Op 20 augustus 1940 werd Lev Davidovitsj (Leon) Trotski op brute wijze vermoord door één van Stalins handlangers. Om zijn werk te herdenken en zijn ideeën te onderzoeken publiceerde International Socialist Alternative in 2020 een reeks artikelen. Onderstaand dossier is gebaseerd op een discussie op de Virtual Marxist University van ISA afgelopen zomer. Het schetst de heldhaftige strijd van Trotski en zijn aanhangers tegen Stalin.
Door George Martin Fell Brown, Socialist Alternative, VS en Rob Jones Sotsialisticheskaya Alternativa, Rusland
Op 18 januari 1928 werd Leon Trotski uit zijn flat in Moskou gesleept en naar het Jaroslavski station overgebracht, waar hij op een trein werd gezet naar het bijna 4000 kilometer verderop gelegen Bisjkek. Van daaruit werd hij over de bergen naar Alma-Ata gebracht, een stad zonder sanitaire voorzieningen en waar lepra, malaria en andere ziekten voorkwamen. Stalin stuurde Trotski in een erg verre ballingschap omdat Trotski populair was, een analyse had over de opkomst van de stalinistische bureaucratie en onverzettelijk was in zijn oppositie ertegen.
Een steeds terugkerende vraag waar socialisten voortdurend mee geconfronteerd worden, is: “Hoe zit het met Rusland?” Hoe is de eerste succesvolle socialistische revolutie uiteindelijk ontaard in een bureaucratische stalinistische dictatuur? Het waren Trotski en de Linkse Oppositie die de meest grondige analyse gaven van de sociale krachten achter de opkomst van het stalinisme, omdat ze directe ervaring hadden met het bestrijden van de processen die plaatsvonden. De geschiedenis van deze strijd omvat nog steeds belangrijke lessen voor vandaag.
De doelen van de bolsjewieken
De Russische Revolutie zag de arbeidersklasse voor het eerst het kapitalisme omverwerpen. De leiders van de revolutie, Vladimir Lenin en Leon Trotski, en hun partij, de bolsjewieken, dachten dat dit het begin was van een wereldwijde revolutie, waarbij de arbeidersklasse van de ontwikkelde kapitalistische wereld zich zou aansluiten bij die van Rusland en het land zou helpen om een internationale planeconomie en socialistische democratie te ontwikkelen op een hoger niveau dan wat het kapitalisme ooit had bereikt.
Dit weerhield hen er echter niet van om een hele reeks radicale socialistische maatregelen in te voeren. Rusland trok zich terug uit de oorlog, weigerde geheime overeenkomsten te erkennen die eerder waren overeengekomen met de imperialistische mogendheden, kende grond toe aan de boeren, voerde arbeiderscontrole in, introduceerde het stemrecht voor alle burgers, mannen, vrouwen en jongeren, voerde gelijke rechten voor vrouwen in, decriminaliseerde relaties tussen personen van hetzelfde geslacht, kende het recht op zelfbeschikking toe aan de naties die dat wilden en veranderde de onderwijs- en gezondheidsstelsels radicaal ten gunste van de werkende mensen en de armen. Bovendien stichtten de bolsjewieken de Communistische Internationale, de Comintern.
Antisocialistische krachten, monarchisten, geestelijken, conservatieven en rechtse nationalisten van divers pluimage, gesteund door bankiers en het grootkapitaal, waren vastbesloten om dit alles te voorkomen. Zij lanceerden een burgeroorlog waarin de reactionaire Witte legers, gesteund door militairen van 21 imperialistische landen, de revolutie met geweld probeerden omver te werpen. Bovenop de verwoestingen die de Eerste Wereldoorlog had aangericht, liet een nieuwe burgeroorlog van drie jaar de Russische economie in een wanhopige situatie achter.
