Vrijdag 8 mei was het 75 jaar geleden dat de Tweede Wereldoorlog in Europa eindigde. In het midden van de Covid-19 lockdown doet het establishment een beroep op de ‘Blitzgeest’ en het gevoel dat we er allemaal samen in zitten tegen een gemeenschappelijke vijand. Deze oproepen zijn nu net zo leeg als ze waren te midden van de verschrikkingen van het fascisme en de oorlog.

Artikel door Paddy Meehan, Socialist Party (ISA in Noord-Ierland)

Meer dan 70 miljoen mensen zouden in de Tweede Wereldoorlog het leven verliezen – waaronder 6 miljoen joden, 4,7 miljoen Polen en 4 miljoen socialisten, homoseksuelen, zigeuners en andere ‘ongewensten’ die hun einde vonden in de nazi-uitroeiingskampen.

Namen als Auschwitz-Birkenau, Bergen-Belsen en het getto van Warschau zouden in het volksbewustzijn worden ingeprent als de verschrikkingen van het fascisme die nooit meer mogen gebeuren. Toch zullen velen zich afvragen waarom zo’n conflict zo kort na de afslachting van de Eerste Wereldoorlog kon plaatsvinden.

De Eerste Wereldoorlog eindigde met een revolutionaire golf

De Eerste Wereldoorlog was het eerste militaire conflict op industriële schaal, met bloedige slachtpartijen op het westelijke en oostelijke front. Het was ook het eerste grote conflict van imperialistische, kapitalistische machten over de controle van de wereldmarkten. De oorlog kwam tot een patstelling toen arbeiders, soldaten en zeelieden in opstand kwamen, eerst in de Russische revoluties en later in Duitsland. Deze revoluties maakten een einde aan de oorlog, maar behalve in Rusland bleef het kapitalisme bestaan.

Het Duitse kapitalisme werd verslagen en onderworpen aan aanzienlijke herstelbetalingen en annexaties. Groot-Brittannië en Frankrijk hielden hun imperia intact, maar zaten zwaar in de schulden bij de opkomende macht van de VS, dan nog niet de dominante kapitalistische macht in de wereld die ze zou worden. Het precedent van de Oktoberrevolutie en de oprichting van de eerste arbeidersstaat ter wereld in Rusland betekende dat de zogenaamde wapenstilstand slechts een verschuiving was van het conflict van West-Europa naar de Russische burgeroorlog, de onderdrukking van revolutionaire bewegingen in eigen land en het brutale behoud van koloniën over de hele wereld.

Alle kwesties van het imperialistische conflict, de strijd om de controle en de toegang tot markten en koloniën ten behoeve van de nationale kapitalistische klassen, zouden ongetwijfeld weer op de voorgrond treden. Met de wereldwijde dreiging van een groeiend verzet tegen het kapitalistische systeem in de vorm van aanzienlijke stakingen en opstanden – van Minneapolis tot Glasgow, Berlijn en Sjanghai – kreeg het kapitalisme te maken met zijn eigen concurrerende nationale elites en een zeer reële dreiging van een steeds meer georganiseerde en geradicaliseerde arbeidersklasse.

Elk vermogen van het kapitalisme om een uitweg te bieden werd op het hoogtepunt van de jaren dertig van de vorige eeuw, toen de wereldeconomie na de crash van 1929 in een depressie dook, volledig vernietigd. De strijd van de kapitalisten om hun winsten en de controle over de grondstoffen en werkplekken te behouden, leidde tot een toename van de armoede en de ellende van de arbeiders. De laatste reddingsboei voor het systeem was een toevlucht nemen tot de fascistische dictatuur in Duitsland en Italië, met het verpletteren van het georganiseerde verzet van de arbeidersklasse tegen hun beleid.

