“We moeten niet overdrijven als we het hebben over de menselijke overwinningen op de natuur. Voor elke overwinning neemt de natuur wraak.” F. Engels 1883 – Dialectiek van de natuur

Velen zullen zich opgelucht hebben gevoeld bij de succesvolle ontwikkeling van een eerste generatie Covid 19-vaccins en de geleidelijke invoering ervan in een aantal landen. Wat een getuigenis van de capaciteiten van de moderne wetenschap! Helaas zijn de infecties sindsdien snel toegenomen, met een record aantal doden en nieuwe lockdowns. Het lijkt erop dat het virus zijn wraak neemt en ons eraan herinnert dat het nog niet voorbij is.

Artikel door Eric Byl

Covid 19 kwam bovenop de ecologische catastrofe en verergerde de sociale achterstand, legde het gebrek aan politieke geloofwaardigheid van het systeem bloot en verdiepte op ongezien tempo een reeds voorheen ontwikkelende economische depressie. De pandemie heeft het kapitalisme in een wervelwind van crisis van ongekende proporties gegooid met dramatische gevolgen voor alle aspecten van het leven in alle delen van de planeet.

De “leidende hand” van de staat

Deze crisis heeft het sprookje van het kapitalisme als “zelfregulerend” systeem volledig aan stukken gescheurd. De “onzichtbare hand van de markt” verloor de controle over de krachten die het ontketende en werd gedwongen plaats te maken voor de “leidende hand van de staat” in een wanhopige poging om een schijn van controle over de situatie te herwinnen.

Het gebruik van de leidende hand van de staat is verre van nieuw of uitzonderlijk onder het kapitalisme. Het was vanaf het begin essentieel tijdens de exploratie en plundering van kolonies, die Marx beschreef als de periode van “primitieve accumulatie” van kapitaal. De ontwikkeling van de oudste beurs in het 17e eeuwse Amsterdam werd pas mogelijk nadat de private Oost-Indische Compagnie een monopolie op de overzeese handel kreeg en de gewapende vleugel van de Nederlandse koloniale politiek werd. De ‘Belle Epoque’, de periode van de kapitalistische globalisering in de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog, kwam op gang nadat het spoor en de telegraaf op initiatief van de staat waren gestandaardiseerd. In feite is de geschiedenis van het kapitalisme bezaaid met voorbeelden van politieke interventies, staatsgeld en publieke initiatieven die de basis leggen voor private profiteurs.

De ontwikkeling van vaccins wordt natuurlijk aangegrepen om ten onrechte te beweren dat dit het resultaat is van privé-initiatief, van concurrentie tussen private spelers, van de vrije markt met zijn vele stimulansen in plaats van overheidsinterventie, die elk initiatief verstikt. In werkelijkheid was een belangrijke voorwaarde voor de private farmaceutische bedrijven om in zo’n korte tijd vaccins te ontwikkelen de stroom van publieke middelen die in hun richting kwam. Alleen al het Amerikaanse ministerie van Volksgezondheid heeft 10,6 miljard dollar uitgetrokken voor de ontwikkeling van vaccins. Moderna kreeg meer dan 2,5 miljard dollar aan vooruitbetaalde bestellingen en publiek-private partnerschappen van de Amerikaanse overheid. Pfizer kreeg een vergelijkbaar bedrag uit verschillende publieke middelen en AstraZeneca kreeg 1,7 miljard dollar aan staatsgeld. Ze waren allemaal sterk afhankelijk van fundamenteel onderzoek dat ontwikkeld werd op openbare universiteiten zoals Harvard, Mainz, Oxford en andere. Geschat wordt dat in het algemeen drie op de vier nieuwe geneesmiddelen worden ontwikkeld door middel van door de overheid gefinancierd fundamenteel onderzoek, in plaats van het resultaat te zijn van de vermeende dynamiek van de particuliere sector.

In tegenstelling tot Moderna en Pfizer beloofde AstraZeneca dat het zijn vaccin zou verkopen zonder winst te maken zolang de pandemie duurt. Johnson & Johnson en GSK hebben soortgelijke toezeggingen gedaan, maar zoals Artsen zonder Grenzen waarschuwde, zal AstraZeneca beslissen wanneer de pandemie voorbij is en zijn er daarna zijn er belangrijke prijsstijgingen te verwachten. Bovendien weigert de Europese Commissie, zoals de European Corporate Observatory opmerkt, de met de farmaceutische bedrijven overeengekomen prijzen mee te delen. Dankzij een blunder van de Belgische staatssecretaris van Begroting staan deze prijzen nu in de media. Ze variëren van € 1,80 voor het vaccin AstraZeneca tot € 14,70 voor het vaccin Moderna.