Nieuwe Economisch Politiek
De ontaarding van de socialistische revolutie was, in tegenstelling tot wat velen beweren, niet het logische gevolg van de revolutie, maar een verwerping van haar idealen. De ontaarding vond ook niet in één keer plaats, maar was een proces dat zich in de loop van de tijd ontwikkelde in lijn met een reeks internationale en nationale ontwikkelingen, waarbij ook subjectieve factoren soms een rol speelden.
In het nieuwe, socialistische Rusland was de staat, ondanks het feit dat de arbeidersklasse in 1917 aan de macht was gekomen, ongelooflijk gespannen in zijn vermogen om in de basisbehoeften van de bevolking te voorzien. Bovendien werden de meest politiek bewuste arbeiders steeds meer uit de arbeidersbeweging gehaald. Velen waren in de burgeroorlog omgekomen. Anderen werden meegesleept in de vele administratieve taken die nodig waren om de samenleving te besturen.
De bolsjewieken erkenden dit. Aan het einde van de burgeroorlog en met de vertraging van de Europese revolutie, introduceerden ze de Nieuwe Economische Politiek (NEP). Dit versoepelde de harde omstandigheden die nodig waren voor de economie tijdens de burgeroorlog. Het maakte dat de economische druk enigszins afnam, maar dit ging ten koste van een sterkere positie van de marktkrachten, de rijkere boeren en de experts van voor de revolutie.
Naarmate de invloed van de NEP en degenen die er het meest van profiteerden toenam, begon zich een bureaucratie te vestigen als een volwaardige kracht, zowel binnen het staatsapparaat als in toenemende mate ook binnen de partij. Een centrale figuur hierin was Jozef Stalin, die een secundaire rol speelde in de revolutie zelf. Om de groeiende administratieve taken binnen de bolsjewistische partij aan te kunnen, werd hij in 1923 benoemd tot “algemeen secretaris”.
Het was de eerste keer in het vijfentwintig jarig bestaan van de partij dat een dergelijke functie bestond. Lenin had binnen de partij en in het nieuwe socialistische Rusland altijd een democratische en collectieve stijl van leidinggeven in stand gehouden. De nieuwe functie was puur bedoeld voor de verbetering van organisatorische zaken, maar Stalin misbruikte de positie van ‘algemeen secretaris’ eerst als een instrument om informatie in zijn handen te concentreren, voordat hij deze uiteindelijk bevorderde om een almachtige en autoritaire heerser te worden.
Lenins zorgen
Vanaf 1922 leed Lenin aan een steeds slechtere gezondheid. Maar hij kon verontrustende tekenen zien van een zich ontwikkelende bureaucratie. Hij stelde voor om de “Arbeiders- en Boereninspectie”, die het groeiende staatsapparaat moest controleren, te hervormen door meer arbeiders en boeren in te zetten. Hij maakte zich ook steeds meer zorgen over de hardhandige maatregelen die Stalins aanhangers binnen Georgië hadden gebruikt, acties die de nationale gevoeligheden in de regio negeerden. Hij vocht ook tegen Stalins voorstel om de toenmalige drie andere Sovjetrepublieken te verenigen in de Russische Socialistische Federatie en pleitte in plaats daarvan voor de vorming van de Unie van Socialistische Sovjetrepublieken, waarbij elke republiek een gelijke status zou krijgen. Deze kwesties overtuigden Lenin van de noodzaak om de groeiende bureaucratie te bestrijden en om dat te doen, stelde hij voor om een blok te vormen met Trotski. De ziekte van Lenin maakte dit alles echter moeilijker.
Inmiddels waren er twee andere crises die de macht van de arbeidersklasse verzwakten en de bureaucratie versterkten. Lenin had de NEP voorgesteld als een tijdelijke concessie die kleinschalige privé zaken mogelijk maakte tot de revolutie in de ontwikkelde landen zou plaatsvinden. Helaas zorgde het verkeerde beleid van de Duitse Communistische Partij, geadviseerd door Zinovjev, toen als hoofd van de Comintern, er mee voor dat de revolutie in Duitsland zich niet voltrok. Deze nederlaag was een zware klap voor de Russische arbeidersklasse en hielp haar te demoraliseren.
