Op 30 en 31 januari werd er wederom massaal gestaakt door docenten in het primaire en secundaire onderwijs, omdat de benodigde gelden voor verlaging van de werkdruk, betere faciliteiten en kleinere klassen er nog steeds niet zijn.
door Peter den Haan, lid Ledenparlement FNV, op persoonlijke titel
Al meer dan 2 jaar wordt er volop actie gevoerd in het onderwijs omdat het bezuinigingsbeleid van de afgelopen decennia tot rampzalige tekorten onder het personeel heeft geleid. Lessen moeten worden geschrapt, studierichtingen gesloten en de werkdruk voor het overgebleven personeel loopt op. Na de grootse staking van onderwijspersoneel in november 2018, waar 65000 leerkrachten uit het primaire onderwijs aan meededen, heeft daarna het secundaire en wetenschappelijk onderwijs zich aangesloten. Met vergelijkbare problemen. De door de regering Rutte 3 toegezegde 460 miljoen voor het gehele onderwijs schiet dan ook ruim tekort; het is net de helft van wat nodig is.
Kenmerkend voor de begin van de acties was dat uit een Facebookgroep van 3 docenten deze stakingsbeweging tot ontwikkeling kwam. PO in Actie, zoals de pressiegroep zich noemde kreeg al snel enorm draagvlak onder het onderwijzend personeel, wat tegelijkertijd natuurlijk ook een weerspiegeling is van de bestaande vakbondsorganisaties in het onderwijs, met name de Aob. De vergelijkingen met het verplegend personeel; de Witte Woede en NU ’91 dringen zich op; bijna spontaan ontstaat om de reguliere vakbonden heen, een grote protestbeweging.
Eind 2019 werd dit gebrek aan vertrouwen ook weerspiegeld in de ontwikkelingen rond PO in Actie, Leraren in Actie en de Aob. Toen zonder raadpleging de Aob akkoord ging met een eenmalig bedrag van 460 miljoen, in plaats van de geëiste 423 miljoen per jaar structureel en de acties werden afgeblazen, leidde dit tot enorme protesten onder de achterban en bij PO in Actie en Leraren in Actie. De Aob-voorzitter Liesbeth Verheggen moest opstappen en de acties gingen alsnog door.
Maar na de geslaagde 2-daagse actie in januari, is een nieuwe patstelling bereikt en een concrete strategie om alsnog te winnen ontbreekt. Het voorgestelde actiemodel; om elke derde donderdag in de maand een actie te voeren, totdat er nieuwe verkiezingen zijn in 2021 en dan maar te hopen dat in een nieuwe regeringscoalitie wel voldoende geld wordt uitgetrokken, is een recept om de beweging uit te putten en te demoraliseren. Ten eerste, omdat er aan de huidige situatie niets verandert. Het maakt de repeterende acties meer een beweging om regelmatig stoom af te blazen. Terwijl er geld is om de problemen op te lossen. Het kabinet Rutte wil echter haar overschot van 14 miljard euro naar de banken overmaken.
Een concrete campagne voor structurele gelden, vanuit de leerkrachten en ondersteund door de gebruikers, ouders en leerlingen/studenten, gekoppeld aan solidariteitsacties vanuit de bevolking zullen de benodigde druk kunnen creëren om de regering tot toegeven te dwingen. Helaas is door het pensioen en aow-akkoord de vakbondsleiding steunpilaar van het kabinet geworden en in plaats van offensief haar eisen af te dwingen, heeft ze zichzelf in een positie van nederige smeekbedes geplaatst. De door Koolmees geredde polder in juni 2019 is slecht nieuws voor alle werknemers; de race naar de bodem is niet gekeerd en ondanks dat Rutte 3 lippendienst verleent aan allerlei sociale verbeteringen (de lonen moeten omhoog; we moeten meer investeren in onderwijs, huisvesting, enz., enz.) komt daar in de praktijk niets of nauwelijks iets van terecht. Ze blijven even onbetrouwbaar voor ons als ze al waren. Niet voor niets zijn ze het uitvoerend comité van de bezittende klasse; de grootaandeelhouders en multinationals.
De oplossing voor deze problemen ligt in een gezamenlijke campagne van het onderwijs en overige sectoren tegen de marktwerking en het neoliberale beleid. De positie van Rutte 3 lijkt sterk, maar is wankel. Ze zijn afhankelijk van de gedoogsteun van PvdA en Groen Links in de 1e kamer, zoals bleek in juni 2019, waar “kunduzcoalitie 2” tot stand werd gebracht. Dit soort volksfrontpolitiek, wellicht ook voortkomend uit een ‘cordon sanitaire’ om partijen als FvD, PVV, maar ook SP en 50-plus buiten het pluche te houden, is rampzalig voor de arbeidersbeweging. Het is een recept op toekomstige aanvallen op de nog overgebleven verworvenheden en een verdere afbraak van de strijdbaarheid en de solidariteit. Juist in de bundeling van krachten kan rechts gestuit worden, zoals in de VS en in Frankrijk, maar ook Spanje en Portugal tot op zekere hoogte aantonen. Voor een strijdbare vakbeweging. Daar ligt de weg vooruit.