Home » Artikelen » Discussie en debat » “Station Finland” en de strijd voor socialisme vandaag

“Station Finland” en de strijd voor socialisme vandaag

Eind juni publiceerde Bhaskar Sunkara een belangrijk opiniestuk in de New York Times. Als onderdeel van de discussie over socialisme in de VS schreef hij een stuk onder de titel: “De toekomst van het socialisme kan wel eens het verleden zijn.”

Een antwoord op Bhaskar Sunkara

Artikel door Alan Jones, Socialist Alternative onze zusterorganisatie in de VS

Sunkara is redacteur van het magazine Jacobin en vice-voorzitter van de Democratic Socialists of America (DSA). In zijn opiniestuk probeert hij lessen te trekken uit de Russische Revolutie en heeft hij het over de relevantie van socialistische en radicale ideeën vandaag. Het stuk is anders en positiever dan recente artikels over hetzelfde thema in dezelfde krant naar aanleiding van de 100ste verjaardag van de Russische Revolutie. Zo publiceerde de New York Times een week eerder een artikel door de rechtse auteur Sean McMeekin die een poging ondernam om de reeds lang weerlegde samenzweringstheorie over ‘Lenin als Duitse spion’ nieuw leven in te blazen.

Het is niet verrassend dat een groot deel van de gevestigde media en pro-kapitalistische commentatoren (ook in Nederland, red) tijd en middelen besteden aan het in discrediet brengen van socialistische ideeën. Dit gebeurt zelfs door niemand minder dan de voorzitter van de Amerikaanse Kamer van Koophandel, zoals Sunkara in zijn stuk opmerkt. Deze campagne is een antwoord op de hernieuwde steun voor socialisme die ontwikkelt in de VS na de onwaarschijnlijk populaire campagne van Bernie Sanders.

Sanders riep op tot een “politieke revolutie” tegen Wall Street en de 1%. Dit idee vond enthousiaste steun onder miljoenen werkenden en jongeren die radicaliseren door de diepe sociale crisis van het kapitalisme waarbij de houdbaarheid van dit systeem in vraag wordt gesteld. Naar schatting 1,3 miljoen mensen namen deel aan de meetings van Sanders. Linkse en socialistische organisaties, zoals Socialist Alternative, kennen een snelle groei. De Democratic Socialists of America verdriedubbelden van 8.000 tot 25.000 leden sinds Trump in november verkozen werd.

In zijn opiniestuk verdedigt Sunkara de Russische Revolutie in het algemeen als een positieve ontwikkeling. Het feit dat dit in een bekend Amerikaans dagblad verschijnt, is op zich een uiting van de veranderende tijden. Het artikel van Sunkara stelt terecht dat we om het tij tegen het falende status quo te keren, moeten terugkijken en belangrijke lessen uit de geschiedenis van de wereldwijde arbeidersbeweging moeten trekken. We moeten ons uitrusten met de beste ideeën om Trump te verslaan en in te gaan tegen het wereldwijde kapitalistische offensief op onze levensstandaard en democratische rechten. In zijn artikel komt Sunkara spijtig genoeg niet tot een volledig uitgewerkt socialistisch alternatief. Hij lijkt integendeel te pleiten voor een “gereguleerde markt,” een fundament van het kapitalisme, als samenleving waar socialisten naartoe moeten streven.

Socialisten hebben een belangrijke traditie van vriendschappelijke discussie over belangrijke kwesties als strategie, tactieken en programma. Dergelijke discussies spelen een essentiële rol in het vormen van socialisten, andere activisten en bredere lagen van de bevolking over de beste methoden om de samenleving te veranderen. Dit artikel is onderdeel van deze traditie. Het doel is niet om standpunten verkeerd voor te stellen, maar om verschillende benaderingen tegenover elkaar te stellen.

De drie ‘stations’ van Sunkara

In zijn benadering van de moderne politiek beschrijft Bhaskar de belangrijkste trends die de politiek van de kapitalistische klasse domineren. Een eerste trend omschrijft hij als ‘Station Singapore’: de logische conclusie van de politiek van gevestigde neoliberalen als Hillary Clinton en Barack Obama. Een tweede trend is ‘Station Boedapest’: de ultieme bestemming van het rechtse populisme zoals dat van Donald Trump. De derde trend is volgens Bhaskar ‘Station Finland’. Dat is het voornaamste onderwerp van zijn artikel en meteen ook een verwijzing naar de Russische Revolutie en het eindpunt van de historische treinreis van Lenin toen hij begin 1917 terugkwam uit ballingschap.

De kritiek van Sunkara op het neoliberale model van het ‘Station Singapore’ omvat enkele belangrijke elementen, maar wijst ook op beperkingen in zijn benadering. Hij erkent het ondemocratisch karakter en de aanhoudende besparingsdrang, maar hij lijkt het model toch te minimaliseren door de brutaliteit ervan te onderschatten:

“Het model-Singapore is niet het ergste van de mogelijke eindpunten. Het is een model waarin het experts toegelaten is om expert te zijn, kapitalisten mogen er accumuleren en gewone werkenden hebben een schijn van stabiliteit. Maar het laat geen ruimte aan de passagiers van de trein om ‘stop’ te roepen en zelf een bestemming uit te kiezen.”