Hoe weinig kapitalistische globalisering te maken heeft met ‘internationale samenwerking en solidariteit’ werd tijdens de Covid 19-pandemie duidelijk inzake beschermend materiaal voor de zorg. Het wordt nu herhaald met de ontwikkeling van wat al ‘vaccin-nationalisme’ wordt genoemd. Landen en regio’s vallen over elkaars voeten in de hoop de winstmachine weer volledig op gang te brengen, bij voorkeur vóór hun belangrijkste concurrenten.

Er zijn al 9,6 miljard doses vaccin gekocht of gereserveerd, waarvan het grootste deel door hoge-inkomenslanden. Canada kocht vijf keer meer dan het nodig heeft, de EU verdubbelt wat het nodig heeft, enz. De hogere middeninkomenslanden hebben veel minder gekocht, maar het zijn de lagere inkomenslanden die zullen moeten vertrouwen op COVAX, een internationaal samenwerkingsproject waarbij de Wereldgezondheidsorganisatie betrokken is en dat gericht is op het vaccineren van 3% van de bevolking, en vervolgens 20% in een later stadium, wat nog steeds ver onder de 70% ligt die naar verluidt nodig is om het virus te onderdrukken.

Volgens de huidige modellen zullen er pas in 2023 of 2024 voldoende vaccins zijn om de wereldbevolking te dekken. Uit een opiniepeiling in België bleek dat 80% voorstander was van het afschaffen van patenten, wat waarschijnlijk ook in andere landen het geval is. India en Zuid-Afrika stelden voor om af te zien van patenten tot het einde van de pandemie. Dit was mogelijk onder het TRIPP-akkoord (Trade-Related Aspects of Intellectual Property Rights) van de Wereldhandelsorganisatie, dat in 2003 werd goedgekeurd, maar dat nooit werd toegepast onder druk van de grote farmaceutische lobby’s. Het wordt nu opnieuw verworpen door het Verenigd Koninkrijk, de VS, Canada, Australië en de Europese Unie, hoewel vooraanstaande politici zich ervan bewust moeten zijn dat Big Pharma in de afgelopen tien jaar meer dividend heeft uitgekeerd dan dat het heeft geïnvesteerd in vaccins.

De ontwikkeling van de eerste generatie vaccins zal door velen met opluchting worden begroet, maar er zijn veel obstakels te overwinnen, zoals mobiele koeling, toegang tot betrouwbare elektriciteit en vragen over de duur van de verstrekte immuniteit, mogelijke bijwerkingen en de mogelijkheid dat het virus muteert. In combinatie met de herhaalde mislukkingen van de heersende klassen om het virus aan te pakken, heeft de geheimzinnigheid en het gebrek aan vertrouwen in de politici van het bedrijfsleven een zeker vaccinscepticisme in de hand gewerkt. De Wereldgezondheidsorganisatie beschouwt “vaccin-aarzeling” als een van de 10 belangrijkste bedreigingen voor de gezondheid in de wereld.

Corona verergerde een depressie die al begonnen was

Wat de geschiedenis zal ingaan als de economische coronacrisis, stortte de wereldeconomie in enkele weken tijd in een depressie die vergelijkbaar is met deze tijdens de Grote Depressie van de jaren 1930.

Na de invoering van inperkingsmaatregelen in de hele wereld sinds maart 2020 daalde het reële BBP in de OESO-zone in het tweede kwartaal van 2020 naar schatting met 9,8%, aanzienlijk meer dan de daling van 2,3% die in het eerste kwartaal van 2009, op het hoogtepunt van de financiële crisis, werd opgetekend. In het Verenigd Koninkrijk daalde het bbp met 20,4%, in Frankrijk met 13,8% en in Italië en Duitsland met 12,4%. In de eurozone als geheel en in de Europese Unie daalde het met respectievelijk 12,1% en 11,7%, na dalingen van 3,6% en 3,2% in het voorgaande kwartaal. In de VS daalde het met 9,5% en in Japan met 7,8%.

Na een dergelijke bijna-stilstand is het logisch dat, zodra de economieën weer opengingen, er in het derde kwartaal een aanzienlijke sprong voorwaarts werd gemaakt met een groei van het BBP van 7% in de VS, 8% in Duitsland, 16% in het Verenigd Koninkrijk en 18% in Frankrijk. Dit deed de hoop herleven dat de recessie “V-vormig” zou zijn met een snel herstel. Het deed hopen dat de voorspelling van IMF-hoofdeconoom Gina Gopinath, dat de periode van herstel “lang, ongelijk en onzeker” zou zijn, onjuist zou blijken.

