Home » Internationaal » Azië » 120 jaar geleden: ”Bloedige zondag” als start van de Russische Revolutie van 1905

120 jaar geleden: ”Bloedige zondag” als start van de Russische Revolutie van 1905

Op 9 januari 1905 vielen er honderden doden en duizenden gewonden in Petersburg. De werkenden brachten hun ongenoegen op straat. Ze wilden met hun breed gedragen petitie naar de tsaar trekken om hem tot medeleven te bewegen. Daar kwam niets van in huis. Het dictatoriale regime liet op de betogers schieten. Het betekende het einde van de illusies in de tsaar en het begin van een revolutiejaar in Rusland. In zijn boek ‘1905’ doet Trotski het relaas van die januaridagen. Hieronder het betreffende hoofdstuk. Het volledige boek in een eerste Nederlandse vertaling verschijnt binnenkort.

“Sire! Wij arbeiders, onze vrouwen en kinderen, hulpeloze ouderen die ons hebben verwekt, wij zijn naar u gekomen, Sire, om rechtvaardigheid en bescherming te vinden. Wij leven in grote armoede, we worden onderdrukt en uitgebuit door het werk dat boven onze krachten moet worden verricht; we worden beledigd, niet als mensen gezien, we worden behandeld als slaven die hun lot in stilte moeten dragen. En we dragen ons lot, maar we worden steeds dieper in de afgrond van bedelarij, wetteloosheid en onwetendheid gedreven. Het despotisme en de willekeur wurgen ons en we stikken erin. Sire, onze kracht raakt uitgeput! De grens van ons geduld is bereikt; het verschrikkelijke moment is aangebroken dat het voor ons beter is om te sterven dan deze aanhoudende folteringen nog langer te verdragen.”

Aldus begon de gevierde volkspetitie van de arbeiders van Petersburg. In deze woorden klonken de onderliggende bedreigingen duidelijker door dan de smeekbedes van de trouwe onderdanen. De verklaring ging verder met een beschrijving van alle vormen van onderdrukking en beledigingen die het volk moest ondergaan. Alles was vastgelegd, van onverwarmde fabriekshallen tot politieke wetteloosheid in het land. De petitie vroeg om amnestie, publieke vrijheden, de scheiding van kerk en staat, de achturige werkdag, een eerlijk loon en de geleidelijke overdracht van de grond aan het volk. Aan het hoofd van alles plaatsten zij het bijeenroepen van een Grondwettelijke Vergadering op basis van algemeen kiesrecht. De petitie eindigde als volgt.

“Dit zijn onze grootste noden, Sire, waarop wij u wijzen. Beveel en zweer dat zij worden nagekomen en u zal Rusland groots en glorieus maken en uw naam voor eeuwig in onze harten en die van ons nageslacht sluiten. Maar als u ze niet nakomt, als u niet naar onze smeekbede luistert, zullen wij hier sterven, op de stoep van uw paleis. Wij kunnen nergens anders naar toe, geen doel om na te streven. Voor ons liggen maar twee wegen; naar de vrijheid en geluk, of die naar het graf. Sire, kies een pad en wij zullen volgen, ook al leidt het pad naar de dood. Wij zijn bereid ons leven op te offeren voor het al lang lijdende Rusland. We schamen ons niet voor zo’n offer, wij maken hem uit vrije wil.”

En zij brachten hun offer …

De petitie van de arbeiders verving niet alleen de schimmige formuleringen van de liberale verklaringen met hun verhulde oproepen tot meer politieke democratie, maar gaf deze leuzen ook een klasseninhoud door stakingsrecht en een 8-urige werkdag te eisen. Haar historische betekenis lag niet zozeer in haar tekst als wel in het feit zelf. De petitie was de proloog naar een actie die de arbeidende massa’s verenigde. Ze waren verenigd in een smeekbede aan een geïdealiseerde monarchie. En daarna in het besef dat het proletariaat en de échte monarchie dodelijke vijanden bleken te zijn.

