De recente gebeurtenissen in Oekraïne tonen eens te meer aan dat de arbeidersbeweging internationaal een duidelijk programma moet hebben om het recht op zelfbeschikking te waarborgen. We publiceren een uitgebreid dossier over de nationale kwestie in Oekraïne door Walter Chambers van International Socialist Alternative.
Er is niets abstracts aan de nationale kwestie, waar en wanneer die ook aan de orde komt. Socialisten moeten de specifieke situatie begrijpen en een principieel programma verdedigen, dat niet alleen het recht van naties op zelfbeschikking verdedigt, maar dat dit doet op een manier die garandeert dat de arbeidersklasse en haar organisaties onafhankelijk blijven van de nationale burgerij. Anders gezegd: er is een standpunt nodig dat het bewustzijn van de arbeidersklasse en de klassenstrijd bevordert. De afschuwelijke situatie rond Oekraïne is de zoveelste waarin het standpunt van links over de nationale kwestie zwaar op de proef wordt gesteld.
In zijn zogenaamde ”Oproep aan de Natie” om aan te kondigen dat Rusland de twee republieken – de Volksrepublieken Donetsk en Loegansk (DNR/LNR) – in Oost-Oekraïne erkent, en om in feite zijn invasie van Oekraïne te lanceren, schetste Vladimir Poetin zijn reactionaire, Russisch-imperialistische visie op de geschiedenis van de Russisch-Oekraïense betrekkingen. In wezen keerde hij terug naar de oude tsaristische ideologie dat Rusland – of meer specifiek – het Russische rijk “één en ondeelbaar” was.
Hij zei:
“Ik herinner u eraan dat de bolsjewieken na de oktoberrevolutie van 1917 en de daaropvolgende burgeroorlog een nieuwe staatsvorm begonnen te creëren. Zij hadden onderling nogal ernstige meningsverschillen op dit punt. In 1922 bekleedde Stalin zowel de functie van algemeen-secretaris van de Russische Communistische Partij (Bolsjewieken) als die van Volkscommissaris voor Etnische Zaken. Hij stelde voor het land op te bouwen volgens de beginselen van autonomisering, d.w.z. dat de republieken – de toekomstige administratieve en territoriale entiteiten – ruime bevoegdheden zouden krijgen wanneer zij zich bij een eengemaakte staat zouden aansluiten.
“Lenin bekritiseerde dit plan en stelde voor concessies te doen aan de nationalisten, die hij in die tijd ‘onafhankelijken’ noemde. Lenins ideeën over wat in wezen neerkwam op een confederatieve staatsregeling en een slogan over het zelfbeschikkingsrecht van naties, tot aan afscheiding toe, werden gelegd in het fundament van de Sovjet-staat [ …]
“Dat roept nog een vraag op: waarom was het nodig om zulke royale giften te doen, die de stoutste dromen van de meest ijverige nationalisten te boven gingen, en bovendien de republieken het recht te geven om zich zonder enige voorwaarden af te scheiden van de eenheidsstaat?[ …]
“In feite was wat Stalin volledig ten uitvoer bracht niet Lenins maar zijn eigen regeringsprincipes […]”
Deze toespraak was opmerkelijk door de aanvallen op Lenin en de Bolsjewieken enerzijds en door de steun aan Stalin en de bureaucratische dictatuur anderzijds. Lenin was inderdaad een fervent voorstander van het recht van naties op zelfbeschikking. In 1914 schreef hij zijn beroemde pamflet ter verdediging van dit standpunt, waarin hij verklaarde:
“Wij komen met kracht op voor dat wat buiten twijfel staat: het recht van de Oekraïne op zulk een [onafhankelijke] staat. Wij houden dit recht hoog en wensen de privileges van de Groot-Russen tegenover de Oekraïners niet te steunen, wij voeden de massa’s op in de geest van het erkennen van dit recht, in de geest van het afwijzen van staatkundige privileges van welke natie ook.” (Lenin: Over het recht der naties op zelfbeschikking, zie: https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1914/1914zelf.htm)
Niet alleen in woorden, maar ook in de praktijk verdedigde Lenin dit standpunt tot het einde van zijn leven. Na de februarirevolutie kwam de nieuwe voorlopige regering van liberale kapitalisten en gematigde socialisten hun beloften over onafhankelijkheid voor Finland, Oekraïne en andere naties niet na. Zij zeiden dat de beslissing zou worden genomen door de grondwetgevende vergadering, die zij ook hadden beloofd bijeen te roepen, maar waar ze vervolgens evenmin stappen namen om de beloften na te komen. Hun voorstel voor de grondwetgevende vergadering was in feite een terugkeer naar het tsaristische standpunt van ‘Rusland is één en ondeelbaar’.