De bounce back bleek van korte duur toen het virus weer opkwam. Maar al voor de tweede golf had het IMF een daling van het mondiale BBP voorspeld met een recordcijfer van 4,4% in 2020. Vervolgens werd geschat dat de ontwikkelde economieën tegen het einde van 2021 4,7% kleiner zouden zijn dan in begin 2020, en de opkomende economieën 8,1% kleiner. Het coronavirus en de lockdowns hebben weliswaar een extreme impact gehad, maar hebben niet geleid tot een dramatische verslechtering van de depressie die zich al aan het ontwikkelen was. Geen van de reeds bestaande problemen is sindsdien aangepakt, ze zijn allemaal nog erger geworden.

De productiviteitsgroei, de belangrijkste maatstaf voor de prestaties van een economisch systeem, is al vele decennia aan het afnemen. Gemeten als de wereldwijde groei van het BBP per werknemer, ging het van 3,2% in 1970 naar 1,2% in het begin van de jaren 1980, en herstelde het zich vervolgens tot 2,5% toen de exploitatie werd geïntensiveerd en nieuwe regio’s werden opengesteld voor kapitalistische exploitatie in het begin van de jaren 2000, om vervolgens gestaag te dalen tot 1,5% in 2019.

In de geavanceerde kapitalistische landen, met uitzondering van de VS, is de groei van het BBP per werknemer gedaald van 4% in 1970 tot 2% in het begin van de jaren tachtig, waarna deze 15 jaar lang stagneerde en vervolgens gestaag afnam tot 0,8%. De VS volgde een tegengestelde curve: van een dieptepunt van 1,3% in 1970 tot een piek van 2% in 2000, maar heeft zich sindsdien aangesloten bij dezelfde neerwaartse curve. Wereldwijd was de stijging van de productie-efficiëntie tussen 2007-2014 slechts ongeveer een kwart van die tussen 1999-2006! Dit drukt de winst, ondermijnt de investeringen in de reële productie, bedreigt de economische groei, de werkgelegenheid en de levensstandaard. Bovendien wijzen alle voorspellingen op een verdere uitholling op lange termijn.

Het Global Wealth Report 2020 van Crédit Suisse bevestigt dat de ongelijkheid, die al een historisch hoogtepunt heeft bereikt, snel is toegenomen. Nu wordt geschat dat de rijkste 1% van de huishoudens 43% van alle persoonlijke rijkdom in de wereld bezit, waarvan 25% in handen is van de 175.000 ultra-rijke huishoudens – de 0,1%! De armste 50% bezit 1% van de wereldwijde rijkdom, de 90% armste 11%. Het IMF en de Wereldbank schatten dat tussen de 90 en 150 miljoen mensen wereldwijd in extreme armoede zullen vervallen, waardoor het deel van de wereldbevolking dat van minder dan 1,90 dollar per dag leeft, zal toenemen van 8,4 tot 9,1%.

De kolossale schuldenberg groeit

De wereldeconomie zit al meer dan tien jaar in de greep van een schuldenval. Meer dan tien jaar geleden kon China een gigantisch stimuleringsplan lanceren dat de gevolgen van de Grote Recessie wereldwijd hielp opvangen. Mede hierdoor heeft China zich zodanig in de schulden gestoken dat het niet meer in staat is om een interventie van die omvang te herhalen. Volgens het Institute of International Finance (IIF) is de totale wereldwijde schuld – van overheden, bedrijven en huishoudens samen – in 2020 met 15.000 miljard dollar toegenomen. Tussen 2016 en 2020 is de schuld met 52.000 miljard dollar gestegen, vergeleken met 6.000 miljard dollar tussen 2012 en 2016. Begin 2020 bedroeg de wereldwijde schuld 320% van het mondiale bbp en inmiddels is dat 365%.

In reactie op de Grote Recessie van 2008/09 hebben de centrale banken, die oorspronkelijk waren opgericht om excessieve liquiditeit tegen te gaan en oncontroleerbare inflatie te voorkomen, enorme bedragen in de economie gepompt. Als gevolg daarvan zijn de balansen van de (Amerikaanse) FED opgeklommen van een historisch gemiddelde van 4-6% van het Amerikaanse bbp naar 22%. Pogingen om dit aanzienlijk te verminderen, mislukten door de beperkingen van de groei na de recessie. In januari 2020 was het nog 4,2 biljoen dollar, 19% van het Amerikaanse BBP, maar toen kwam de Coronavirus Depressie. Al voor de pandemie waarschuwden economen voor de schuldenlast van bedrijven. Eind 2019 werd bijna 20% van de Amerikaanse bedrijven beschouwd als “zombiebedrijven”, die in leven worden gehouden door leningen die ze niet kunnen betalen. Hun ineenstorting zou een onstuitbare kettingreactie en een financiële crash veroorzaken.