Het verloop van de gebeurtenissen staat eenieder nog helder voor de geest. Het waren maar een paar dagen en het ontwikkelde zich op vreemde wijze, alsof het allemaal gepland was. Op 3 januari brak er een staking uit in de Poetilov fabrieken. Op 7 januari staakten al ruim 140.000 arbeiders. Het hoogtepunt van de staking lag op 10 januari. Vanaf 13 januari werd het werk weer hervat. Feitelijk begon het dus als een economische staking, die uitbrak als gevolg van een aantal specifieke incidenten. De staking breidde zich uit over tienduizenden arbeiders en kreeg een politieke lading. De staking werd georganiseerd door de “Vereniging van Bedrijf- en Fabrieksarbeiders”, oorspronkelijk nota bene voortgekomen uit de politie. De radicalen, die door het falen van hun bankettencampagne op een doodlopende weg terecht waren gekomen, kookten van ongeduld. Ontevreden over de beperkte economische eisen van de staking dwongen ze Gapon, hun leider, een veel politiekere houding aan te nemen. Ze werden zo overweldigd door de enorme ontevredenheid, woede en revolutionaire energie onder de arbeiders, dat de kleingeestige plannen van hun liberale medestanders de grond in werden geboord. De sociaaldemocraten traden op de voorgrond. In eerste instantie met vijandigheid begroet, pasten zij zich snel aan hun publiek aan en wonnen de overhand. Hun leuzen werden door de massa’s overgenomen en werden onderdeel van de petitie.

De regering verviel tot volledige inactiviteit. Waarom? Een slimme provocatie? Verlammende verwarring? Beide. De bureaucraten van het type van prins Svjatopolk wisten niet waar ze het moesten zoeken. De kliek rond Trepov, was erop gebrand om zo snel mogelijk de “Lente” om zeep te helpen en hoopte daarom op een slachtpartij. Zij liet de gebeurtenissen hun natuurlijke loop hebben met de logische gevolgen. De telegraaf mocht elke dag stap voor stap de gebeurtenissen over de hele wereld verspreiden. Elke conciërge in Parijs wist drie dagen van te voren dat er op zondag 9 januari in Petersburg een revolutie zou plaatsvinden. De Russische regering deed niets om een bloedbad te voorkomen.

Door de 11 afdelingen van de “Vereniging” van arbeiders werden bijeenkomsten belegd. Er werd een petitie opgesteld en de plannen voor de optocht naar het paleis werden besproken. Gapon ging van afdeling naar afdeling; de sociaaldemocratische sprekers werden schor en vielen soms om van uitputting. De politie mengde zich nergens in. Ze was in geen velden of wegen te bekennen.

Zoals afgesproken was de optocht naar het paleis een vreedzame, zonder slogans, spandoeken of sprekers. De mensen droegen hun nette zondagse kleren. In sommige delen van de stad droegen ze iconen en kerkelijke vaandels met zich mee. Overal kwamen de deelnemers aan de petitie-optocht troepenmachten tegen die de weg versperden. Ze smeekten om doorgelaten te worden. Ze huilden, poogden om de versperringen heen te komen of er doorheen te breken. De soldaten vuurden de hele dag. Er vielen honderden doden en duizenden gewonden. Exacte cijfers waren niet vast te stellen omdat in het holst van de nacht de lichamen door de politie werden afgevoerd en gedumpt.

Op 9 januari om middernacht schreef Gregori Gapon:

“De vloek van mijn priesterschap rust op de soldaten en officieren die hun onschuldige broeders, zusters en kinderen vermoorden, op de onderdrukkers van het volk. Mijn zegen is er voor die soldaten die meehelpen het volk naar vrijheid te streven. Ik verleen hen vergiffenis voor hun militaire eed aan deze verraderlijke tsaar die het bevel gaf tot dit bloedbad van onschuldigen.”

De geschiedenis gebruikte het plan van Gapon voor haar eigen doeleinden – en er restte Gapon niets anders dan de revolutionaire gevolgen naar de gebruiken van zijn priesterschap te formuleren.

