Hoe sociale verandering bekomen?
Het marxisme is de wetenschap van hoe mensen noodzakelijk hun bestaan produceren en daarvoor economische relaties aangaan als basis voor alle vormen van menselijk samenleven. Eens er een groot en permanent surplus ontstaat boven de onmiddellijke behoeften, kan een heersende klasse ontstaan die met behulp van een staatsapparaat de uitbuiting in stand houdt.
Artikel door Peter Delsing – Linkse Socialistische Partij in België
De heersende eigendomsverhoudingen bepalen in grote mate welke politieke, juridische en andere ideologisch geladen ideeën – over gender- en familierelaties, moraliteit … – dominant zijn. Zolang de heersende klasse erin slaagt om de productiekrachten te ontwikkelen, kan de heersende klasse zich voordoen als de ‘leider van de natie’. Het kapitalisme kon zichzelf sinds de Eerste Wereldoorlog enkel een nieuwe levenslijn toewerpen op basis van een massale vernietiging van productiekrachten. De overproductiecrisis van de jaren 1930 legde de basis voor het fascisme, het diskrediet van de traditionele burgerlijke partijen en revolutionaire bewegingen zoals in Spanje.
Door de nederlaag van revolutionaire krachten na de Eerste Wereldoorlog, met uitzondering van de sovjets in Rusland, stortte het fascisme de wereld in een Tweede Wereldoorlog. De overproductiecrisis werd met de brutale middelen eigen aan het kapitalisme omgezet – op de botten van miljoenen werkenden en jongeren en ten koste van genocide en enorm lijden – in een nieuwe, tijdelijke opportuniteit voor groei, invoering van nieuwe technologieën en investeringen van 1950 tot 1973.
Kenmerkend voor de periode tot de eerste fase van de neoliberale politiek en ongeveer tot aan de val van het stalinisme eind jaren 1980 was het bestaan van brede actieve partijen van de werkende klasse. In de 19e eeuw hadden zich massale sociaaldemocratische partijen gevormd. In woorden waren ze bij hun geboorte dikwijls door het marxisme beïnvloed. In de praktijk groeide er een kloof tussen het streven naar hervormingen – kortere werkdag, stemrecht, betere lonen en condities … – en het programma van revolutionaire verandering. Eigendom verwerven over de productie met de werkende klasse en de vestiging van haar politieke heerschappij verdwenen als streefdoelen uit het blikveld. Na het verraad van de sociaaldemocratische Tweede Internationale in 1914 – door steun aan de oorlogsplannen van de eigen burgerij – bood de Russische revolutie opnieuw hoop in 1917.
Kaderpartij en revolutionaire massapartij
De Russische revolutionair Lenin karakteriseerde de sociaaldemocratie als burgerlijke arbeiderspartijen. Pro-kapitalistisch aan de top maar met een basis van werkenden en jongeren. Revolutionaire socialisten dienden zich te oriënteren op deze brede lagen, bijvoorbeeld door op te roepen voor een arbeidersregering met een echt socialistisch programma, maar zonder de eigen politieke vlag van het marxisme te laten zakken. Na de Russische revolutie in 1917 ontstond de Derde Internationale met jonge communistische partijen.
Lenin schetste in werken als “Wat te doen?” (1902) het beeld van een revolutionaire kaderpartij. Een partij die niet probeerde om de hele werkende klasse meteen te omvatten, maar haar meest strijdbare delen. Door in voortdurende wisselwerking met bewegingen hun ideeën en programma te verfijnen, werden de bolsjevieken in 1917 een revolutionaire massapartij. Het lidmaatschap vertienvoudigde in revolutionaire omstandigheden naar een partij van enkele honderdduizenden. Het ging om een nieuw fenomeen. Een revolutionaire massapartij stevig geworteld in de bedrijven, wijken, scholen, universiteiten … die de energie van de massa’s op een machtsovername kon richten.
Niet – zoals burgerlijke fabeltjes het stellen – om de alleenheerschappij van ‘de partij’ te vestigen. Het doel was om de macht over te dragen aan de sovjets: de algemene vergaderingen op stadsniveau met verkozen vertegenwoordigers vanuit de werkplaatsen, kazernes, etc. waarin de bolsjevieken tijdens democratische stemmingen een meerderheid verwierven tegenover andere arbeiders- en boerenpartijen.
De afwezigheid van dit type partij is essentieel om de mislukking van de revolutie in andere landen in die tijd te begrijpen. Het isolement van de revolutie had dramatisch gevolgen: het bevorderde de opkomst van de stalinistische bureaucratie, die zich de macht van de massa’s toe-eigende en van de jonge Sovjetrepubliek een bloedige karikatuur van het socialisme maakte.
Bewustzijn en organisatie na de val van het stalinisme
Na de val van de bureaucratisch geplande economieën – het stalinisme – eind jaren ‘80-begin jaren ‘90 riep de kapitalistische klasse een ideologische overwinning uit. Haar propaganda dat enkel de kapitalistische markt zou werken, sijpelde binnen in de samenleving. Dit werd door de leiders van de ‘socialistische’ partijen aangegrepen voor verdere deelname aan het neoliberale beleid.
