Home » Artikelen » FIFA 2022, gebouwd op 6500 doden

FIFA 2022, gebouwd op 6500 doden

Het wereldkampioenschap voetbal van 2022 zal worden gehouden op een enorm kerkhof van arbeiders die naar Qatar kwamen om in een inkomen te voorzien voor hun gezinnen, maar geconfronteerd werden met ondraaglijke werk- en leefomstandigheden. Dit allemaal omwille van een prestigetoernooi voor een sport die de FIFA, die medeplichtig is aan deze moorden, monopoliseert uit winstbejag en prestige. In de voetbalwereld gaan eindelijk stemmen op tegen deze onaanvaardbare situatie. De eis voor een boycot door de nationale ploegen en de arbeidersbeweging wordt intussen gesteld. Internationaal Socialistisch Alterantief (ISA) wil met dit dossier een bijdrage leveren aan dat debat.

Dossier door Tim en Stéphane van ISA

Onmenselijke leef- en werkomstandigheden – FIFA draagt een grote verantwoordelijkheid

Het onderzoek houdt enkel rekening met statistieken uit Bangladesh, India, Nepal, Pakistan en Sri Lanka. The Guardian wijst erop dat de bouwplaatsen ook hebben geleid tot de dood van vele andere arbeiders waarvan de landen van herkomst niet zulke gegevens hebben bijgehouden, zoals de Filippijnen, Indonesië, Kenia, Egypte en Soedan. De Qatarese autoriteiten, die minder geloven in statistieken, spreken van “37 doden”… De FIFA van haar kant knijpt een oogje dicht, maar is medeplichtig aan het drama dat zich al 10 jaar afspeelt. Ze is alleen geïnteresseerd in winstmaximalisatie, en sluit bewust de ogen voor de gevolgen ervan. Door haar eisen aan de organisatoren moedigt ze die gevolgen zelfs aan. Het antwoord van de FIFA op deze crisis is stuitend: “Dankzij de zeer strenge gezondheids- en veiligheidsmaatregelen ter plaatse (…) is de frequentie van de ongevallen op de terreinen van de FIFA-wereldbeker laag in vergelijking met andere grote bouwprojecten over de hele wereld.” Geen commentaar.

Een eerder onderzoek van de krant The Guardian uit september 2013 berekende dat aan het ritme waarop de slachtoffers toen vielen zo’n 4.000 arbeidsmigranten zouden bezwijken aan de omstandigheden op en rond de bouwplaatsen. Dit cijfer lag dus beduidend onder het werkelijke aantal, vooral omdat het bouwtempo sindsdien steeds verder moest worden opgevoerd om vertragingen in te halen. Bovendien zijn de werkzaamheden nog niet beëindigd. Van de 8 stadions waar de wereldbekerwedstrijden van 2022 zouden moeten plaatsvinden, zouden er 6 volledig worden gebouwd en 2 gerenoveerd. Ook vervoersinfrastructuur, hotels en winkels zijn in aanbouw. Er wordt zelfs een volledig nieuwe stad gebouwd, Lusail, 15 km ten noorden van de hoofdstad Doha. Lusail moet plaats bieden aan 200.000 inwoners, en het nieuwe stadion daar zal de openingswedstrijd en de finale van de wereldbeker verwelkomen. Op dit moment zijn echter slechts 4 van de 8 stadions voltooid en volledig operationeel… Het ritme wordt dus opgedreven, en de werkomstandigheden worden steeds slechter. En dan spreken we nog niet van de kosten voor het leefmilieu van deze kolossale constructies: niet alleen omdat elk stadion voorzien moet worden van airconditioning, maar vooral omdat veel van deze infrastructuur na de wereldbeker volledig nutteloos zal worden (zie kader onderaan).

Zodra Qatar in december 2010 het wereldkampioenschap voetbal van 2022 toegewezen kreeg, begon het aan een race tegen de klok om de nodige infrastructuur te bouwen: stadions die plaats bieden aan ten minste 40.000 toeschouwers. Dergelijke stadions bestonden tot dan toe niet in het land dat geen voetbaltraditie kent. Bovendien speelde Qatar tot voor kort geen rol van betekenis in het internationale voetbal (zie kader onderaan). Om ervoor te zorgen dat het tijdschema werd nageleefd en om tegelijkertijd de prijs te drukken om meer winst te maken – met name door de grote bouwondernemingen, die nauwe banden met de Qatarese autoriteiten hebben – moest een beroep worden gedaan op zeer goedkope arbeidskrachten, die een extreem hoog werktempo moesten accepteren. Qatar maakte al vóór 2010 gebruik van deze arbeidskrachten, voornamelijk uit Zuid- en Zuidoost-Azië en Noordoost-Afrika, voor de aanleg van vervoersinfrastructuur, nieuwe steden en luxehotels. Sinds eind 2010 is deze migrantenbevolking, die bijna geen rechten heeft, verdubbeld en vertegenwoordigt zij meer dan 85% van de bevolking van de staat. Voor de honderdduizenden extra migrantenarbeiders moesten zeer tijdelijke woningen en woonverblijven worden gebouwd, waarin mensen in erbarmelijke hygiënische omstandigheden leven.