Tijdens het ministeriële beraad op 11 januari, adviseerde graaf Witte, toen nog niet aan de macht, de gebeurtenissen en maatregelen van 9 januari, te bespreken “om in de toekomst zulke betreurenswaardige gebeurtenissen te voorkomen.” Het voorstel van Witte werd afgewezen omdat “het niet binnen de competentie van dit beraad viel en niet op de agenda stond.” Het ministeriële beraad stond toe dat het begin van de Russische revolutie onopgemerkt plaatsvond, omdat het niet op de agenda stond.

De wijze waarop de gebeurtenissen zich op 9 januari ontvouwden, konden natuurlijk door niemand in zijn geheel worden voorzien. Een priester die door de loop van de geschiedenis geheel onverwacht voor een aantal dagen aan het hoofd van de arbeidende massa’s werd geplaatst, gaf daar natuurlijk ook de stempel aan van zijn persoon, zijn opvattingen en status als priester. De diepere inhoud van de gebeurtenissen werd voor velen verhuld door de vorm waarin ze plaatsvond. Maar het werkelijke belang van 9 januari reikte veel verder dan de symboliek van een processie naar het Winterpaleis. De priestermantel van Gapon was slechts een rekwisiet, het proletariaat was de hoofdrolspeler in dit drama. Het proletariaat begon met een staking, verenigde zichzelf, stelde politieke eisen, ging de straat op, wist de publieke steun en het enthousiasme van de rest van de bevolking achter zich te krijgen, botste met de troepenmacht en startte de Russische revolutie. Gapon was niet de schepper van de revolutionaire energie van de arbeiders van Petersburg; vooral tot zijn eigen verbazing was hij degene die het deed uitbarsten. Deze zoon van een priester, daarna seminariestudent aan de Aeligius Academie, als agitator overduidelijk aangestuurd door de politie, kwam plotseling aan het hoofd te staan van een bijeenkomst van honderdduizenden mensen. De politieke situatie, zijn priestermantel, de elementaire opwinding van de nog nauwelijks politiek bewuste massa’s en de enorm snelle loop van de gebeurtenissen maakten van Gapon een “leider”.

In zijn hoedanigheid als sprookjesverteller op de psychologische ondergrond van avonturisme, enige betrouwbaarheid uitstralend en met een wat opvliegend zuidelijk temperament, als onbenul in sociale aangelegenheden, was Gapon totaal niet bij machte enige sturing aan de gebeurtenissen te geven of ze zelfs maar te voorzien. Hij werd er volkomen door overspoeld.

De liberalen hielden lang vol de gebeurtenissen van 9 januari te wijten waren aan het karakter van Gapon. Zij spiegelden hem af als een ware volksmenner die de kneepjes van het vak kende in vergelijking met de sektarische doctrine van de sociaaldemocraten. Daarmee vergaten ze dat 9 januari helemaal niet zou hebben plaatsgevonden als Gapon niet in aanraking was gekomen met enkele duizenden politiek bewuste arbeiders, die de leerschool van het socialisme hadden doorlopen. Deze mensen vormden meteen een ijzeren ring om hem heen, die hij al had hij het zelf gewild, niet kon doorbreken. Maar hij ondernam geen uitbraakpoging. Gehypnotiseerd door zijn eigen succes, liet hij zich op de golven meedragen.

De dag na de Bloedige Zondag beschreven we dat Gapon zich politiek volledig had onderworpen. Ongetwijfeld hebben we allemaal zijn karaktereigenschappen overschat. Met zijn krans van heilige verontwaardiging en de vervloeking van de priester op zijn lippen, leek hij vanop afstand wel een Bijbelse figuur. Het leek alsof er krachtige revolutionaire bezieling in de borst van deze jonge priester was ontwaakt, die werkte in het Huis van Bewaring in Petersburg. Wat gebeurde er daarna? Toen de lichten uiteindelijk doofden, beschouwde eenieder Gapon als de politieke en morele onbenul die hij in werkelijkheid was. Zijn optreden voor socialistisch Europa, zijn jammerlijke “revolutionaire” geschriften uit het buitenland, bot en naïef tegelijk, zijn terugkeer naar Rusland, zijn achterbakse contacten met de regering, de door graaf Witte overhandigde smeergelden, Gapons pretentieuze en absurde interviews met vertegenwoordigers van de conservatie pers en, uiteindelijk, het schurkachtige verraad dat zijn einde betekende; dit alles maakte een definitief einde aan enige illusies rond de figuur van Gapon van 9 januari.