Dit is een onderschatting van het karakter van het neoliberalisme en van de gevolgen van het ongebreidelde kapitalisme: een meedogenloze neerwaartse spiraal van de levensstandaard van de werkende bevolking in naam van de winst, moeilijker toegang tot vitale diensten zoals gezondheidszorg, het verlies van miljoenen mensenlevens door oorlogen om grondstoffen, de vele en diverse rampen door deregulering (denk maar aan de recente brand in de Grenfell Tower in Londen) en het complete falen van het neoliberalisme om jongeren en werkenden een toekomst aan te bieden.

Het is de instabiliteit en brutaliteit van dit model dat de deur opent voor het ‘Station Boedapest’ van rechtse populisten zoals Trump (en de autoritaire regimes in Hongarije, Polen en elders). Die vormen een uitdrukking van de wanhopige zoektocht van mensen uit de middenklasse en werkenden voor een alternatief op de dominante ‘Singapore-route’ van het kapitalisme.

In zijn artikel omschrijft Sunkara wat zijn ‘Station Finland’ versie van het socialisme inhoudt. Hij legt uit dat het onder meer gebaseerd is op “arbeiderscoöperaties die nog steeds concurreren in een gereguleerde markt; gecoördineerde overheidsdiensten waarbij ook de burgers betrokken worden bij de planning; het voorzien van basisnoodzakelijkheden voor een goed leven (onderwijs, huisvesting en gezondheidszorg) die erkend worden als sociale rechten. Anders gezegd: een wereld waarin mensen de vrijheid hebben om hun potentieel te benutten, los van de omstandigheden waarin ze geboren worden.”

Dergelijke veranderingen zouden ongetwijfeld een significante stap vooruit zijn, ook al zouden ze telkens het kapitalisme in een periodieke crisis komt onder vuur liggen. Maar dit is niet hetzelfde als het doel van socialisme: een wereldwijde klasseloze samenleving die een einde maakt aan het georganiseerde apparaat van repressie onder het kapitalisme en dit vervangt door een nieuwe politieke orde op basis van massale democratische instrumenten van werkenden en onderdrukten. Dat was altijd het doel van de socialistische en marxistische beweging. Vandaag denken velen, ook ter linkerzijde, dat dit een hopeloze utopie is. Maar zoals Marx uitlegde, vormt de enorme ontwikkeling van de menselijke productiviteit onder het kapitalisme de materiële basis waarmee klassentegenstellingen en onderdrukking op basis van tekorten kunnen verdwijnen.

Marxisme en de staat

Sunkara stelt nog: “Tot zijn essentie beperkt en als we naar de oorsprong ervan kijken, is socialisme een ideologie van radicale democratie. In een tijdperk dat vrijheden onder vuur liggen, probeert het de civil society te versterken om deelname mogelijk te maken in de beslissingen die ons leven bepalen.”

Een centrale stelling van het marxisme is dat de kapitalistische democratie slechts een vorm van heerschappij is. Marx stelde dat de dominante klasse in de samenleving het staatsapparaat controleert. Marxisten voeren actie voor de meest verregaande en radicale democratie. Maar marxisten leggen ook uit dat democratie geen abstract gegeven is. Het moet begrepen in het kader van het dominante economische systeem. Onder het kapitalisme wordt de democratie altijd ernstig aan banden gelegd door de dominantie van de kleine elite van rijke eigenaars die hun macht gebruiken om te vermijden dat de meerderheid van de bevolking raakt aan de fundamenten van hun rijkdom en privileges. Anders gezegd: opkomen voor ‘radicale democratie’ kan enkel consistent gebeuren als het verbonden wordt met het beëindigen van het ondemocratisch bewind van de kapitalistische klasse en het overdragen van de macht naar de werkende klasse en de onderdrukten.

Sunkara geeft hierover geen opheldering. Wat is in zijn “brede schets” van een toekomstig socialisme dominant: de marktkrachten of de arbeiderscoöperaties? Sunkara stelt nog: “Deze sociale democratie zou zich verbinden tot een vrije samenleving, zeker voor oppositiestemmen; de noodzaak van institutionele controle op de macht; en een visie van een overgang naar socialisme die geen ‘jaar nul’ breuk met het heden vereist.”

Als we spreken over het stoppen van een brutaal kapitalisme in verval, hoe kan dit dan zonder fundamentele en grondige breuk met de huidige orde en het bijzonder ondemocratische en repressieve staatsapparaat? Het lijkt erop dat Sunkara daartegen pleit als hij stelt dat de overgang naar het socialisme geen “jaar nul” breuk vereist met het heden. Toen Lenin in 1917 naar Rusland terugkeerde nam hij dit punt op. Hij stelde dat de zwakke kapitalisten in Rusland niet in staat waren om de werkende klasse iets te bieden. Lenin riep de werkenden en arme boeren op om de macht van de grootgrondbezitters en de kapitalisten over de samenleving te breken en om werkenden in andere landen op te roepen om hetzelfde te doen en te bouwen aan een socialistische samenleving op basis van arbeidersdemocratie.