Toen de Bolsjewieken na de novemberrevolutie de “Verklaring van de Rechten van het Volk van Rusland” publiceerden, verwierven zij brede steun van de niet-Groot-Russische nationaliteiten. De uitvoering ervan verliep niet zonder moeilijkheden. Na de februarirevolutie werd in Oekraïne de Tsentralnaja Rada (Centrale Sovjet) opgericht als “een regering van alle Oekraïners” en die eiste haar recht op zelfbeschikking op. De Bolsjewieken stonden niet bijzonder sterk in Oekraïne. In die tijd erkenden de meeste Bolsjewieken in Kiev het belang van de nationale kwestie niet, ze zeiden dat deze ondergeschikt was aan de klassenstrijd. Ze lieten de Tsentralnaja Rada de natievorming voortzetten – met inbegrip van de oprichting van regeringsstructuren en strijdkrachten. Na oktober namen zij deel aan een blok samen met Mensjewieken en Bundisten, die de Tsentralnaja Rada als de legitieme regering erkenden. Zij weigerden zich neer te leggen bij het standpunt van andere Oekraïense bolsjewieken dat het “noodzakelijk was een compromisloze strijd te voeren tegen de Rada.” Dit betekende dat de landkwestie op zijn minst onopgelost bleef, en het liet de leiding van de Rada over aan de Duitse staat om van Oekraïne een militair protectoraat te maken, waardoor de burgeroorlog in Oekraïne veel complexer en langduriger werd dan het geval zou zijn geweest als de Bolsjewieken van Kiev van bij het begin een consequente benadering hadden gehanteerd.
De Bolsjewieken hadden de nieuwe Poolse regering die na de revolutie was ontstaan erkend. Desalniettemin vielen Poolse troepen Litouwen binnen en sloten ze, gesteund door de westerse mogendheden, een alliantie met de Oekraïense nationalist Petlura om Oekraïne binnen te vallen en uiteindelijk Kiev in te nemen. Er was een beslissende tegenaanval van het Rode Leger nodig om hen terug naar Warschau te dwingen. Desondanks drong Lenin er tijdens de vredesonderhandelingen met Polen op aan dat: “de politiek van de Russische Socialistische Federatieve Sovjet Republiek (RSFSR) ten opzichte van Polen niet gebaseerd is op tijdelijke militaire of diplomatieke voordelen, maar op het absolute en onaantastbare recht op zelfbeschikking. De RSFSR erkent onvoorwaardelijk de onafhankelijkheid en soevereiniteit van de Republiek Polen en dit vanaf het moment dat de Poolse staat werd gevormd.”
Meningsverschil tussen Lenin en Stalin
Poetin had wel gelijk in zijn stelling dat de posities van Lenin en Stalin lijnrecht tegenover elkaar stonden. De eerste zag de vorming van een unie van vrije en gelijke Sovjet staten als een middel om de steun voor de revolutie onder de verschillende nationaliteiten te consolideren en als een basis om toekomstige Sovjet staten, zoals Duitsland, in staat te stellen een alliantie met Rusland aan te gaan zonder dat één van beide machten de andere zou overheersen. Stalin was echter van mening dat de nationale kwestie van secundair belang was en bovendien dat de revolutie zich niet zou verspreiden, en dat het socialisme alleen in Rusland zou moeten worden opgebouwd. Voor hem was het bestaan van republieken een kwestie van administratief gemak. De kwestie kwam tot een kookpunt bij de discussie rond de vorming van de Sovjet-Unie in december 1922.