De FED had dus geen andere keuze dan opnieuw in te grijpen en tegen juni bereikte haar balans 7,2 biljoen dollar of 33% van het Amerikaanse BBP. Tegen november hadden de centrale banken wereldwijd maar liefst 8.700 miljard dollar in de economie geïnjecteerd en ze blijven dit doen. Dit verklaart waarom de aandelenmarkten, na een recorddaling eind februari en begin maart, weer terugkwamen om nieuwe recordniveaus te bereiken. Maar de dreiging van een financiële ineenstorting is helemaal niet verdwenen. Geschat wordt dat wanneer de speciale Covid-maatregelen worden teruggedraaid, een recordaantal van die zombiebedrijven en een nog groter aantal bedrijven die tot voor de pandemie levensvatbaar waren, failliet zullen gaan. Economen zijn wanhopig op zoek naar een uitweg.

Sommigen verdedigen de illusie dat het mogelijk is om zich een weg uit de schulden te banen zonder zelfs maar een begrotingsoverschot te hoeven maken. “Zolang de rente lager blijft dan de nominale economische groei,” luidt het argument. Alsof dit denkbaar is wanneer grote economieën ernaar streven extra kapitaal aan te trekken of – in een later stadium – de inflatie te bestrijden. Anderen verdedigen variaties van de “Moderne Monetaire Theorie,” waarbij regeringen in feite uit het niets onbeperkt geld creëren, ondersteund door centrale banken die hun balansen voor onbepaalde of zeer lange tijd (ongeveer 100 jaar) opblazen tegen een rente van nul procent. Het zou een moderne megaversie van “drukgeld” zijn, die vroeg of laat een hoge inflatie ontketent en op de zwarte lijst van valuta’s terechtkomt waarvan vermoed wordt dat ze de reële waarde van goederen en diensten niet weerspiegelen.

De wereldhandel

Een van de kenmerken van het kapitalisme dat in de periode van de kapitalistische globalisering enorm is versterkt, is de internationale arbeidsverdeling en dus de internationale handel. Als percentage van het mondiale BBP is de waarde van de wereldhandel in goederen en diensten gestaag toegenomen van 19% in 1984 tot een piek van 31% in 2008. Maar hoewel het onmogelijk is om eenvoudigweg terug te keren naar het verleden, hebben systemen in verval de neiging om de objectieve ontwikkelingen af te remmen en zelfs om te keren. Gedurende een aantal jaren voor de huidige crisis is de wereldhandel een last voor de wereldproductie geworden en is het aandeel in het mondiale bbp onder de piek van 2008 gestagneerd. In 2020 zal de wereldhandel naar verwachting verder krimpen met 10,4%, wat niet volledig zal worden teruggedraaid door een onvermijdelijke gedeeltelijke hernieuwde groei in 2021.

Andere statistieken wijzen in dezelfde richting. De wereldwijde grensoverschrijdende bankvorderingen stegen gestaag tot 2008 en bereikten 60% van het mondiale bbp, maar daalden daarna sterk en vertegenwoordigden in maart 2019 40% van het mondiale bbp. Het vrije verkeer van kapitaal is ook afgenomen. In 2017 is de totale mondiale kapitaalstroom als percentage van het mondiale bbp gedaald tot een derde van de piek in 2007. De belangrijkste component ervan, de directe buitenlandse investeringen, is in 2020 naar schatting met maximaal 40% gedaald en zal naar verwachting in 2021 nog eens met 5 tot 10% krimpen.

De mate van financialisering, gemeten naar de wereldwijde beurskapitalisatie, is gestaag toegenomen van 27 miljard dollar in 1975 tot 816 miljard dollar in 2007, maar is sindsdien tot stilstand gekomen. In 2019 was het gedaald tot 632 miljard dollar. De wereldwijde inkomsten uit privatisering stegen van ongeveer 40 miljard dollar per jaar in 1988 tot ongeveer 170 miljard dollar in 2000, voornamelijk als gevolg van de privatisering in Oost-Europa. Daarna schommelde het tot 2008 tussen 40 en 120 miljard dollar per jaar, waarna het weer steeg tot 200 miljard dollar als gevolg van de doorverkoop van banken die tijdens de financiële crisis door de regeringen zijn overgenomen, en grote privatiseringsprogramma’s in China, en in mindere mate in Rusland en India. Elders is de privatisering echter tot stilstand gekomen.