De opkomst van het fascisme en het antwoord van het kapitalisme

De herdenkingen in Groot-Brittannië hebben de oorlogsinspanning voorgesteld als een nationale campagne waarin alle klassen betrokken waren om Hitler en het fascisme te verslaan. De reactie van de Britse heersende klasse op het fascisme was echter in het beste geval een beperkte oppositie met het oog op de verdediging van de eigen keizerlijke bezittingen en in het slechtste geval een actieve sympathie voor de doelstellingen van het fascisme om de oppositie te breken en de weg vrij te maken voor het kapitalisme om enorme winsten te maken. Koning Edward VIII had na de bezetting van Frankrijk in 1940 zo’n nauwe band met de nazi’s dat hij de bezettingsmacht kon vragen om bewakers voor zijn Franse huizen te plaatsen.

Het antwoord van de Britse heersende klasse op het fascisme in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw was er één van aanvaarding. Ze stond positief tegenover de opkomst van Mussolini in Italië. Tijdens een bezoek aan het land in 1927 zei Churchill: “Als ik een Italiaan was geweest, had ik vast en zeker vanaf het begin bij u moeten zijn om deel te nemen aan de triomfantelijke strijd tegen de beestachtige lusten en hartstochten van het Leninisme.”

Ditzelfde sentiment verklaart waarom de Britse heersende klasse tijdens de Spaanse Burgeroorlog werkeloos toekeken. Toen de oorlog ten einde liep, liet Churchill plannen maken om het nazi-regime eenvoudigweg te onthoofden, maar grotendeels intact te houden, en een nieuw offensief te beginnen tegen de Sovjet-Unie, omwille van het alternatieve economische en sociale systeem, zelfs indien het sterk ontaard was.

Deze plannen waren echter niet haalbaar, niet alleen om militaire redenen, maar ook vanwege het verzet dat zou volgen onder arbeiders in de hele wereld.

Omarming van het fascisme

De logica van de aanvaarding kwam voort uit het idee dat het belangrijkste gevaar voor de Britse kapitalistische belangen niet het fascisme was, maar de dreiging van revolutie en de potentiële rol die de Sovjet-Unie zou kunnen spelen in een alternatief voor het kapitalisme. Het verval van het Britse imperium betekende dat elk conflict in Europa het vermogen om die heerschappij te controleren zou verzwakken en de positie van het Amerikaanse kapitalisme op internationaal niveau zou versterken. Toen er een harde antisocialistische sterke man kwam met de ambitie om de Duitse macht in Midden-Europa en de Balkan te verspreiden, zag het Britse kapitalisme een kans om als bemiddelaar op te treden in de discussie rond de Duitse herbewapening en annexaties. De nazi-bezetting van Oostenrijk en Tsjecho-Slowakije werd toegestaan in ruil voor een toezegging om de Britse imperialistische belangen niet te verstoren.

De Duitse kapitalisten waren al in het reine gekomen met de noodzaak van een dictator. In de jaren twintig van de vorige eeuw waren er in Duitsland niet één, maar vele revolutionaire omwentelingen en in de jaren dertig van de vorige eeuw bleef er ondanks de capitulatie van de leiders van de reformistische SPD een sterke arbeidersbeweging bestaan. De groei van een belangrijke Duitse Communistische Partij – zij het gebonden aan de zelfzuchtige zigzaggen van de Sovjet-bureaucratie – zorgde ervoor dat het Duitse kapitalisme de steun zocht van een groeiende beweging van de geruïneerde middenklasse, die zich steeds meer consolideerde rond de nazi-partij en Hitler zelf. Een minderheid van de Duitse zakenwereld – zoals Thyssen, Bosch en Thiele – steunde de nazi’s al vroeg actief en financieel. Door de crisis als gevolg van de kapitalistische crash en de groeiende strijdlust van de Duitse arbeiders begonnen deze eerste aanhangers Hitler en het nazi-leiderschap als een potentieel alternatief te introduceren bij bredere delen van het Duitse kapitalisme en de staat.

Duitse arbeiders hadden Hitler kunnen tegenhouden

Het was in dit stadium dat Hitler en de nazi’s gestopt hadden kunnen worden. De Duitse arbeidersklasse behield nog steeds enorme organisaties en macht, ondanks de politieke zwakte van hun leiders. Een eensgezinde aanpak die de werkelijke gevaren van het fascisme erkende, zoals Trotski stelde, had het systeem ten val kunnen brengen en kunnen voorkomen dat het bedreigde Duitse kapitalisme zich tot het fascisme zou wenden om deze arbeidersorganisaties te verpletteren.