Als Commissaris voor de Nationaliteiten stelde Stalin het oorspronkelijke document op dat de verhoudingen tussen de nieuwe Sovjetrepublieken moest bepalen. In het ontwerp stelde hij voor om de onafhankelijke Sovjetrepublieken Oekraïne, Belarus, Georgië, Azerbeidzjan en Armenië in te richten als autonome regio’s binnen de RSFSR. Voor alle belangrijke bevoegdheden, zoals economie, begroting, buitenlandse en militaire zaken, zouden de Russische ministeries beslissen. Alleen relatief minder belangrijke zaken zoals cultuur, justitie, gezondheidszorg en land zouden onder de verantwoordelijkheid van de ‘autonome’ regio’s vallen. Alle republieken, met uitzondering van Azerbeidzjan, verzetten zich heftig tegen dit plan. Toch loodste Stalin zijn plan door de speciale commissie die was opgericht om het voorstel goed te keuren, voordat het aan de regering werd voorgelegd.
Toen Lenin dit voorstel te zien kreeg, was hij woedend. Hij drong erop aan dat het hele idee van ‘autonomie’ zoals door Stalin voorgesteld zou geschrapt worden. Hij drong erop aan dat de Sovjet-Unie zou opgezet worden als een federatie van gelijkwaardige republieken. Stalin moest inbinden, maar hij deed er alles aan opdat de nieuwe Sovjet-Unie niet zo ver zou gaan dat de door Lenin gewenste nationale rechten werden verzekerd. (Lees hier meer over hoe de Bolsjewieken met de nationale kwestie omgingen)
De Linkse Oppositie en de nationale kwestie in Oekraïne
Naarmate de bureaucratie zich consolideerde na de dood van Lenin, schoven de stalinisten steeds verder weg van de bolsjewistische positie. De bureaucratie kreeg steeds meer macht als gevolg van het isolement van de revolutie tot Rusland, het achtergebleven karakter van de Russische samenleving en de dramatisch verzwakte positie van de werkende klasse na de burgeroorlog. Onder wat de omgeving van Stalin werd, waren er veel voormalige tegenstanders van de revolutie en zelfs vroegere tsaristische verantwoordelijken met hun Groot-Russische vooroordelen en reactionair-conservatieve benadering.
De Linkse Oppositie, de erfgenamen van Lenins benadering over de nationale kwestie, botsten op enorme repressie. Ze vochten tegen het toenemende gebrek aan democratie op elk niveau van de Sovjet maatschappij, tegen buitensporige centralisatie, tegen de onderdrukking van nationale rechten. Ze riepen op tot een effectievere economische planning om de arbeidersklasse een betere levensstandaard te bieden, en om de boeren te voorzien van landbouwwerktuigen en nieuwe collectieve boerderijen. Dit zou een gestage ontwikkeling van de landbouw mogelijk maken.
In plaats daarvan bleef de stalinistische kliek de koelakken (rijkere boeren) aanmoedigen om “zichzelf te verrijken”. De stalinisten overwogen zelfs om het land – een belangrijk fundament van de Sovjet economie – te de-nationaliseren. Toen drong de realiteit door: naarmate de koelakken hun economische positie versterkten, weigerden ze graan te sturen aan de door de regering geboden prijzen en werden de grote steden met hongersnood bedreigd. Stalins reactie was die van een typische dictator: in plaats van de graanprijzen aan te passen, zoals de linkse oppositie voorstelde, raakte hij in paniek en maakte hij een bocht van 180 graden.
Op 15 februari 1928 las de bevolking plotseling in de Pravda dat, in tegenstelling tot wat eerder was gezegd, de koelakken te sterk waren geworden en de economie saboteerden. Zo begon de gedwongen collectivisatie. Honger en onderdrukking verspreidden zich over de Wolga, Siberië, Wit-Rusland, de Noordelijke Kaukasus, Centraal-Azië en Oekraïne. Volgens recent wetenschappelijk onderzoek zouden er 6 à 7 miljoen mensen omgekomen zijn in deze brutale hongersnood, waarvan iets meer dan de helft in Oekraïne. Dit ondermijnt het argument dat de hongersnood specifiek tegen Oekraïne was gericht.