Terwijl tijdens de piek van naoorlogse strijd tussen 1968 en 1974 – van mei ‘68 tot de Portugese Anjerrevolutie – socialisme werd gezien als een reële mogelijkheid door een bredere laag, verzwakte dit bewustzijn later, vooral vanaf de jaren 1990. De sociaaldemocratie verloor haar actieve basis. Deze partijen werden holle kiesmachines en verloren hun dubbele klassenkarakter om overwegend, helaas, burgerlijke partijen te worden. Hun diskrediet creëerde een nieuwe ruimte op links. Socialistische Alternatief in Nederland (toen nog Offensief) en onze zusterorganisatie de Linkse Socialistische Partij in België (toen nog Militant Links) begonnen op te roepen voor nieuwe, brede linkse strijdpartijen of arbeiderspartijen.
De ideologische terugval rond een socialistisch alternatief voor het kapitalisme, de tijdelijke terugval van strijd, de neoliberale dominantie, de concentratie van de vakbondsleiders op de best georganiseerde sectoren …: het waren trends die velen – ook en vooral jongeren – terugwierpen op zichzelf, vooral na de crisis van 2008.
Maar de Grote Recessie was op ideologisch vlak wel een breuklijn. Er ontstond een meer uitgesproken antikapitalistisch inzicht. De dreiging van mogelijk een nieuwe depressie zoals in de jaren 1930 werd door de heersende klasse met alle mogelijke middelen bestreden. Banken werden op onze kap gered. De miljarden om hen te redden vertaalden zich in een nieuwe besparingsgolf. Het kapitaal wereldwijd kwam tussen met enorme stimulansplannen om het systeem te redden. Tijdens de pandemie werden die middelen nog maar eens veel groter. Dit droeg bij aan een stabilisering – “kicking the can down the road” – maar op basis van historisch zwakke en vervormde groei en met krimpende maandelijkse spaarreserves, in het bijzonder voor de jongere generaties.
Revolutionaire bewegingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten hadden in de jaren 2010 een enorm effect wereldwijd. Met de combinatie van de verzwakking van onafhankelijke klassenorganisaties en met strategische fouten die waren geërfd van de stalinistische traditie (de “revolutie in fasen”), botsten deze bewegingen op een muur. De spontane revolutionaire bewegingen veegden dictaturen van tafel, maar lieten de structuur van economische uitbuiting intact. Hierdoor lag de weg open voor de terugkeer van nieuwe dictaturen in Egypte en Tunesië.
Door het ontbreken van massale democratische partijen van de onderdrukten met een revolutionair socialistisch programma is het proces van omvorming van de maatschappij een meer langgerekt proces met vallen en opstaan. Met inspirerende strijd maar ook met bittere resultaten en tijdelijke nederlagen.
Tijdperk van wanorde: ervaring met strijd – in combinatie met actie van revolutionaire socialisten – zal uitweg uit kapitalisme voorbereiden
Nieuwe linkse partijen en figuren werden in de jaren 2010 en 2020 uitgetest en dikwijls weer verworpen. Syriza in Griekenland capituleerde voor de kapitalistische machthebbers. Bernie Sanders bouwde geen breed links alternatief uit in de VS. Corbyn in Engeland verspeelde tal van kansen om Labour in Engeland op een nieuwe klassenbasis – die van de werkende klasse – te herstichten. Eén van de problemen van die nieuwe linkse formaties is dat ze zich vooral richten op electorale successen en veel minder op het organiseren van strijd.
Het extreme karakter van de crisis – van koopkracht over geopolitiek, nationale onderdrukking tot milieu – zal steeds opnieuw werkenden en jongeren in protest op straat brengen. We zagen dat met de nieuwe syndicale strijd in de VS – met enkele belangrijke overwinningen in de auto-industrie – en in Engeland. Maar ook in het massieve verzet in Frankrijk tegen Macrons pensioenhervorming. In die strijd groeit het inzicht dat radicalere antwoorden nodig zijn.
We zagen de afgelopen jaren soms indrukwekkende revolutionaire bewegingen. In Sri Lanka, in Soedan of Myanmar … toonden de massa’s een enorme wil tot verandering. Het is opvallend dat deze bewegingen tot nu toe niet tot meer betekenisvolle vormen van klassenorganisatie hebben geleid. Doorheen nieuwe strijd en lerend van strijd elders zullen de werkenden en jongeren onvermijdelijk blijven zoeken naar antwoorden op het gebrek aan perspectief binnen het kapitalisme. De sneller opeenvolgende crisissen zijn de materiële basis voor een grotere openheid voor marxistische ideeën, in combinatie met een actieve interventie van marxisten in de strijd.
De tussenkomst van de krachten die staan voor revolutionaire verandering zal nodig zijn om te leren van de nieuwe bewegingen. Maar ook om deze bewegingen te versterken met de cruciale marxistische lessen over welke vormen van zelforganisatie en welk type van eisen en programma een reële breuk met het kapitalisme kunnen teweegbrengen, in de richting van democratisch socialisme.