Strijden voor hervormingen

Socialist Alternative komt als marxistische organisatie op voor elke stap vooruit die de werkenden kunnen bekomen onder het kapitalisme. Dit bleek onder meer in de rol die we spelen in de strijd voor een hoger minimumloon van 15 dollar per uur. Kshama Sawant van Socialist Alternative en verkozen als gemeenteraadslid in Seattle speelde een belangrijke rol in het bekomen van 15 dollar in Seattle, de eerste grote Amerikaanse stad die het minimumloon tot dit niveau optrok. Eind juli werd Minneapolis de eerste stad in de Midwest waar de 15 dollar is ingevoerd. In die campagne speelde Socialist Alternative eveneens een grote rol, met onder meer de socialistische gemeenteraadskandidate Ginger Jentzen. Begin augustus zorgden Sawant en Socialist Alternative voor nog een belangrijke overwinning met de invoering van een taks op de rijken om middelen te voorzien voor betaalbare huisvesting, onderwijs en andere diensten.

In april 2017 antwoordde Kshama Sawant op vragen van de Huffington Post over haar visie op socialisme: “Er zijn beperkingen aan het hervormen van een systeem dat gedomineerd wordt door erg grote en inhalige bedrijven. Op basis van het kapitalisme zijn overwinningen zoals het verhogen van het minimumloon slechts tijdelijk. Big business heeft veel methoden om ons te laten betalen voor de crisis van het systeem. Een blijvende en duurzame oplossing voor alle problemen van de werkende bevolking is enkel mogelijk als de grootste bedrijven onder het democratisch bezit van de meerderheid worden geplaatst en als we de economie herorganiseren op een planmatige basis. Onder zo’n systeem kunnen we democratisch beslissen hoe middelen ingezet worden. We kunnen op snelle wijze een einde maken aan fossiele brandstoffen, massale programma’s van jobcreatie invoeren om de rottende infrastructuur van het land uit te bouwen en beginnen te werken aan een hele nieuwe wereld op basis van de noden van de meerderheid van de bevolking, niet de winsten van een kleine minderheid.”

De kwesties die Sunkara over hervorming en revolutie naar voor brengt, zijn geen louter abstracte zaken die enkel van historisch belang zijn. De vraag naar welk ‘station’ we vandaag gaan, is nauw verbonden met de vraag hoe we nederlagen en overwinningen uit het verleden bekijken.

Na de Tweede Wereldoorlog volgde een tijdperk van heropbouw en grote economische groei. Onder de enorme druk van massale socialistische en communistische partijen en radicale arbeidersstrijd, werden in de meeste westerse landen belangrijke verworvenheden voor de werkende bevolking tot stand gebracht. Het economische landschap ziet er vandaag radicaal anders uit. Het kapitalisme is niet in staat tot duurzame groei. Er zijn aanhoudend aanvallen op de vakbonden en de arbeidsomstandigheden. Er zijn verregaande besparingen om de winstgevendheid op peil te houden.

Als nieuwe linkse partijen niet de juiste lessen trekken, kunnen ze in het neoliberale ‘Station Singapore’ eindigen, zelfs indien ze naar het ‘Station Finland’ uit het verleden keken. Als linkse partijen in regeringen verkozen worden zonder een uitgewerkt programma met een alternatief op het kapitalisme en een strategie om dit te bereiken, dan worden ze onvermijdelijk geduwd in de richting van pogingen om het kapitalisme te beheren. Dit betekent het doorvoeren van neoliberale besparingen, zelfs indien het opgesmukt wordt met vriendelijke woorden van medeleven met de slachtoffers ervan. Regeringen die hervormingen willen doorvoeren en besparingen stoppen, worden uiteindelijk gedwongen tot de keuze tussen het aanvaarden van de eisen van de grote bedrijven of het doorvoeren van radicale en socialistische maatregelen.

Zoals Rosa Luxemburg in 1900 al stelde in haar brochure ‘Hervorming of Revolutie’ gaat het niet om ‘verschillende wegen’ naar hetzelfde station. Om succesvol te zijn, kan de strijd voor hervormingen geen doel op zich zijn. Ernstige hervormingen worden enkel bekomen als resultaat van sociale strijd. De kapitalistische klasse moet bang zijn voor een bredere revolte vooraleer ze grote toegevingen doet, zoals algemene gezondheidszorg voor iedereen of een federaal minimumloon van 15 dollar per uur.

Als de strijd voor hervormingen bovendien niet gebruikt wordt om het bewustzijn van werkenden te ontwikkelen en voor te bereiden op een grondige socialistische omvorming van de samenleving, zullen de kapitalisten er alles aan doen om de afgedwongen hervormingen terug te dringen en om de krachten die ze afdwongen te vernietigen. De heersende klasse aarzelt niet om een economische oorlog te voeren of zelfs militaire staatsgrepen te gebruiken tegen verkozen linkse regeringen. Linkse regeringen die hun programma proberen door te voeren, botsen onvermijdelijk op het kapitalistisch bezit en controle op de sleutelsectoren van de samenleving, alsook op het kapitalistisch staatsapparaat. Dit zagen we met Syriza in Griekenland.