Oekraïense zelfbeschikking
De situatie in Oekraïne bleef ondertussen moeilijk. In de beginperiode na de revolutie nam de nationale tendens in Oekraïne af als gevolg van Lenins benadering. Naarmate de bureaucratie zich ontwikkelde, groeide de oppositie in Oekraïne. Stalin stelde hardliners aan in Oekraïne, te beginnen met Skrypnik, die in 1933 tot zelfmoord werd gedreven omdat hij de schuld kreeg van de groei van nationalistische tendensen. Hij werd vervangen door Postyrev. Omdat Stalin in Oekraïne op zo’n sterke oppositie stuitte, waren de zuiveringen en de repressie er bijzonder hevig.
Het verlaten van Lenins positie over de nationale kwestie en de brutale repressie tegen de Linkse Oppositie zorgden ervoor dat er niemand overbleef om de groeiende tendens naar rechts nationalisme te stoppen. Die tendens werd aangemoedigd door de clerus en door fascisten. Zoals Trotski uitlegde:
“De Thermidoriaanse reactie, bekroond door de Bonapartistische bureaucratie, heeft de werkende massa’s ook ver teruggeworpen in de nationale sfeer. De grote massa’s van het Oekraïense volk zijn ontevreden met hun nationale lot en wensen dit ingrijpend te veranderen.” (Zie: https://www.marxists.org/archive/trotsky/1939/07/ukraine.htm)
Trotski en de Linkse Oppositie verdedigden een “verenigde, vrije en onafhankelijke Oekraïense sovjet van arbeiders en boeren.” Trotski gaf kritiek op wie de nationale strijd negeerde. Hij stelde dat “één van de meest complexe, maar tegelijk uiterst belangrijke, vormen van klassenstrijd niet kan worden opgeschort door gewoon te verwijzen naar de toekomstige wereldrevolutie.”
Hij waarschuwde dat de kleinburgerlijke en werkende massa’s van West-Oekraïne, dat toen nog deel van Polen was, onder de invloed van reactionaire demagogie zouden komen te staan indien de internationale arbeidersklasse de groeiende steun voor onafhankelijkheid van Oekraïne niet zou opnemen. Trotski dacht dat soortgelijke processen zich ook in Sovjet-Oekraïne konden afspelen, zelfs indien dit moeilijker in te schatten was.
Deze geschiedenis weerlegt de argumenten van de rechtse Oekraïense nationalisten die beweren dat de Bolsjewieken verantwoordelijk waren voor de onderdrukking van Oekraïne. Feit is dat de Bolsjewieken en de erfgenamen van de bolsjewistische benadering – met name de Linkse Oppositie – steeds het recht op zelfbeschikking verdedigden. Het waren eerst de liberalen en nationalisten die Oekraïne onder Duitse bescherming wilden plaatsen en vervolgens de stalinisten die met hun gecentraliseerde autoritaire regime de zelfbeschikking van Oekraïne afblokten.
In rechtse nationalistische kringen wordt veel nadruk gelegd op het feit dat de gedwongen collectivisatie een opzettelijke genocide van de Oekraïense bevolking vormde. Zelfs indien Stalin afkomstig was uit de Kaukasus, was hij effectief steeds meer beïnvloed door Groot-Russische vooroordelen. Maar de belangrijkste reden voor het misdadige beleid van de gedwongen collectivisatie ligt bij het falen van het economisch beleid en de paniek over het feit dat de koelakken te sterk werden.
Na de Tweede Wereldoorlog was de nationale kwestie helemaal niet opgelost in de Sovjet-Unie. Het land ontwikkelde zich economisch tot de tweede sterkste wereldmacht. Toen de stagnatie toesloeg en de stalinistische bureaucratie het land steeds meer in crisis bracht, kwam de nationale kwestie terug op het voorplan.