Tegelijkertijd werd het leven van de NEP onvermijdelijk verlengd, waardoor de negatieve effecten ervan toenamen. In wat in feite het herstel van het kleinschalige kapitalisme was, ontwikkelde zich een nieuwe kaste van rijke boeren op het platteland en rijke handelaren en speculanten, de zogenaamde NEP-mannen. Zij werden op hun beurt steeds meer beïnvloed door en verbonden met een laag “chinovniks” – staatsbureaucraten, van wie velen in 1917 de mensjewieken hadden gesteund of zelfs voor het tsaristische regime hadden gewerkt.
De NEP introduceerde ook verstoringen in de Sovjeteconomie, die geconfronteerd werd met wat Trotski de “schaarcrisis” noemde. De landbouwprijzen daalden, terwijl de prijzen van industriële goederen stegen. Dit betekende dat boeren het zich niet konden veroorloven om machines te kopen die ze nodig hadden, dat de werkloosheid in de steden toenam en dat dit leidde tot de toenemende ongelijkheid binnen de boerengemeenschap.
Eerste schermutselingen
Na zijn derde beroerte in maart 1923 was Lenin te ziek om nog verder deel te nemen aan partijpolitiek. Terwijl Trotski ongetwijfeld werd gezien als de gezamenlijke leider van de revolutie met Lenin, manoeuvreerden zijn tegenstanders, die zich op de meer conservatieve ontwikkelende bureaucratie baseerden voor hun positie, vooral toen bekend werd dat Lenin en Trotski zich voorbereidden om zich tegen hen te verzetten. In deze situatie was Trotski dubbel voorzichtig opdat de strijd niet zou gezien worden als een interne machtsstrijd.
Zijn tegenstanders daarentegen consolideerden hun krachten door het vormen van een “trojka”: Grigorij Zinovjev, Lev Kamenev en Jozef Stalin.
Dit werd duidelijk op het 12de congres in april 1923, toen voor het eerst de meerderheid van de afgevaardigden (55%) voltijdse partijmedewerkers waren en nog eens 28% deeltijdse medewerkers van de partij. In de loop van 1923 werd op basis van Stalins positie als algemeen secretaris het overleg binnen de partij en de selectie van afgevaardigden voor het partijcongres begin 1924, net na de dood van Lenin, zorgvuldig geleid. De trojka slaagde erin om het testament van Lenin te onderdrukken. In dat testament werd opgeroepen om Stalin af te zetten als algemeen secretaris.
Verschillende historici, waaronder Isaac Deutscher en Pierre Broué, stelden dat Trotski de strijd tegen Stalin in 1923 niet ten volle voerde. Dit is niet correct. Men moet begrijpen dat het in de beginfase van de strijd noodzakelijk was dat Trotski en zijn aanhangers voorzichtig te werk gingen. Hij vocht met volharding rond de Georgische kwestie, waarbij hij de kwestie eerst in Pravda aan de orde stelde. Stalin trok zich echter terug op deze kwestie en begon zijn toespraak op het XIIe Partijcongres over de nationaliteitenkwestie met een scherpe kritiek op het “Groot-Russisch chauvinisme”. Op de bijeenkomst van het Politbureau onmiddellijk na het congres stelde Trotski voor om Ordzjonikidze uit zijn functie in Georgië te verwijderen, waarbij hij stelde dat het voorstel voor een Transkaukasische republiek zoals voorgesteld door Stalin te gecentraliseerd was en waarbij hij aanvaardde dat de Georgische minderheid het volste recht had om hun standpunt voor te stellen. Stalin liet toen nog Zinovjev en Kamenev het voortouw nemen en trok zich vaak terug om de confrontatie te vermijden.
