Gisteren betoogden we in Antwerpen tegen het bloedbad in Birma. Daar worden duizenden Rohingya vermoord en verdreven door de dictatuur. Dit gebeurt ver van ons bed, maar zulke bloedbaden gebeuren ook dichter bij huis. Toevallig vond de solidariteitsbetoging rond het bloedbad in Birma plaats op de 20steverjaardag van het bloedbad tegen moslims in Srebenica in Bosnië. Daar werden op 11 juli 1995 tot 8.000 mensen het slachtoffer van een genocide, de grootste massamoord in Europa na de Tweede Wereldoorlog. De aanwezigheid van het Nederlandse leger als onderdeel van een vredesmacht kon het geweld niet vermijden.
Door Liesbeth (Antwerpen)
De Bosnische burgeroorlog duurde van 1992 tot 1995. In Bosnië-Herzegovina leefden verschillende etnische bevolkingsgroepen zoals Bosniakken (moslims), Bosnische Kroaten en Bosnische Serviërs. Een meerderheid van moslims en Kroaten was voor onafhankelijkheid van Bosnië-Herzegovina, een meerderheid van Serviërs was tegen. Die laatsten eisten een eigen deel van het grondgebied op. Lokale milities en legers gingen de confrontatie met elkaar aan in een bloedig conflict bij de opdeling van voormalig Joegoslavië.
De val van Srebrenica op 11 juli 1995 was een belangrijk ogenblik in de oorlog. De stad was door de VN erkend als “veilige enclave” voor moslims in een door Bosnische Serviërs gedomineerd gebied. Een internationale vredesmacht moest voor de veiligheid zorgen. Onder bevel van generaal Ratko Mladić trokken Servische troepen op 11 juli 1995 de stad binnen en werd een bloedbad aangericht.
Het exacte aantal doden is niet bekend, de cijfers lopen uiteen van ongeveer 7.000 tot meer dan 8.300. Naast de dodelijke slachtoffers zijn er ook de vrouwen en kinderen die achterbleven. Het leidde tot de oprichting van de “Moeders van Srebrenica”, een belangengroep van slachtoffers.
Het bloedbad werd door de VN-Veiligheidsraad niet als genocide erkend, Rusland stelde zijn veto. Achteraf bepaalde een vredesakkoord dat de vluchtelingen mochten terugkeer, maar dit bleef steeds gevoelig liggen. In 2010 waren er volgens de UNHCR nog steeds 115.000 intern ontheemden door de oorlog in Bosnië. Die vluchtelingen hebben het moeilijk om in hun levensonderhoud te voorzien, ze vinden moeilijk werk. Er leven ongeveer 7.500 vluchtelingen in collectieve centra, onder meer mensen met fysieke en mentale problemen, chronische zieken of bejaarden zonder inkomen of steun van familie. Bosnië is nog altijd het armste land van Europa.
Er zijn parallellen met wat vandaag gebeurt in Birma of in Syrië zijn. In de strijd voor regionale en internationale invloed maar ook voor toegang tot grondstoffen vallen er duizenden onschuldige slachtoffers. Minderheden worden aangepakt als onderdeel van machtsstrijd, sectaire verdeeldheid groeit op basis van sociale tekorten en ellende. Diegenen die wegvluchten voor geweld en vervolging komen in gevaarlijke en onmenswaardige situaties terecht.
Het huidige systeem kan een groot deel van de bevolking geen menswaardige toekomst aanbieden, het zorgt steeds opnieuw voor geweld en ellende. Sectaire verdeeldheid of racisme kunnen we overkomen door samen te strijden voor verandering waarbij we breken met het kapitalisme. Dat is ook nodig om te vermijden dat mensen tot zo’n wanhoop gedreven worden dat ze hun leven riskeren in de hoop elders toch iets van toekomst te hebben.