In het ‘tijdperk van de wanorde’

Dit alles wijst erop dat het tijdperk van het neoliberalisme al meer dan tien jaar op zijn einde loopt. De coronadepressie heeft de zoveelste hamerslag veroorzaakt, mogelijk een fatale. Dat betekent niet dat bepaalde beleidsmaatregelen, die terecht of ten onrechte met het neoliberalisme worden vereenzelvigd, niet zullen worden voortgezet. De besparingen zullen doorgaan, evenals de pogingen tot privatisering en zeker verdere deregulering van de arbeidsmarkt. Maar dit zal op nationale of regionale schaal gebeuren, waarbij regeringen vaker uit de pas van de internationale “regels” lopen, direct ingrijpen om de belangen van hun eigen nationale kapitalistische klasse te verdedigen of zelfs beperkte concessies doen wanneer ze geconfronteerd worden met massaal verzet, zodra de repressie heeft gefaald.

Nu het neoliberalisme de muur raakt, betreden we een nieuw onstabiel tijdperk. De Deutsche Bank noemt het in één van haar studies het ‘tijdperk van de wanorde’, wat wijst op een verdere toename van de polarisatie, zowel links als rechts, en op groeiende inter-imperialistische spanningen. Deze spanningen houden, zei het soms indirect, verband met de nieuwe Koude Oorlog tussen het Amerikaanse en Chinese imperialisme, dat nu de doorslaggevende factor is in de wereldpolitiek en de economie.

Onder president Biden komen er na het rampzalige Trump-tijdperk wellicht enkele binnenlandse wittebroodsweken, maar de neppe oproep tot eenheid zal snel botsen op de diepe tegenstellingen in de samenleving en ze zullen de polarisatie verder aanwakkeren. Op internationaal vlak kan men verwachten dat de nieuwe Amerikaanse regering een meer doordachte, minder provocerende en meer attente taal zal spreken, en waarschijnlijk zelfs enkele van de meer symbolische internationale afspraken zoals het Klimaatverdrag van Parijs of de betrokkenheid van de VS bij de Wereldgezondheidsorganisatie zal doen herleven. De stijl kan veranderen, maar de inhoud zal in grote lijnen hetzelfde blijven en zich verder ontwikkelen.

Er zullen tegenstrijdigheden zijn, vooral omdat we een overgangsperiode ingaan waarbij het oude afsterft terwijl het nieuwe nog niet geboren is. De dominante trend in dit nieuwe tijdperk zal echter zijn dat de spanningen toenemen, met tarieven, valuta- en handelsoorlogen, die soms in een spiraal van proxy-oorlogen terechtkomen en mogelijk zelfs de koude oorlog soms heet maken, zij het op beperkte schaal zoals we vorig jaar zagen bij de gevechten aan de grens tussen India en China.

In tegenstelling tot wat velen denken, begint een revolutie over het algemeen aan de top, wanneer publieke meningsverschillen het onvermogen van de heersende elite uitdrukken om op een geloofwaardige manier een weg vooruit te bieden. De hele situatie zal de heersende klassen ertoe aanzetten om meer repressie in te voeren, zal de extreemrechtse populistische krachten en het nationale chauvinisme versterken. Maar het zal ook het groeiende sentiment onder jongeren, arbeiders en onderdrukten voeden dat “we dit niet meer aankunnen”.

Bewegingen ontwikkelen zich snel

Het was te verwachten dat een dergelijke plotselinge en diepe depressie arbeiders en jongeren kon verlammen. Immers, volgens de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) gingen alleen al in het tweede kwartaal van 2020 meer dan een half miljard fulltime equivalente jobs verloren. Deze verwoesting is geconcentreerd onder de meest kwetsbare, laagbetaalde werknemers, werkenden met een migratie-achtergrond en mensen actief in de informele sectoren. Waar vrouwen 39% van de wereldwijde beroepsbevolking vertegenwoordigen, slikken ze 54% van de baanverliezen.

De officiële werkloosheidsstatistieken onderschatten de werkelijke omvang van de ramp. In de hele OESO en de opkomende economieën komen zo’n 30 miljoen “ontmoedigde werknemers” (die niet langer actief naar werk zoeken) niet voor in de officiële statistieken. In China zijn de meeste werklozen interne migranten en ook afwezig in de officiële statistieken. Volgens geloofwaardige onafhankelijke rapporten zijn 50 miljoen van deze migrantenarbeiders nog steeds werkloos, ondanks de zogenaamde economische opleving in China.