We ontkomen er niet aan de slimme woorden van Viktor Adler, leider van de Oostenrijkse sociaaldemocraten, voor de geest te halen die, toen hij het eerste telegram las waarin Gapon zijn terugkeer naar Rusland aankondigde, zei: “Wat jammer … het zou voor zijn naam in de geschiedenis beter zijn als hij net zo mysterieus van het toneel was verdwenen als hij er was opgekomen. We hadden dan een prachtige romantische legende gehad van een priester die de poorten naar de Russische Revolutie wijd open zette.” Om er daarna met de hem zo eigen ironie aan toe te voegen: “Sommigen kunnen beter martelaren dan partijgenoten zijn.”

‘In Rusland bestaat er geen revolutionaire bevolking’, schreef Peter Stroeve in zijn in het buitenland gepubliceerde krant Osvobozdeni (Bevrijding), op 7 januari 1905. Precies twee dagen voordat de garderegimenten de betoging van de Petersburgse arbeiders neersloegen.

“In Rusland bestaat er geen revolutionaire bevolking”, stelde het Russische liberalisme bij monde van een afvallige socialist, die tijdens de bankettencampagne van drie maanden zichzelf ervan had overtuigd dat hier het centrum van de politieke actie lag. Maar deze uitspraak kwam tijd tekort om Rusland te bereiken voordat de telegraaf alle hoeken van de wereld bestookte met telegrammen over het grote nieuws van het begin van de Russische revolutie.

Wij hadden erop gewacht, we hebben er nooit aan getwijfeld. Voor vele jaren was het voor ons de logische uitkomst van onze “doctrine”, die werd beschimpt door onbenullen van allerlei politiek allooi. Zij geloofden niet in de revolutionaire rol van het proletariaat. In plaats daarvan geloofden ze in de kracht van de zemsty-petities, in Witte, in Svjatopolk-Mirski, in vaten met dynamiet. Er is geen politiek vooroordeel te bedenken waar ze niet in geloofd hebben. En juist ons geloof en vertrouwen in het proletariaat werd door hen als een misplaatst vooroordeel weggezet.

Niet alleen Stroeve, maar ook het “geschoolde publiek” in wiens dienst hij kort geleden was getreden, werd volkomen door de gebeurtenissen verrast. Met van angst opengesperde ogen en verstijfd zagen ze door hun ramen het historische drama voor zich ontvouwen. De interventie van de intelligentsia in de gebeurtenissen was van een jammerlijke en verwaarloosbare aard. Een vertegenwoordiging van een aantal vooraanstaande professoren en geleerden benaderde prins Svjatopolk-Mirski en graaf Witte. Zoals de liberale pers het stelde, deden ze dit “in de hoop de problemen dusdanig te kunnen toelichten dat wellicht het gebruik van geweld voorkomen kan worden.” De ene berg was tegen de andere berg aan het botsen en ondertussen geloofden een handjevol democraten dat onderonsjes met een paar ministers het onvermijdelijke konden doen voorkomen. Svjatopolk weigerde de delegatie te ontvangen. Witte stak onmachtig zijn handen omhoog. En toen, als in een toneelstuk van Shakespeare, werd geheel onverwacht een element van farce in deze grootste tragedie gepresenteerd. De politie stelde dat de afgevaardigden een “Voorlopige Regering” vormden en ze werden afgevoerd naar de Peter en Paul vesting.