Sunkara lijkt het idee van een radicale, revolutionaire omvorming van de samenleving te verwerpen als hij stelt dat een overgang naar socialisme “geen ‘jaar nul’ breuk met het heden” vereist. Het standpunt dat het kapitalisme geleidelijk aan kan veranderd worden, botst echter op de ervaringen van de afgelopen 100 jaar en zeker met de neoliberale aanval op de verworvenheden van de arbeidersklasse. Een kapitalisme in verval betekent bovendien dat er ernstige beperkingen zijn voor hervormingen en dat zelfs de meest populaire verworvenheden op de helling komen te staan.

De opgang en val van Syriza

Het Griekse Syriza, een coalitie van linkse organisaties, groeide exponentieel van 4,9% in 2009 tot de grootste partij die met een antibesparingsprogramma werd verkozen om de Griekse regering te leiden in januari 2015. Enkele maanden later capituleerde Alexis Tsipras echter. Hij negeerde dat 61% van de bevolking ‘Neen’ had gestemd in een referendum over de besparingsmaatregelen en stemde in met de eisen van de kapitalisten en de Europese Unie om de levensstandaard verder onderuit te halen. Dit was een ernstige nederlaag voor de linkerzijde die internationaal uitkeek naar Syriza en Griekenland om de strijd tegen de besparingen te leiden. Het verraad van de leiding van Syriza en de omvorming van die partij tot een neoliberale beleidsmachine kwam als een koude douche. Het toont dat beslissingen over programma, strategie en tactiek niet abstract zijn maar verregaande directe gevolgen hebben.

In een recent artikel van Xekinima, de Griekse afdeling van het CWI, wordt de huidige situatie in Griekenland beschreven:

“De aanval op de levensstandaard en op de rechten van de Griekse bevolking is zelfs verregaander geworden onder de regering van Syriza (“Coalitie van radicaal links”). Het probeert dit te verbergen door te spreken over “harde onderhandelingen” waarbij “al het mogelijke” wordt gedaan om in te gaan tegen de ‘instellingen’, de nieuwe naam van de trojka van de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Maar dat is slechts theater. Het laatste akkoord van 15 juni maakte 8,5 miljard euro vrij voor Griekenland (waarvan 8,2 miljard meteen gebruikt wordt om leningen terug te financieren). Het voegt niets toe aan het voorstel van de instellingen op de bijeenkomst van de Eurogroep op 22 mei.

“Het laatste akkoord legt de massa’s nog eens een besparingsoperatie van ongeveer 5 miljard euro op tussen 2019 en 2022. (…) De indirecte belastingen worden met 20% verhoogd, onder meer op basisproducten zoals Griekse koffie en de traditionele souvlaki. De pensioenen worden met gemiddeld 9% afgeroomd. De regering voert maatregelen door die de ND en PASOK niet durfden nemen. Zo komt er het grootste privatiseringsprogramma ooit. De arbeidsmarkt blijft een jungle waarin de meeste werkenden in de private sector nog enkele maandlonen te goed hebben en vaak onder onbeschrijfelijke omstandigheden uitgebuit worden.

“Dit leidt tot een gevoel van woede en tegelijk van een massale demoralisatie.”

Op de vraag of capitulatie onvermijdelijk was, stelt het artikel:

“De capitulatie van Syriza voor de trojka was niet onvermijdelijk. De leiding had een gebrek aan begrip van de reële processen die plaatsvonden en had het naïeve en eigenlijke criminele idee dat het “Griekenland en Europa zou veranderen,” zoals Tsipras het stelde. Er was een gebrek aan begrip van het klassenkarakter van de Europese Unie en een totaal gebrek aan vertrouwen in de arbeidersklasse en de capaciteit van die klasse om de samenleving te veranderen. Toen Tsipras ondervond wat het betekent om echt tot een confrontatie met de heersende klasse over te gaan, verviel hij in wanhoop en capituleerde hij totaal onvoorbereid.”

Het alternatief dat door verschillende linkse organisaties in Griekenland – waaronder Xekinima – naar voor geschoven werd, had het over de nood aan een breuk met het kapitalisme waarbij aan de socialistische heropbouw van de samenleving wordt begonnen. Zoals Xekinima uitlegde, moest een linkse regering “kapitaalcontroles opleggen, weigeren om de schulden te betalen, nationalisatie van de banken, snelle invoering van een nationale munt (drachme), de liquiditeiten van die munt gebruiken om grote publieke werken uit te voeren om de inkrimping van de economie te stoppen en nieuwe groei tot stand te brengen, kwijtschelding van de schulden van kleine bedrijven die door de crisis onder de voet werden gelopen en het voorzien van gunstige leningen zodat die kleine bedrijven terug activiteiten aan de dag leggen en mee voor groei zorgen.

“We stelden voor om de sleutelsectoren van de economie te nationaliseren en de economie te plannen met een overheidsmonopolie op buitenlandse handel. Hierdoor zou het mogelijk zijn om tot duurzame groei te komen die niet gericht is op de belangen van een handvol grote scheepseigenaren, grote bedrijfseigenaars en bankiers, maar op de belangen van de 99%. Verder pleitten we voor het opzetten van speciale planningscomités in alle industriële sectoren en in de mijnbouw met een specifieke aandacht voor landbouw en toerisme die zo belangrijk zijn voor de economie en een enorm potentieel hebben. Tegelijk was het nodig om democratie in het beheer van de economie te vestigen in de vorm van arbeiderscontrole- en beheer op alle niveaus. Een oproep aan de werkenden in de rest van Europa voor steun en solidariteit zou een aanzet kunnen vormen tot een gemeenschappelijke strijd tegen het Europa van de bazen en de multinationals. Dit zou leiden tot een vrijwillige, democratische, socialistische unie van de Europese bevolking. Anders gezegd: een antikapitalistisch, anti-EU offensief met een socialistisch programma en een internationalistische klassensolidariteit was het antwoord op de chantage van de trojka.”