Maar in plaats van een verlamming zagen we bewegingen ontstaan, zelfs tijdens lockdown, over een hele reeks kwesties zoals racisme, seksisme, nationale onderdrukking, milieukwesties, corruptie, vervalste verkiezingen, repressieve wetgeving en natuurlijk sociale ontbering, besparingen en de slechte staat van de gezondheidszorg, het onderwijs en andere essentiële diensten. Deze bewegingen hebben de golf van opstand die de wereld in 2019 op zijn grondvesten deed schudden, gedeeltelijk doen herleven. Hoewel er duidelijke zwakheden zijn op het gebied van organisatie, programma en leiderschap, waren deze bewegingen over het algemeen massaal en hadden ze een breed maatschappelijk draagvlak. Ze werden ook gekenmerkt door een opvallende mate van moed, vastberadenheid en vasthoudendheid, een indrukwekkend gevoel van internationalisme en multiraciale, gender- en nationale eenheid, die op elk continent voorkomt. De beweging in Hongkong werd uiteindelijk verslagen, andere bewegingen gingen ten onder als een mate van uitputting, maar sommige bewegingen behaalden ook indrukwekkende overwinningen die verdere ontwikkelingen zullen stimuleren.

In het algemeen hebben deze bewegingen de zeer dunne sociale basis van de heersende elites blootgelegd, die de neiging heeft om zich verder te vernauwen naarmate de crisis zich ontwikkelt. Een neveneffect van de crisis is een gigantische sprong in de kapitaalconcentratie. Een aanzienlijk deel van het banenverlies is geconcentreerd in kleine bedrijven. De IAO schat dat wereldwijd ongeveer 436 miljoen kleine bedrijven worden bedreigd. Dit voedt nu al de radicalisering onder de middenklasse, waarvan sommige te lijden zullen hebben onder omstandigheden die vergelijkbaar zijn met die van de armste lagen van de arbeidersklasse. Natuurlijk zullen sommigen van hen, zoals het geval is met een meer vervreemde laag van arbeiders, hun woede vertalen in steun voor rechts populisme, maar anderen zullen zich aansluiten bij de rangen van het arbeidersverzet. Als sociale basis voor de heersende elite zal de middenklasse een veel minder betrouwbare factor worden.

Van fiscale orthodoxie tot fiscale activisme

Wat was de algemene reactie van de heersende elites op deze crisis tot nu toe? De centrale bankiers hebben een bijdrage geleverd met monetaire injecties ter waarde van ongeveer 10 procent van het mondiale bbp. Maar dit was slechts de onmiddellijke economische “nood”-interventie. Er was meer nodig om het systeem van de totale ineenstorting te redden en sociale opstand te voorkomen. Het establishment begreep dat dit het dichtst bij een oorlogssituatie kon komen. “Eerst maak je je zorgen over de oorlog, pas daarna zoek je hoe je die kunt betalen,” zei Carmen Reinhart, een voormalige fiscale havik, nu hoofdeconoom van de Wereldbank. Over het record van $3.13 biljoen dollar begrotingstekort van de VS, zei Fed-voorzitter Powell: “Dit is niet de tijd om prioriteit te geven aan die zorgen.” De voorzitter van de Europese Centrale Bank, Christine Lagarde, zei: “Het is duidelijk dat zowel de fiscale als de monetaire steun zo lang als nodig moeten blijven bestaan en dat een klifeffect [van plotse afname van publieke investeringen] moet worden vermeden.” De meeste economen, journalisten, politici, enz. sluiten zich bij soortgelijke verklaringen aan.

Het dogma van de fiscale orthodoxie is uit het raam gegooid en vervangen door fiscaal activisme. In december waren er fiscale stimuleringsmaatregelen ter waarde van $13.500 miljard, 15% van het mondiale bbp, wat 4 tot 5 keer meer is dan tijdens de Grote Recessie van 2008-2009.

In de ontwikkelde kapitalistische landen bedraagt dit $1365 per hoofd van de bevolking, in de ontwikkelende landen $76 per hoofd van de bevolking en in de armste landen $18 per hoofd van de bevolking. Eind oktober 2020 had Japan fiscale stimuleringsmaatregelen genomen ten belope van 21% van zijn BBP, de VS 13,2% (voordat het laatste pakket werd goedgekeurd), Duitsland 8,9%, maar ook Brazilië 12%, India 6,9%, Argentinië 6% of Indonesië 4,3%. Verdere injecties worden momenteel besproken en zullen waarschijnlijk worden goedgekeurd.

Zal dit beleid van korte duur zijn? Zal het neoliberalisme na een korte onderbreking weer snel worden hervat, zoals in de nasleep van de Grote Recessie? Deze depressie is niet alleen een grote hobbel op de weg, maar het resultaat van een organische crisis die over een lange periode is gerijpt. Het is te wijten aan het feit dat de productiekrachten de kapitalistische productiewijze en de eigendomsverhoudingen al lang zijn ontgroeid, die van een relatieve rem op de ontwikkeling zijn uitgegroeid tot een absoluut obstakel. De productieve ontwikkeling heeft lang geleden een fase bereikt waarin democratische planning, internationale samenwerking en uitwisseling van kennis en publieke controle en eigendom over middelen nodig waren, maar dat stuit op de zucht naar winst die eigen is aan het systeem.