Gezien de terugtrekking van Stalin op het gebied van de nationale kwestie, concentreerde Trotski zich vervolgens op economische vraagstukken. Toen hij het verslag over de industrie bracht, wees hij op de noodzaak om het tempo van de industrialisatie te versterken, een toespraak die later werd gepubliceerd onder de titel: “Naar socialisme of kapitalisme”.
De bewering van Broué dat Trotski getroffen werd door een vreemde ziekte die hem in de marge van de beslissende strijd van deze periode hield en maakte dat hij niet aanwezig was tijdens de gezamenlijke plenaire vergadering van het Centraal Comité en de Centrale Controlecommissie in oktober 1923, is ook niet correct. Trotski nam deel en sprak minstens vier keer.
Oppositie verzamelt krachten
Natuurlijk speelde Trotski een centrale rol in het verzet tegen de groeiende bureaucratie, maar hij was niet de enige. Duizenden, tienduizenden bolsjewieken stonden de stalinistische contrarevolutie in de weg. In oktober 1923 waren er onder de leidende leden van de Linkse Oppositie veel “oude bolsjewieken” met 20 jaar activiteit, waaronder vooraanstaande revolutionairen, mensen met het intellect van Preobrazjenski of Smirnov, het organisatiegenie van Pjatakov, de klasseninstincten van Sapronov, die allemaal verenigd waren in het platform van de Linkse Oppositie (1923-27).
Zij werden vergezeld door onder meer de voormalige soldaat en leider van de bestorming van het Winterpaleis, Vladimir Antonov-Ovseenko; Evgenija Bosh, één van de oprichters van de Oekraïense bolsjewieken en leidster van de gewapende opstand in Kiev; en natuurlijk ook door Christian Rakovski, hoofd van de Oekraïense partij en één van Trotski’s naaste bondgenoten. Behalve Bosh, die in 1925 aan een slechte gezondheid stierf, werden ze allemaal tussen 1936-8 door Stalin geëxecuteerd.
De Trojka deed alles wat in haar macht lag om de kritiek in die tijd te onderdrukken. Maar het lukte hen niet. Er was nog steeds leven in de bolsjewistische partij. Toen de leden geruchten hoorden over de meningsverschillen aan de top van de partij, eisten ze informatie. Door de zorgvuldige selectie van afgevaardigden in het gezamenlijke plenum van het Centraal Comité en de Centrale Controlecommissie in oktober 1923 – van de 117 aanwezige leden steunden er slechts 11 de oppositie – meende de Trojka het debat over de door de linkse oppositie aangekaarte kwesties te hebben beëindigd. Maar eind december was de discussie binnen de partij geëxplodeerd, te beginnen in Moskou: de afdelingen en de regio’s weigerden de instructies van het secretariaat om het standpunt van de Trotski’s niet te verspreiden, terwijl de partijpers, met inbegrip van Pravda en Isvestia, vol stond met berichten dat de oppositie het debat had gewonnen, ook in verschillende belangrijke Moskouse districten.
Zinovjev schreef eind november aan Stalin over de moeilijkheden waarmee de Trojka in deze discussie werd geconfronteerd en klaagde na het lezen van de aantekeningen van de vergaderingen van de communistische universiteit. “Ik zie dat de situatie erger is dan ik dacht. De universiteit is opgewonden. Er zijn een aantal zeer boze en geharde elementen. Veel roddels en geruchten. Er is een grote verbittering tegen het Centraal Comité, zoals gewoonlijk een speciale campagne tegen mij. Preobrazjenski’s groep lijkt zich te hebben georganiseerd en opereert in heel Moskou. Dit kan grote problemen veroorzaken in de Moskouse organisatie. We hebben serieuze maatregelen nodig in de Moskouse organisatie. Anders is het te laat.”