De ervaring van Syriza toont dat nieuwe linkse formaties dan wel zelf Sunkara’s versie van ‘Finland’ voor ogen kunnen hebben, maar zelf in ‘Singapore’ eindigen. Om de strijd tegen besparingen in een tijdperk van kapitalistische crisis efficiënt te voeren, is er nood aan een marxistisch programma voor fundamentele verandering en een plan om de werkenden, jongeren en armen te mobiliseren om hiervoor te strijden.

Het bewustzijn vandaag

Ondanks de schitterende strijd die we de afgelopen jaren zagen in Griekenland, Spanje en Portugal en ondanks de opkomst van Jeremy Corbyn in Groot-Brittannië – wat niets minder is dan een politieke revolte van de werkenden en jongeren – moeten we opmerken dat er nog geen massaal socialistisch bewustzijn is. Het bewustzijn onder activisten is nog vooral gericht tegen de grote bedrijven en soms is het antikapitalistisch, maar er is geen duidelijkheid over hoe we vooruit kunnen gaan. Dit is belangrijk omdat het een vertrekpunt is voor onze analyses maar ook voor het uitwerken van strijd in de komende periode.

Het kapitalisme is gediscrediteerd onder jongeren, maar er is weinig begrip van hoe we het systeem kunnen bestrijden en door wat het moet vervangen worden. De meeste activisten hebben weinig ervaring met langdurige bewegingen, organisaties of strijd waarmee overwinningen geboekt worden. Dit komt voort uit de nederlagen die de arbeidersbeweging de afgelopen decennia kende met een afnemende organisatiegraad en stappen achteruit op internationaal vlak.

Het was niet altijd zo. Sunkara zegt dat “werkenden doorheen het westen een soort van klassencompromis aanvaardden” in de 20e eeuw. Eigenlijk bouwden de werkenden in Europa aan bewegingen in een eindeloos aantal pogingen om het kapitalisme omver te werpen, van Duitsland na de Eerste Wereldoorlog tot de Spaanse Revolutie en de revolutionaire bewegingen in Frankrijk in 1968 of Portugal in 1974. De sociaaldemocratische en stalinistische leiders hielden veel van deze bewegingen tegen met hun visie van een “geleidelijke” verandering. Het resultaat bestond vaak uit rampzalige rechtse reactie.

Tegen het eind van de 20e eeuw werd de ineenstorting van het stalinisme en de monsterlijke bureaucratie gebruikt om het idee van een geplande economie te discrediteren. Het opende de weg voor een massale campagne tegen socialisme om de boodschap te vestigen dat er “geen alternatief” op het kapitalisme en de markt mogelijk was. De systemen in de Sovjet-Unie en Oost-Europa waren geen uitdrukking van echt socialisme. De ineenstorting ervan was evenwel een belangrijke politieke nederlaag voor de internationale arbeidersklasse.

De afgelopen decennia schoven de sociaaldemocratische partijen scherp naar rechts op. Ze voerden een besparingsbeleid, maakten een einde aan de eigen democratische structuren en verloren de overgrote meerderheid van hun activistenbasis. Dit gebeurde voor de financiële crisis van 2008. In die context stelde het Committee for a Workers’ International (CWI) de noodzaak van nieuwe, brede partijen van de linkerzijde en de arbeidersklasse.

Recent is er een opmars van linkse populistische ideeën – zoals tot uiting kwam in de verbazingwekkende verkiezingsresultaten van Jeremy Corbyn in Groot-Brittannië, de campagne van Mélenchon in de Franse presidentsverkiezingen, maar ook de opgang van Podemos in Spanje, de belangrijke vooruitgang van revolutionair links in Ierland en de historische campagne van Sanders in de VS (met ook de groei van DSA en andere socialistische krachten). Deze ontwikkelingen zijn een weerspiegeling van het begin van een zoektocht door jongeren en delen van de arbeidersklasse naar een radicalere socialistische uitweg uit het moeras van het kapitalisme.

Bolsjewisme is geen stalinisme

Als oprechte socialistische ideeën opnieuw naar voor komen in de internationale zoektocht naar een nieuwe samenleving, dan zullen we onvermijdelijk ernstig en eerlijk moeten ingaan op de ervaring van de Russische Revolutie van 1917, de Bolsjewieken en Lenin.