Toch trok 9 januari een diepe scheidingslijn door het onsamenhangende en mistige speelveld van het politieke bewustzijn van de intelligentsia. Tijdelijk vielen de intelligentsia terug op de gewoontes van het traditionele liberalisme met haar geloof in het bezweren van de ellende middels een wisseling van de wacht aan de top van de regering. Het dwaze regime van prins Svjatopolk-Mirski was het tijdperk van de bloei, de prachtige bloei van dit soort liberalisme. De hervormingsgezinde oekaze van 12 december was haar rijpste vrucht. Maar 9 januari vaagde deze “Lente” weg, haar vervangend door een militaire politiedictatuur met ongelimiteerde macht voor Trepov, die vlak daarvoor door de liberale oppositie was verwijderd als Commissaris van Politie in Moskou! Tegelijkertijd werden de verschillen tussen de democraten en de officiële oppositie binnen de liberale kringen steeds duidelijker. De acties van de arbeiders versterkten de radicale elementen onder de intelligentsia, net zoals de zemsty-conferentie eerder de troefkaarten juist in handen van de meer opportunistische elementen legde. De kwestie van politieke vrijheid werd voor het eerst concreet in het bewustzijn van de linkervleugel van de oppositie. Ze zagen dit terug in de mate van strijd, de krachtsverhoudingen en de woeste aanvallen op krachtige volksbewegingen. Voor het eerst trad het revolutionaire proletariaat, gisteren nog een ‘hersenspinsel van de marxisten’, als een krachtige politieke realiteit op de voorgrond.

Het invloedrijke liberale weekblad Pravo schreef: “Kunnen we na deze bloedige dagen in januari ook maar één moment twijfelen aan de historische missie van het Russische stedelijke proletariaat? Het is duidelijk dat deze kwestie, in ieder geval voor dit moment van de geschiedenis, is opgelost. Niet door ons, maar door de arbeiders die, tijdens die gedenkwaardige januaridagen, met de kracht van verschrikkelijke en bloedige gebeurtenissen, hun namen in het heilige boek van de sociale beweging in Rusland hebben geschreven.” Er zat maar één week tussen het artikel dat Stroeve publiceerde en de bovenstaande zinsneden, toch ligt er een heel historisch tijdperk tussen.

Ook voor de kapitalistische bourgeoisie was 9 januari een keerpunt in het politieke bewustzijn.

In de jaren net voor de revolutie, en tot grote ontevredenheid van de kapitalisten, was er een hele school van regeringsdemagogie ontstaan, de zogenaamde Zoebatov-leer. Haar doel was om arbeiders in econonische delicten te laten komen met de eigenaren, zodat botsingen met het staatsapparaat werden vermeden.

Maar na Bloedige Zondag kwam de hele normale gang van zaken tot stilstand. Er werd slechts met intervallen gewerkt, tussen de ongeregeldheden door. De enorme winsten uit legerorders en leveringen kwamen niet in de industrie terecht, die in zwaar weer verkeerde, maar in de zakken van een kleine groep roofzuchtige monopolisten met privileges. Er bleef niets over om de industrie te paaien in deze omstandigheden van toenemende chaos. De ene na de andere bedrijfstak ging over naar de oppositie. Verenigingen van beurshandelaren, industriële congressen, de ‘adviesbureaus’ oftewel gecamoufleerde syndicaten, allerlei andere kapitalistische organisaties die gisteren politiek nog maagd waren, ventileerden hun afkeur over de autocratische politiestaat en begonnen de taal van het liberalisme te spreken. De handelaar van de stad liet merken dat hij ten aanzien van de kwestie van de oppositie, geen duimbreed zou wijken voor de “verlichte” landeigenaren. De Doema’s sloten zich niet alleen aan bij de zemstvo’s, maar plaatsen zich ook aan het hoofd er van. En de Doema van Moskou, die een organisatie van handelaren was, nam de eerste rij in.

