt geofferd omdat ik vrede wil, anderen zullen volgen. Ik vind het niet leuk om zo jong te sterven, maar ik zal sterven terwijl de Duitse militaristische staat wordt vervloekt.”
Deze gebeurtenissen en vooral de Russische revolutie waren beslissend in het stoppen van de inmiddels gehate oorlog. Het einde van de oorlog ging gepaard met een revolutionaire golf die de heersende klassen de schrik om het lijf joeg. Met uitzondering van Rusland leidden deze massale bewegingen er echter niet toe dat de arbeidersklasse de macht greep en behield.
Het einde van de oorlog leidde tot een nieuwe wereldsituatie waarbij de machtsverhoudingen tussen de imperialistische machten gewijzigd waren. De triomf van de Bolsjewieken in Rusland vormde een totaal nieuwe factor voor de kapitalistische klassen. Duitsland moest door het Verdrag van Versailles enorme herstelbetalingen aflossen na de nederlaag, het ging destijds om 20 miljard mark. Dit had een vernietigend effect op de economie. De laatste afbetaling werd pas in 2010 gedaan, 92 jaar na het einde van de oorlog. Het mislukken van de Duitse revolutie en de verkeerde politiek van de Duitse arbeiderspartijen bereidde de weg voor de overwinning van de fascisten van Hitler in 1933 voor, wat opnieuw zou leiden tot oorlog in 1939. De gevolgen van de Eerste Wereldoorlog versnelden de neergang van het Britse imperialisme, wat de weg opende voor de VS in de jaren 1920 en daarna om de dominante imperialistische macht te worden.
Het falen van de socialistische revolutie in Duitsland en de rest van Europa zorgde er voor dat het revolutionaire Rusland geïsoleerd bleef. Dat zou uiteindelijk leiden tot de degeneratie van de Russische revolutie en de opkomst van een bureaucratisch stalinistisch regime in de voormalige Sovjetunie. Dat was een monsterlijke karikatuur van socialisme, maar het zorgde er samen met het bestaan van gelijkaardige regimes in Oost-Europa wel voor dat de belangrijkste imperialistische machten in toom werden gehouden. Ze waren aan elkaar vastgeplakt en waren grotendeels in staat om verschillen naar de achtergrond te verdrijven tegenover de gezamenlijke vijand in de vorm van een alternatief sociaal systeem op het kapitalisme op basis van een genationaliseerde geplande economie. Dit alles gebeurde ondanks de ondemocratische, bureaucratische en autoritaire methoden in het Oostblok.
Nieuwe oorlogen
De ineenstorting van deze regimes en de herinvoering van het kapitalisme hebben de oude en nieuwe spanningen tussen de kapitalistische machten opnieuw op de voorgrond geplaatst. De globalisering van de wereldeconomie, nu op een niveau dat nooit gezien is, ook niet in 1870-1914, heeft eens te meer duidelijk gemaakt hoe de productiekrachten onder het kapitalisme het bestaan van de natiestaten zijn ontgroeid. Maar de recente conflicten tussen de wereldmachten geven aan dat de natiestaat niet is verdwenen, de verschillende heersende klassen proberen de eigen economische, politieke, militaire en strategische belangen te verdedigen. De groeiende spanningen tussen de VS en China in Azië, de crisis in de Europese Unie, de conflicten in de Balkan in de jaren 1990 of de huidige confrontatie tussen Oekraïne en Rusland zijn allemaal uitdrukkingen van de strijd tussen de verschillende imperialistische en kapitalistische machten. Aan de oorsprong hiervan ligt telkens de strijd voor nieuwe invloedssferen en markten, net zoals dit met de oorlog van 1914-18 het geval was.
Velen vragen zich af of dit betekent dat een nieuwe wereldoorlog mogelijk is. De VS blijft dan wel dominant, maar het is een aftakelende macht net zoals Groot-Brittannië dit op het begin van de 20ste eeuw was. Maar dan nog blijft het de grootste wereldmacht met een grote voorsprong op China en Japan. De andere opkomende machten van Rusland, India en Brazilië lopen ver achter, zelfs indien ze hun invloed in de regio willen uitbreiden. De verzwakte positie van het VS-imperialisme bleek recent nog erg duidelijk toen het niet in staat was om direct tussen te komen in Syrië of in het Russisch-Oekraïense conflict. De rampzalige gevolgen van de invasie in Irak in 2003 hebben dergelijke militaire interventies moeilijker.
Recente gebeurtenissen hebben aangetoond dat het vooruitzicht van regionale conflicten en oorlogen zich blijft stellen in dit tijdperk van hernieuwde kapitalistische crisis en de strijd voor beperkte markten en middelen. De verhoudingen van sociale en klassenkrachten zorgen er op korte termijn voor dat een wereldoorlog niet aan de orde van de dag is. De gevolgen van zo’n conflict zouden met het bestaan van kernwapens neerkomen op een totale vernietiging. Bovendien vrezen de heersende klassen voor de sociale onrust en revoluties die zouden ontstaan en die de heersers van het imperialisme en het kapitalisme omver zouden stoten.
De horror van oorlog, ellende en menselijk lijden bij de rampen in Syrië, Irak, Rusland/Oekraïne en elders tonen de bloedige en brutale gevolgen van het kapitalisme vandaag. Als het kapitalisme en imperialisme blijven bestaan, zullen er nog ergere conflicten losbarsten in de toekomst. De lessen van het bloedvergieten tussen 1914-18 moeten door een nieuwe generatie van jongeren en werkenden getrokken worden. De nood aan massale en onafhankelijke arbeiderspartijen die opkomen voor een internationalistisch socialistisch alternatief op het kapitalisme en die het patriottische nationalisme van de heersende klassen bestrijden, is even relevant als in 1914 indien we toekomstige bloedbaden willen vermijden. Enkel een socialistische wereld gebaseerd op de democratische planning van de economie kan een alternatief bieden op de strijd voor markten en economische belangen die onvermijdelijk is binnen het moderne kapitalisme en tot conflicten blijft leiden.