De kritiek van de Linkse Oppositie
De kritiek van de Linkse Oppositie werd in oktober 1923 schriftelijk geformuleerd door Trotski in een geheime brief aan het Centraal Comité. Daarna volgde de “Verklaring van de 46”, ondertekend door vooraanstaande leden van de partij, en vervolgens de publicatie van Trotski’s “Nieuwe koers” eind 1923.
In dit materiaal bekritiseerde de Linkse Oppositie het chaotische beheer van de industrie en stelde in plaats daarvan een effectiever gebruik van de staatsplanning voor om de industrialisatie van het land te bespoedigen. Dit zou de negatieve effecten van de NEP verlichten en tegelijkertijd de levensstandaard verbeteren en de rol van de arbeidersklasse versterken. Stalin trok deze voorstellen in het belachelijke. In plaats hiervan verstrengde hij de arbeidsvoorwaarden en legaliseerde hij de verkoop van vodka, wat sinds 1912 verboden was. In feite was dit een belasting op arbeiders.
De oppositie bekritiseerde ook de groeiende bureaucratie, niet alleen de omvang ervan, maar ook dat deze steeds meer privileges kreeg en een “onderdrukkend partijregime” creëerde dat werd gedomineerd door de “selectie van de partijhiërarchie door het secretariaat.”
In 1923 waren de bolsjewieken nog steeds van mening dat een partijlid dat een functie bekleedde niet meer dan een geschoolde arbeider mocht verdienen. Lenin kreeg in 1922 4.700 roebel per maand, slechts 37% meer dan de gemiddelde fabrieksarbeider. Bijna alle staats- en partijposten in 1924 werden bezet door activisten die zich vóór 1917 bij de partij hadden aangesloten. Daaronder bevonden zich veel voormalige arbeiders die in de oorlog hadden gevochten, maar niet langer arbeider waren.
Na de dood van Lenin werd de “Lenin-heffing” in gang gezet. Honderdduizenden politiek inactieve arbeiders werden lid van de partij, vaak onder druk van jobverlies. Met een stijging van het partijlidmaatschap met 50% in de loop van een jaar was dit een open deur voor degenen die niet uit overtuiging in de partij zaten of de offers van de prérevolutionaire periode hadden gebracht, maar die de partij zagen als een weg naar privilege en succes.
Het partijlidmaatschap groeide van 400.000 naar 1,2 miljoen in 1927. 90% van de leden in partij- en staatsfuncties was na 1924 toegetreden. ‘Macht van de secretarissen’, en uiteindelijk natuurlijk de algemeen secretaris, werd de norm. Partijleden konden promotie, voedselpakketten, betere huisvesting verwachten terwijl anderen honger en voedseltekorten kenden. Het maximum aantal partijleden werd in 1932 bij een geheim decreet afgeschaft.
Daarnaast stelde de oppositie dat de bureaucratie zelf, door het verbergen van echte politieke verdeeldheid door middel van bureaucratische manoeuvres, verdeeldheid binnen de partij creëerde die de revolutie bedreigde. Dit is overigens een andere factor die Deutscher en Broué negeren: als de oppositie waarschuwde voor de gevaren van verdeeldheid binnen de bolsjewistische partij, die alleen kon worden overwonnen door de bewuste pogingen om een collectief leiderschap te ontwikkelen, konden ze nauwelijks openlijk naar voren komen met een totale publieke aanval op de trojka.
In plaats daarvan betoogde de oppositie dat het openen van een eerlijk debat binnen de partij en de sovjets de manier was om echte eenheid te creëren.
De aanhangers van de trojka beschuldigden de Linkse Oppositie van het creëren van fractionele verdeeldheid die de partij bedreigde. Ze reageerden op de standpunten van Trotski en anderen door hen uit hun posities te verwijderen. Verschillende aanhangers van de oppositie kregen een functie als ambassadeur om hen uit de nationale politiek weg te halen. Rakovski werd naar Frankrijk gestuurd, Joffe naar China, Krestinsky naar Duitsland en Kotziubinski naar Oostenrijk. Andere prominenten van het Rode Leger en de jongerenvleugel werden op dezelfde manier uit hun posities verwijderd.