Door de brede roep om een terugkeer van publieke en staatsorde verstomde het onderlinge gevecht tussen de verschillende takken van het kapitaal om de gunsten en gelden van de minister van Financiën enigszins, al was het van tijdelijke aard. Naast eenvoudige verzoeken om concessies en subsidies, kwamen er nu ook, soms zelfs naast elkaar, meer complexe ideeën naar voren over de ontwikkeling van de productiekrachten en de uitbreiding van de binnenlandse markt. Maar in alle oproepen, verzoeken, resoluties en memoranda van de ondernemers werd ook altijd een oproep gedaan om arbeidsonrust en onvrede op het platteland te beteugelen. Het kapitaal was teleurgesteld in het paardenmiddel van politierepressie, dat als een zweep enerzijds de ruggen van werkenden teistert en anderzijds winsten wegzuigt. Zo kwam het tot de conclusie dat voor een vreedzame ontwikkeling van kapitalistische uitbuiting een liberaal regime noodzakelijk was. “Et tu, Brute!”, schreeuwde de reactionaire pers verontwaardigd tegen de Moskouse ‘oude getrouwen’, de pilaren van eeuwenoude traditie, toen die het grondwettelijke platform ondersteunden. Maar hun gejammer bracht ‘Brutus’, in deze de grote textielhandelaren, niet tot zwijgen. ‘Brutus’ moest nog een hele politieke parabool doorlopen om, aan het eind van het jaar, toen de proletarische beweging haar hoogtepunt bereikte, weer de bescherming van de heilige, enig en ondeelbare zweep van de politieagent op te eisen.

Het diepst en meest verregaande effect van het bloedbad van januari voltrok zich onder het Russische proletariaat. Enorme stakingsgolven spoelden over het hele land, alle staatslichamen verkrampend. Volgens schattingen werd er in 122 steden en gemeenten gestaakt, in een aantal mijnen in de Donetz en bij de spoorwegen. Grote lagen van de werkenden werden door de gebeurtenissen tot op het bot geraakt. Er waren zo’n miljoen mannen en vrouwen bij de staking betrokken. In bijna twee maanden, zonder een daadwerkelijk plan, soms zelfs zonder maar enige eisen te stellen, het werk neerleggend en weer beginnend, alleen handelend uit solidariteit, heerste de staking over het land.

Tijdens het stormachtige hoogtepunt in februari 1905 schreven we:

“Na 9 januari kent de revolutie geen weg terug. Zij kan zich niet langer tevreden stellen met ondergronds en verborgen doorwroeten om nieuwe lagen onder de bevolking aan te sporen in actie te komen. Openlijk lanceert zij haar oproep aan haar troepen, compagnieën, divisies en bataljons. Het proletariaat vormt het hart van dit leger en daarom doet de revolutie haar oproep via het stakingswapen.”

“Zaak na zaak, fabriek na fabriek, stad na stad, overal wordt het werk neergelegd. Het spoorwegpersoneel is als de lont van de staking, langs de spoorlijnen verspreidt de staking zich. Er worden economische eisen gesteld die snel worden ingewilligd. Soms gedeeltelijk, soms volledig. Maar noch het begin, noch het einde van de staking wordt bepaald door de aard van de eisen of hoe die worden gesteld. De staking vindt plaats, niet omdat er door goed geformuleerde eisen een economisch gevecht losbarst, integendeel. De eisen worden gekozen en onder woorden gebracht omdat er gestaakt moet worden. De arbeiders voelen de noodzaak om aan zichzelf, hun medestrijders, het proletariaat in de rest van het land, hun gezamenlijke kracht te tonen, hun klasseninstinct en hun strijdvaardigheid. Alles wordt ondergeschikt gemaakt aan de algemene revolutionaire inschattingen. Als een wervelwind raast de staking over het land, luwend en dan weer oplaaiend, haar wil aan eenieder opleggend; de stakers en hun sympathisanten, diegenen die haar haten en vrezen, gehoorzamend aan de wil van de revolutie dringt ze in alle hoeken en gaten van het land door en raakt eenieders bewustzijn. Over het hele gebied dat door de stakingen is geraakt, en dat is het hele land, hangt er een dreigende en opstandige sfeer.”

“Na 9 januari is de revolutie niet meer te stoppen. Zonder zich iets aan te trekken van militaire geheimhouding, maar juist openlijk, luidruchtig, de dagelijkse routines bespottend, haar afstompende saaiheid verwerpend, leidt de revolutie naar haar eigen hoogtepunt.”

Scroll To Top