Uiteindelijk heeft het gefaalde beleid van de SPD-leiding die op de Duitse staat vertrouwde, en het sektarische  standpunt van de door Stalin geïnspireerde lijn van de Duitse Communistische Partij, het fascistisch gevaar onderschat. Door dit falen van het leiderschap werd de enige kracht die de gruwel kon stoppen, met name de georganiseerde en actieve arbeidersklasse, verpletterd in de nazistische machtsconsolidatie.

Spaanse burgeroorlog

In plaats van het fascisme te stoppen, is de drang naar een nieuw wereldwijd conflict in de jaren dertig van de vorige eeuw in een stroomversnelling geraakt. De Spaanse Burgeroorlog, die als een verre voorloper van de wereldoorlog fungeerde, maakte dat Duitsland en Italië opnieuw bewapend werden en hun moorddadige beleid konden uittesten terwijl ze Franco ondersteunden. Er was de passieve opstelling van de Britse, Franse en Amerikaanse overheden die – bang voor de ontwikkeling van de socialistische krachten in West-Europa – officieel niet ingrepen om het fascisme tegen te houden, maar het in werkelijkheid passief accepteerden. De interventie van Stalin was opzettelijk ontoereikend om zijn terughoudende toekomstige bondgenoten in Groot-Brittannië en de VS niet voor de borst te stoten. En zo werden de Spaanse revolutie en de Spaanse arbeidersklasse en boeren opgeofferd.

Deze gebeurtenissen zouden ook een andere kant van de komende wereldoorlog laten zien. Tienduizenden mannen en vrouwen uit de hele wereld trokken naar de Spaanse Republiek om deze te verdedigen. Hun acties zouden weerklank vinden in de verzetsbewegingen die zich ontwikkelden in het bezette Frankrijk, Italië, Polen, Griekenland, de Balkan, Vietnam en China, waarbij socialistische en communistische arbeiders en jongeren een prominente rol speelden. Miljoenen arbeiders over de hele wereld zagen de noodzaak om het fascisme te verslaan door te vechten en bij te dragen aan de oorlogsinspanning, ondanks verwoestende offers.

Dit offer was heel anders dan dat van de heersende elites. In Groot-Brittannië zou Churchill de verdediging van West-Europa op zich nemen en een oorlog voeren die gericht is op de verdediging van het Britse Rijk. Als voorstander van het uitstellen van de geallieerde invasie van West-Europa zou hij de voorkeur geven aan een rampzalige zware bombardementencampagne die steeds willekeuriger werd. Stalin drong aanvankelijk aan op westerse allianties tegen Hitler, maar vond daar geen steun voor. Hij gooide het roer om en sloot een akkoord met Hitler in het Molotov-Ribbentrop-pact. Dit werd niet gebruikt om tijd te winnen om zich voor te bereiden op de onvermijdelijke invasie. Stalin geloofde Hitlers garanties en nam deel aan de brutale overname van Polen, terwijl hij de basis van het Rode Leger en de arbeiders verzwakte door zuiveringen en een gebrek aan voorbereiding.

Hitlers opmars en het Sovjet verzet

Hitler en de Asmogendheden zouden een bliksemoorlog beginnen waarbij Mantsjoerije, België, Nederland, Frankrijk en belangrijke delen van de Balkan werden veroverd. Hitler richtte vervolgens zijn aandacht op de Sovjet-Unie en in juni 1941 zette hij de grootste invasie in de geschiedenis van de mensheid in. De wreedheid van de nazi-invasie in Oost-Europa en de Sovjet-Unie zou de hele Sovjet bevolking duidelijk maken dat dit een vernietigingsoorlog zou worden.