De Russische Revolutie bepaalde de politieke geschiedenis van de afgelopen 100 jaar en was een enorme inspanning om een nieuwe socialistische wereld te vestigen. Wereldwijd waren miljoenen mensen hierdoor geïnspireerd en werd niet gewoon gestreden voor een meer ‘aanvaardbare’ versie van het kapitalisme, maar voor een nieuwe socialistische wereld op basis van solidariteit en zonder oorlog en uitbuiting. Veel verworvenheden en hervormingen die de werkenden wereldwijd afdwongen – zoals de 8-urendag, stemrecht voor vrouwen, gratis onderwijs, publieke gezondheidszorg, een uitgewerkte sociale zekerheid – kwamen er in de nasleep van de revolutionaire golf die op gang getrokken was door de Russische Revolutie.

De Russische Revolutie was bijzonder democratisch met raden (“sovjets” in het Russisch) van arbeiders, soldaten en boeren. Deze raden werden van onderuit opgebouwd en alle linkse partijen waren erin vertegenwoordigd. De Bolsjewieken waren aanvankelijk een kleine minderheid in de sovjets, maar ze zouden uiteindelijk een leidinggevende kracht in de revolutie worden. Dat gebeurde door op democratische wijze de massa’s te overtuigen van het programma van de Bolsjewieken tegen de reactie, oorlog en armoede.

De arbeidersraden die van onderuit opgebouwd werden, waren een terugkerend fenomeen in revolutionaire strijd vanaf de Parijse Commune in 1871 en de eerste Russische Revolutie in 1905. Er waren gelijkaardige ontwikkelingen in China in 1925-27, de Spaanse Revolutie van 1931-37, Frankrijk 1968 of Chili voor de staatsgreep van 1973, om maar enkele voorbeelden aan te halen. Er waren gelijkaardige fenomenen van “revolutionaire democratie” in zowat elke grote beweging van de werkenden.

Sunkara lijkt voorbij te gaan aan de democratische rol van de sovjets en stelt dat er iets fundamenteel ondemocratisch was aan de Russische Revolutie. Hij roept op tot een terugkeer naar het “Station Finland” en stelt dat het nu anders zal zijn. Het belangrijkste verschil volgens hem: “Nu zullen de mensen kunnen stemmen. Eerst discussiëren, overwegen en dan stemmen.” De Bolsjewieken deden dit nochtans ook en heel vaak zelfs. Als ze dat niet hadden gedaan, zowel intern als in de sovjets, dan zou de Oktoberrevolutie nooit succesvol geweest zijn.

De strategie en tactieken van de Bolsjewieken kwamen overeen met de snel veranderende situatie in 1917. Ze streden onder de slogan ‘Brood, land en vrede’ in een poging om de illusies in de verschillende pro-kapitalistische “voorlopige regeringen” te ondermijnen. Die regeringen weigerden te handelen rond de centrale kwestie die aanleiding gaven tot de Februarirevolutie. De Bolsjewieken hielden een premature poging van de arbeidersklasse van Petrograd om de macht te grijpen tegen. Een machtsovername in juli 1917 had ongetwijfeld tot bloedvergieten geleid. Toen de overgrote meerderheid van de beweging zich duidelijk tegen de Voorlopige Regering had gekeerd, mobiliseerden de Bolsjewieken de uitgebuite en onderdrukte bevolking om een einde te maken aan de oorlog, de bezittingen van de grootgrondbezitters over te nemen en een geplande economie te vestigen. Alle strategieën en tactieken werden besproken en gestemd in de Bolsjewistische partij maar ook met de massale democratische deelname van werkenden, soldaten en boeren in de sovjets en andere organen zoals de fabriekscomités.

Sunkara lijkt in zijn opiniestuk te suggereren dat het totalitaire stalinistische regime dat later ontwikkelde een logische verderzetting was van Lenin en de Bolsjewieken. Hij schrijft: “Honderd jaar nadat de trein van Lenin in het station van Finland aankwam waarna de gebeurtenissen begonnen die leidden tot de goelags van Stalin.” Op dit punt zijn de stalinisten en de kapitalistische propaganda in het westen het overigens roerend eens.

Het belangrijkste argument van velen die kritiek geven op de Bolsjewieken is dat ze de macht centraliseerden en alle oppositie uitschakelden. Dit is nochtans niet wat er in 1917 in Rusland gebeurde. De revolutie was de meest democratische revolutionaire opstand ooit. Het was nadat de Bolsjewieken in oktober aan de macht kwamen, met de overweldigende steun van de sovjets, dat andere politieke partijen één voor één overgingen naar het kamp van de gewapende contrarevolutie waarmee het land in een burgeroorlog werd ondergedompeld. Tegelijk vielen 21 legers de Sovjet-Unie binnen, onder meer het Amerikaanse, Britse, Franse en Japanse leger. Behalve internationale solidariteit was er één iets wat de Bolsjewieken overeind hield in die lange periode van burgeroorlog, invallen, honger en vernieling: het feit dat er massale steun van de bevolking was en dat deze bevolking bereid was om terug te vechten tegen de moorddadige pro-kapitalistische reactie.