Bovendien houdt deze crisis ook sterk verband met de verzwakking van het Amerikaanse imperialisme, dat weliswaar nog steeds de dominante macht is, maar steeds meer wordt uitgedaagd, met name door het Chinese imperialisme.

Dit alles maakt een heropleving van het neoliberale tijdperk zeer onwaarschijnlijk. Het zou ofwel een grote overwinning van het Amerikaanse imperialisme eisen, ofwel een terugkeer naar het beleid van “engagement” met China, dat met het bezoek van Nixon in 1972 begon en ertoe leidde dat China in 2000 tot de Wereldhandelsorganisatie toetrad. Beide scenario’s zijn uiterst onwaarschijnlijk en zouden ook een sociale explosie in China vereisen, die haar eigen complicaties zou veroorzaken. Het zou ook een grote druk uitoefenen op de arbeidersklasse, waardoor de rechten van de werkenden en de arbeids- en levensomstandigheden zodanig zouden worden verminderd dat de productieve winstgevendheid in ieder geval gedeeltelijk zou kunnen worden hersteld. Dat zou grote klassenstrijd vergen, wat niet kan worden uitgesloten, net zoals grote nederlagen van de arbeidersklasse niet uit te sluiten zijn, vooral niet in een context waarin het ontbreekt aan een adequaat programma en organisatie als gevolg van het gebrek aan leiding die de taken voor de komende periode onder ogen ziet. Tegelijkertijd weten de heersende elites echter dat dit geen gemakkelijke opgave zou zijn, en op dit moment ontbreekt het hen aan het vertrouwen en de kracht om dit snel te doen, wat de reden is waarom het in dit stadium niet het gangbare denken in heersende kringen is.

Terwijl we dus wendingen zullen zien, terwijl het beleid van fiscaal activisme op verschillende manieren zal worden uitgevoerd in verschillende landen en regio’s van de wereld, zal de dominante trend in de wereldeconomie er één zijn naar meer staatsinterventie – politiek en financieel – met minder gewicht voor het klassieke ‘neoliberale’ dogma van het terugdringen van de tekorten. Noch het IMF, noch enige andere grote internationale instelling, noch de belangrijkste opiniemakers pleiten er in dit stadium voor om de fiscale steun snel af te schaffen. Het is niet realistisch en ook niet gewenst. Net als de Grote Depressie van de jaren dertig of de ‘oliecrisis’ van 73-75 illustreert deze depressie dat het dominante beleid van de afgelopen decennia zijn grenzen heeft bereikt. De voortzetting ervan zal alleen maar leiden tot een grotere ramp. Zoals gebruikelijk wordt de staat opgeroepen om het systeem overeind te houden en vervolgens te redden door middel van hervormingen, of in de taal van het IMF “om aanpassingen te ondersteunen.” Maar deze zullen immens zijn. De uitkomst van dit alles zal vooral worden bepaald door de klassenstrijd.

De weg vooruit is niet om het kapitalisme te redden, maar om het omver te werpen…

Dit alles betekent een grote verandering, een tektonische verschuiving in het economisch beleid van de kapitalisten, die we onder ogen moeten zien om ons voor te bereiden op de komende klassenstrijd. In veel opzichten is de situatie waarmee we geconfronteerd worden uniek. Een hoeksteen van de marxistische methode is het onderzoeken van de ontwikkelingswetten die aan het werk zijn in de menselijke geschiedenis, om zo de processen die zich ontwikkelen beter te begrijpen. De periode die het dichtst bij de huidige situatie ligt, is die van de Grote Depressie van de jaren 1930. Net als de huidige depressie illustreert de Grote Depressie van de jaren 1930 dat de toenmalige dominante ‘laissez faire’ kapitalistische politiek niet meer werkte. Adam Smith’s idee dat het algemeen belang het best gediend is als ieder zijn eigen belang nastreeft, botste op een muur. Om het systeem te redden, gaf Keynes de voorkeur aan een nieuwe, anticyclische aanpak: regeringen moesten de economie uit de recessies duwen en zich terugtrekken zodra het herstel zich aandiende.