Er was sprake van een intensievere bureaucratische manipulatie op internationaal niveau. Tijdens het vijfde congres van de Comintern in 1924 voerde Zinovjev een programma in dat verkeerdelijk ‘de bolsjewisering van de Comintern’ werd genoemd. Van andere secties werd verwacht dat ze het trotskisme aan de kaak stelden zonder zelfs maar te weten wat Trotski bepleitte. Franse communisten die Trotski’s “Nieuwe Koers” hadden gepubliceerd, werden uitgesloten. In de Poolse partij, die Trotski steunde, werd de volledige leiding vervangen. In Duitsland werd ook Brandler, een tegenstander van Trotski die aan de rechterkant van de partij zat, uitgesloten. Hij kreeg als enige de persoonlijke schuld voor het mislukken van de revolutie van 1923, zodat de bureaucratie over haar eigen rol kon zwijgen.
De reactie op de strijd van de Linkse Oppositie in 1923 was voor velen in de partij een schok. De bureaucratie had echter nog steeds niet het totalitaire niveau van de jaren 1930 bereikt. Trotski en zijn aanhangers mochten nog steeds over verschillende onderwerpen schrijven. In die tijd schreef hij “Literatuur en Revolutie” en “Problemen van het alledaagse leven”. De partijkrant Pravda publiceerde belangrijke artikelen, waaronder enkele kritische artikelen over Stalin, terwijl de staatsuitgeverij Trotski’s “De eerste vijf jaar van de Comintern” in 1924 publiceerde en een jaar later “Problemen van de Britse Revolutie.”
Maar in het midden van de jaren 1920 werd zelfs dit theoretische werk een doelwit voor stalinistische aanvallen. Vanaf november 1924 werden de kranten overspoeld met aanklachten tegen Trotski en werden er in lokale organisaties moties van protest ingediend. Bureaucraten gebruikten hun middelen om door hun archieven te graven om fragmenten van oude polemische debatten tussen Lenin en Trotski opnieuw te publiceren. De door de staat gesteunde aanvallen op de Linkse Oppositie waren meer karaktermoord dan een theoretisch argument. Maar de stalinistische polemieken dienden ook om de politieke benadering van de bureaucratie theoretisch te rationaliseren.
Verwerping van de wereldrevolutie
Het bolsjewisme ging er steeds van uit dat een revolutie in een semi-feodaal land als Rusland alleen kon volhouden door ze uit te breiden naar de geavanceerde kapitalistische landen. In januari 1924 steunde Stalin nog steeds het standpunt dat de Russische Revolutie, om te overleven, een wereldrevolutie moest worden. Maar tegen het einde van het jaar, na de dood van Lenin, begonnen hij en Nikolai Boecharin het idee te introduceren dat het noodzakelijk was om “socialisme in een afzonderlijk land” op te bouwen, meestal vertaald als “socialisme in één land”. In 1926 was dit officieel Comintern-beleid geworden. De Communistische Internationale vocht niet langer voor de wereldrevolutie, maar om de Sovjet-Unie te verdedigen.
Internationaal werd de zaak van de wereldrevolutie ondergeschikt gemaakt aan het opzetten van goede relaties met burgerlijke nationalisten en vakbondsbureaucraten. Deze krachten zouden zich moeten verzetten tegen een militaire interventie tegen de Sovjet-Unie, maar zouden zich ook verzetten tegen de toenemende strijd van de arbeidersklasse. Intern leunde de bureaucratie op de groeiende ongelijkheid die zich onder de Nieuwe Economische Politiek had ontwikkeld, waarbij Boecharin de rijkere boeren aanspoorde om zich “te verrijken”. Een toename van de arbeidersactiviteit, of van de activiteit onder de armere boeren, zou weerstand oproepen bij de rijkere boeren, of koelakken, en de status-quo verstoren.