Hoe het stalinisme ontwikkelde

Leon Trotski was samen met Lenin een centrale leider van de Russische Revolutie. Hij schreef dat “een rivier van bloed” de bolsjewieken scheidde van het stalinisme. De Bolsjewistische partij was wellicht – en nieuw historisch onderzoek bevestigt dit – de meest democratische partij van de werkenden die we al kenden en tegelijk was het de meest succesvolle in het leiden van de arbeidersklasse naar de macht. Lenin en Trotski zagen de revolutie in Rusland als een voorloper van revolutie in Europa en daarbuiten. Ze stelden dat socialisme enkel op een internationale en vrijwillige federatie van socialistische landen kon ontwikkelen, met inbegrip van de economisch meest ontwikkelde landen. Ze begrepen dat het kapitalisme wereldwijd de strijd zou voeren tegen een nieuwe arbeidersstaat en dat één socialistisch land (zeker als het economisch zo achtergebleven was als Rusland) op zich niet zou overleven.

Het stalinisme kwam niet voort uit het bolsjewisme maar uit het isolement van de revolutie in de jonge Sovjet-Republiek, de hongersnood, de economisch en cultureel achterophinkende omstandigheden en het verdwijnen van de meest zelfopofferende arbeidersleiders in de burgeroorlog. De ontgoocheling van de massa’s in het falen van de Europese revoluties, in het bijzonder in Duitsland tussen 1918-23, was eveneens een belangrijke factor.

Deze omstandigheden maakten de opgang van het stalinisme mogelijk. De Sovjet-bureaucraten hadden een steeds grotere controle op het gebruik en de distributie van de schaarse middelen en kenden zichzelf privileges toe. Een voorwaarde voor de consolidatie van de macht van deze geprivilegieerde laag van stalinistische bureaucraten was de vernietiging van de democratische tradities van het Bolsjewisme door een einde te maken aan de sovjet-democratie, over te gaan tot massale repressie tegen de Linkse Oppositie en zowat het volledige Centraal Comité van de Bolsjewieken uit 1917 uit te schakelen. Uiteindelijk volgde in 1940 de moord op Leon Trotski. De opkomst van het stalinisme ondermijnde de geplande economie omdat het een einde maakte aan de democratie die nodig was om het te laten functioneren. Het leidde tot de vernietiging ervan in wat Trotski omschreef als de bureaucratie die de eerste arbeidersstaat “consumeert.”

Het leninisme leidde niet tot het stalinisme. Het stalinisme was een bloedige contrarevolutie door de bureaucratie waarbij veel van de democratische verworvenheden van de Russische Revolutie terug ingetrokken werden. Dit had gevolgen voor de wereldwijde strijd voor socialisme. De communistische partijen waren op de duur niet langer instrumenten voor fundamentele verandering, maar marionetten van Stalin afgestemd op de belangen van de bureaucratie, wat ideologisch verdedigd werd in het beleid van “socialisme in één land.” Socialisten worden vandaag geconfronteerd met vragen over de Russische Revolutie en de totalitaire karikaturen van ‘communisme.’ We moeten duidelijke antwoorden hebben over deze historische kwesties en de lessen van 1917 toepassen op de arbeidersbeweging vandaag, een arbeidersbeweging in erg verschillende en snel veranderende omstandigheden.

De twee zielen van de sociaaldemocratie

Sunkara heeft een zekere sympathie voor de Bolsjewieken in zijn opiniestuk. Maar hij zegt ook: “We kunnen ervoor kiezen om hen te zien als mensen met goede bedoelingen die een betere wereld proberen op te bouwen, maar we moeten ook nagaan hoe we hun mislukkingen kunnen vermijden.” We moeten uiteraard leren uit fouten, maar hetzelfde principe moeten we ook toepassen op de politieke beslissingen van de Tweede Internationale op het begin van de 20e eeuw, beslissingen die Sunkara lijkt te herhalen. Sunkara stelt in zijn artikel terecht dat de communistische beweging “ontstond uit een gevoel van verraad door de meer gematigde linkse partijen van de Tweede Internationale.” Hij legt ook uit hoe die sociaaldemocratische partijen de arbeidersklasse verraden hebben met hun weigering om zich te verzetten tegen de slachtpartij van de Eerste Wereldoorlog. Maar Sunkara onderneemt geen poging om uit te leggen waarom die sociaaldemocratische partijen instemden met de slachtpartij “die 16 miljoen levens eiste.”

Hij stelt dat de Bolsjewieken zich “ooit sociaaldemocraten noemden.” Dat klopt in de zin dat, om Sunkara’s woorden te gebruiken, de Bolsjewieken deel waren van “een brede beweging van groeiende partijen die tot doel hadden om te strijden voor meer politieke democratie waarbij de rijkdom en de door het kapitalisme gecreëerde nieuwe arbeidersklasse gebruikt werd om democratische rechten uit te breiden tot het sociale en economische terrein, wat geen enkele kapitalist zou toelaten.”

Er moet echter een belangrijk onderscheid gemaakt worden. De eerste sociaaldemocraten – van het opzetten van de Tweede Internationale in 1889, met de hulp van Engels tot aan zijn dood – waren minstens in woorden revolutionaire marxisten en stonden voor het omverwerpen van het kapitalisme om het te vervangen door socialisme. Vandaag staat de term ‘sociaaldemocraat’ gelijk met een politiek van hervormen van het kapitalisme met een expliciete verwerping van revolutie, marxisme en leninisme.

Er was in de brede stroming van de ‘sociaaldemocratie’ nog voor 1917 een ideologische strijd tussen de ideeën van hervorming en revolutie. Dit komt het duidelijkst naar voor in het lange debat binnen de sociaaldemocratie over het ‘revisionisme’ rond de vraag hoe de arbeidersklasse aan de macht zou komen.