Roosevelt paste het aarzelend toe in de VS, ook met het oog op het redden van het kapitalisme. Het mislukte, niet omdat hij niet genoeg deed, maar omdat geen van de onderliggende oorzaken van de Grote Depressie was aangepakt. Het was de groeiende dreiging van een revolutie, de Tweede Wereldoorlog, de bijhorende vernietiging, de uitkomst ervan en de krachtsverhoudingen die er uit voortkwamen, die het proces veel verder duwden dan wat Keynes ooit voor ogen had. Dit leidde ertoe dat de welvaartsstaten – in de ontwikkelde kapitalistische landen en enkele uitzonderingen in de neokoloniale wereld – de revolutie opnieuw vermeden. Dit was een uitzonderlijke situatie, het resultaat van het samenkomen van verschillende factoren waarvoor vandaag geen enkele materiële basis meer bestaat. Dit hoofdstuk is afgesloten sinds de ‘olie’-crisis van 1973-75, de stagflatie en afnemende winstcijfers met het naoorlogse keynesianisme deden wat de Grote Depressie met de ‘laissez faire’ politieke in de jaren ’30 deed.

Het neoliberalisme zelf sprong niet kant-en-klaar op het toneel. Het begon als een monetaristisch experiment in Chili na de Pinochet-staatsgreep van 1973. Elders duurde het 5 tot 10 jaar voordat de heersende klasse het vertrouwen en de kracht kreeg om het als haar belangrijkste beleid op te leggen.

In wezen beschouwt het monetarisme de geldhoeveelheid, en niet het fiscale beleid, als het belangrijkste instrument voor economische regulering, dat wordt gegarandeerd door centrale banken die onafhankelijk zijn van gekozen regeringen. Het ziet politieke inmenging in de economie als druk ten gunste van inkomens- en welvaartsgelijkheid ten koste van ‘economische efficiëntie’. Naarmate deregulering, financialisering, liberalisering en privatisering in een stroomversnelling raakten, kreeg het neoliberalisme gestalte. Het werd verder versterkt door het uitdijende globaliseringsproces na de ineenstorting van het stalinisme. Hoewel het mogelijk is om enkele specifieke kenmerken te onderscheiden, moet het neoliberalisme niet worden gezien als een vaststaand geheel van regels, maar als het beleid zoals het zich in een historische periode heeft ontwikkeld.

De beleidswijziging die vandaag wordt toegepast, vertoont overeenkomsten met de keynesiaanse methoden en overheidsinterventie zoals die in de jaren 1930 werden toegepast. Hoewel alle vergelijkingen gebrekkig zijn en een nauwere focus veel verschillen aan het licht zal brengen, zijn er toch belangrijke lessen te leren. Roosevelt combineerde verhoogde sociale uitgaven, infrastructuurwerken en het creëren van werkgelegenheid. Dit leidde ertoe dat zowel de vakbondsleiders als de leiders van de CP, die toen een aanzienlijke invloed hadden, zich achter hem schaarden. Ze zagen de verandering in het beleid, maar in plaats van bloot te leggen hoe deze gericht waren op het redden van het systeem, deelden en verspreidden ze illusies. Geen van de tijdelijke maatregelen van Roosevelts loste de onderliggende problemen van de economie op, en ze werden gecombineerd met een brute onderdrukking van de strijd van de arbeiders. Vandaag moeten we er ook voor waarschuwen dat de verschuiving in het beleid van het neoliberalisme niet betekent dat er geen pogingen zullen worden ondernomen om de last van de crisis op de werkenden af te wentelen, maar dat dit de vorm zal aannemen van nationale besparingen in plaats van een internationaal regime.

In zijn Overgangsprogramma wees Trotski erop dat de “New Deal” alleen mogelijk was in een land waar de burgerij erin slaagde om onberekenbare rijkdom te vergaren. In veel armere landen kan men zich vandaag niets van dat alles voorstellen. Desondanks worden in sommige van die landen beperktere veranderingen aan het neoliberale kookboek gemaakt. In India is het nieuwe stimuleringspakket van Modi in oktober, gericht op het stimuleren van de consumentenvraag en extra overheidsuitgaven voor infrastructuurprojecten, een voorbeeld, evenals het maandelijkse noodhulppakket van de Braziliaanse regering dat sinds april contante betalingen aan 67 miljoen arme gezinnen heeft uitgedeeld.

Deze beperkte uitzonderingen zullen van korte duur zijn en binnenkort plaats maken voor ondraaglijke ontberingen als de arbeidersklasse geen hevige strijd levert. Maar zelfs als er concessies worden gedaan, kunnen we het ons niet veroorloven om de onvermijdelijke illusies te delen, zelfs indien we enthousiast elke strijd voor hervormingen ondersteunen. We zullen erop wijzen dat het kapitalistische systeem versleten is en dat zolang het bestaat, welk beleid ook wordt toegepast, het altijd ten goede zal komen aan de rijken ten koste van de armen. International Socialist Alternative zal zich bij de komende bewegingen aansluiten en ze helpen opbouwen, om ze te versterken door onze marxistische methoden te demonstreren en geduldig maar vastberaden ons programma voor de omverwerping van het kapitalisme en een socialistische transformatie van de samenleving uit te leggen.