De stalinistische bureaucratie was geschokt en onvoorbereid. Ze zag de noodzaak in van een versoepeling van de controle om zichzelf te redden. Aspecten van de zuiveringen zouden worden versoepeld en met name in het Rode Leger zou een vrijere hand worden gegeven om de verdediging van de Sovjet-Unie voor te bereiden. Dit ging gepaard met een poging om het conflict te de-politiseren: het conflict werd voorgesteld als een “Grote Patriottische Oorlog”, zonder oproepen te doen aan de Duitse arbeiders en dienstplichtigen, en er was de herinvoering van militaire rangen in de top van het leger. Na de eerste verpletterende nederlagen van het eerste deel van de invasie, zouden de heldhaftige offers (meer dan 27 miljoen Sovjetsoldaten en burgers kwamen om) en ongeëvenaarde oorlogsinspanningen (de T-34-tank was de meest geproduceerde tank van de oorlog) de nazi’s terug naar Berlijn duwen en leiden tot de bezetting van Oost-Europa en Oost-Duitsland door het Rode Leger.

Blitzgeest?

Een mythe die bewust werd gebruikt, is dat iedereen ‘in hetzelfde schuitje’ zat inzake de oorlogsinspanning. Net als vandaag was de realiteit heel anders. In het Londense East End moesten de arbeidersgemeenschappen vechten voor ondergrondse schuilkelders. Ondanks de wensen van de vakbondsleiders en zelfs van de verlamde communistische partij, konden ze de arbeiders niet tegenhouden om hun belangen te verdedigen.

In 1944 gingen in Belfast arbeiders in de machinebouw in staking rond de eis van een hoger loon. Toen de ene fabriek na de andere plat ging, ontwikkelde dit zich tot een algemene staking van de machinebouwindustrie. Eind maart waren meer dan 20.000 arbeiders in actie. Ook in 1942 ontstond in Shorts een staking tegen pogingen om twee vakbondskaderleden te ontslaan. Bij beide gelegenheden kwam het initiatief van de vakbond, waarbij zowel de organisatie als de coördinatie van de actie werd uitgevoerd door sterke vakbondsdelegaties.

Naoorlogse opdeling van de wereld

Op de conferenties van Jalta en Potsdam kwamen de grote imperialistische mogendheden – Amerika en Groot-Brittannië – samen met de stalinistische Sovjet-Unie om de wereld in ‘invloedssferen’ te hakken. Dit was belangrijk om de verzetsbeweging tegen de nazi-bezetting te doorbreken, die de vraag stelde of de arbeiders de leiding van de samenleving op zich moesten nemen. Met name in Griekenland, Frankrijk en Italië braken bewegingen uit. De conferenties consolideerden de dominante positie van Amerika als de grote macht in de kapitalistische wereld ten koste van de oude mogendheden, Groot-Brittannië in het bijzonder. De kapitalisten konden hun systeem alleen handhaven op basis van massale toegevingen aan de arbeiders, ook in Groot-Brittannië, waar de arbeiders de oprichting van de gezondheidsdienst NHS en de nationalisering van de economische sectoren bekwamen.

Lessen voor vandaag

De periode zit vol met lessen voor vandaag, uiteraard onder meer over het gevaar dat zich stelt als de arbeidersbeweging pogingen van fascisten om zich te organiseren niet beantwoordt. De periode na de oorlog was een periode waarin de arbeiders massale overwinningen wisten te behalen, die we vandaag nog steeds moeten verdedigen tegen degenen die deze overwinningen proberen te vernietigen.

Cruciaal voor socialisten was dat niet Churchill of Stalin de sleutel vormden tot het verslaan van het fascisme, maar de heldhaftige inspanningen van de gewone arbeidersklasse. Noch toen, noch nu zitten we ‘allemaal in hetzelfde schuitje’. Er waren sterke verschillen tussen de belangen en de houding van de kapitalistische elite en die van de arbeiders.

De nederlaag van het fascisme was gebaseerd op opofferingen en solidariteit van de werkende klasse. De arbeiders hebben de mensheid gered van enkele van de meest wrede dictaturen ooit. Ze hebben de loop van de geschiedenis veranderd, en dat kunnen ze weer doen.