De belangrijkste reformistische theoreticus van de sociaaldemocratie in die tijd was Edward Bernstein. Die stelde dat het niet nodig was dat de arbeiders de macht grepen omdat het socialisme tot stand zou komen door de geleidelijke uitbreiding van democratische rechten, coöperatieven, vakbonden en openbare diensten. Andere reformisten stelden dat de arbeiders in de praktijk “de macht” zouden grijpen via de bestaande parlementaire democratische instellingen. Bernstein zei dat “het uiteindelijke doel van het socialisme, wat dit ook moge zijn, niets betekent; de beweging is alles.” Rosa Luxemburg en Karl Kautsky, voor hij vanaf 1910 op zijn vroegere posities zou terugkomen, verwierpen deze standpunten en stelden dat de arbeidersklasse de macht moest nemen en het kapitalisme omverwerpen als enige manier om het verzet door de heersende klasse te stoppen en de nieuwe arbeidersstaat te verdedigen.

De visies van de reformisten kwamen niet uit de lucht gevallen. Het waren uitdrukkingen van de conservatieve kijk van de partijfunctionarissen in de parlementen, de vakbondsleidingen en de partijleidingen. Deze functionarissen waren steeds meer geïntegreerd in het kapitalistische regime tegen de achtergrond van een lange periode van groei voor de Eerste Wereldoorlog, toen het kapitalisme nog in staat was om de productiekrachten van de samenleving te ontwikkelen. Toen de crisis van het kapitalisme leidde tot een oorlog tussen de kapitalistische machten zorgde het verraad van de sociaaldemocratische leiders die ‘hun’ heersende klasse steunden voor een desoriëntatie van de arbeidersklasse en de arbeidersbeweging in Europa en de rest van de wereld.

Het waren Lenin en de Bolsjewieken die zich samen met een handvol internationalisten zoals Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht in Duitsland verzetten tegen de oorlog en de tradities van de “revolutionaire sociaaldemocratie” en het marxisme verdedigden. Het diskrediet van het kapitalisme in de drie jaar durende slachtpartij in de Wereldoorlog bereidde de weg voor op revolutie in heel Europa, te beginnen in Rusland. Miljoenen mensen keken uit naar de Russische Revolutie en de nieuwe Derde Internationale.

Als we de geschiedenis van de sociaaldemocratie bespreken, moeten we een duidelijk onderscheid maken tussen de vroege revolutionaire sociaaldemocratie en de latere conservatieve, reformistische sociaaldemocratie die de oorlog steunde en de kant van het kapitalisme koos tegen de revolutionaire bewegingen van de arbeidersklasse.

Het voortdurende debat vandaag

Massaal verzet tegen besparingen en de gevolgen van het kapitalisme vandaag succesvol vertalen in effectieve acties tegen racisme, seksisme, oorlog, armoede en werkloosheid, hangt af van het strijdprogramma, de strategieën en de tactieken. Zoals de Bolsjewieken dit in 1917 deden, moeten we de snel veranderende situatie analyseren en zoeken naar de beste voorstellen en slogans waarmee mensen in actie gaan. Dit vereist ook dat de werkenden hun eigen onafhankelijke massapartij uitbouwen, waarbij deze partij democratisch beheerd wordt en jongeren en werkenden bijeenbrengt in een gezamenlijke en vastberaden strijd tegen de klasse van miljardairs.

De geschiedenis toont dat ideeën, programma en leiding van belang zijn. Kansen om het kapitalisme uit te dagen, zullen pas succes hebben indien de marxistische ideeën een brede ingang vinden in de arbeidersklasse met een georganiseerde socialistische linkerzijde.

In de VS starten socialisten met de uitbouw van een beweging tegen de aanvallen van Trump en de Republikeinen, maar ze moeten verdergaan in een constructief debat over hoe we de beweging kunnen uitbouwen en hoe de werkenden politieke macht kunnen veroveren. Bewegingen zullen vandaag niet op dezelfde manier ontwikkelen zoals in Griekenland de afgelopen jaren of zoals de Russische Revolutie 100 jaar geleden, maar er kunnen uit al die ervaringen belangrijke lessen getrokken worden.

De socialistische beweging staat vandaag voor een dubbele taak. Enerzijds moeten we socialisten, progressieven en nieuwe krachten bijeenbrengen in brede eengemaakte actie, strijd en verzet tegen de rechterzijde en het neoliberale offensief. Maar we moeten ook proberen om de meest vooruitdenkende activisten onder de werkenden en jongeren te overtuigen van een stoutmoedig socialistisch programma als enige uitweg uit de crisis van het kapitalisme, en van de noodzaak van de uitbouw van een revolutionaire organisatie die in staat is om de strijd voor zo’n programma te voeren.

Belangrijke debatten zoals deze over de geschiedenis van de arbeidersklasse, internationale strijd, strategie en programma moeten verdergezet worden terwijl we samen in actie gaan om de klasse van miljardairs een nederlaag toe te brengen en werken aan de heropbouw van een sterke socialistische beweging.

 

Dit artikel verscheen eerder op CounterPunch.org.

Scroll To Top