De slachtoffers kwamen niet allemaal op de bouwplaatsen zelf om het leven. Velen stierven thuis, nadat ze totaal uitgeput waren door de onmenselijke omstandigheden op de bouwplaatsen, de extreme hitte, de erbarmelijke levensomstandigheden, huisvesting en voeding waarmee zij in Qatar te maken krijgen. Bij aankomst in Qatar werden de paspoorten van de meeste van deze migrantenarbeiders in beslag genomen om ervoor te zorgen dat ze niet kunnen vluchten en dat zij zich zo gedwee mogelijk zouden opstellen. Na strijd en sociale druk heeft Qatar begin 2020 zijn sociale wetten enigszins moeten aanpassen (zoals de afschaffing van het “kafala”-systeem waarbij werknemers niet van job kunnen wisselen zonder toestemming van hun vroegere werkgever), maar in werkelijkheid is er nauwelijks iets veranderd. Heel wat migrantenarbeiders worden immers zelfs niet betaald, of toch niet volledig.

De situatie is bovendien verslechterd sinds het uitbreken van de Covid-19-pandemie en de economische crisis. Een massale injectie van overheidsgeld in de economie (een stimuluspakket van 21 miljard dollar) is gepaard gegaan met massaontslagen. Hierdoor zijn veel arbeiders in een nog precairdere situatie terechtgekomen: ze verloren hun opgebouwde rechten, en worden nu gedwongen hun arbeidskracht weer te verkopen, vaak tegen een lager loon en een grotere werklast.

Nationale ploegen spreken over een boycot – hoe deze te organiseren?

Naar aanleiding van het schandaal dook er steeds meer protest op tegen het organiseren van het toernooi in Qatar. Al vanaf het moment dat de competitie eind 2010 aan het land werd toegewezen, was er protest en waren er oproepen voor een boycot. Vaak waren die oproepen beperkt en aarzelend, en kwamen ze niet uit de voetbalwereld. Maar met de nieuwe onthullingen is ook binnen het voetbalmilieu, en dat tot op het hoogste niveau, de oproep voor een boycot doorgebroken.

Het begon in Noorwegen, waar fans druk uitoefenden op de nationale voetbalbond om aan te kondigen dat ze het WK in Qatar zouden boycotten als het Noorse elftal zich zou kwalificeren (wat, het moet gezegd worden, eerder onwaarschijnlijk is). In Denemarken ging een petitie rond, en spraken een aantal spelers en de bondscoach zich uit tegen het toernooi in Qatar. Het kwam echter niet tot een oproep voor een boycot, ook omdat de hoofdsponsor van de nationale ploeg, Arbejdernes Landsbank, ermee dreigde in dat geval de sponsordeal op te blazen. Tijdens de kwalificatiewedstrijden voor het wereldkampioenschap voetbal in maart 2021 hebben veel nationale teams en voetballers hun publieke positie gebruikt om de situatie aan de kaak te stellen. Zo droegen de spelers van het Duitse nationale elftal “HUMAN RIGHTS” op hun shirt en de Noorse voetballers: “Mensenrechten: op en naast het veld“.

Alvorens topvoetballers zo ver gaan, moet de druk groot zijn. Ze staan immers voortdurend onder druk van hun werkgevers en van voetbalpromotoren op nationaal en internationaal niveau die eisen dat politiek geen plaats krijgt in de sport. De kolossale bedragen die door sponsors en televisiestations worden geïnvesteerd om winst te maken, gaan gepaard met impliciete of expliciete marsorders aan sporters om zo “soft” en “conformistisch” mogelijk te zijn. In de reglementen van de FIFA staat duidelijk dat politiek niet is toegestaan in de stadions. Deze regel wordt verdedigd door veel voetbalmanagers en hooggeplaatste figuren in het voetbal. De spelersmakelaar Mino Raiola heeft dit onlangs nog eens herhaald, en voetbalmakelaars vormen in het hedendaagse topvoetbal een machtige kaste. De FIFA, de voetbalmanagers en de regeringen willen voorkomen dat de stervoetballers en de tienduizenden supporters die zich in de stadions verzamelen, zouden fungeren als klankborden voor protest tegen hun beleid. “Niet aan politiek doen,” betekent in feite de politiek in handen laten van de elite, zowel in het voetbal als in de rest van de maatschappij. Zij willen winst kunnen blijven maken op onze rug, zonder dat hun zaken in het gedrang komen.

Voetbalspelers en supporters, een lange traditie van protest

De overgrote meerderheid van de profvoetballers komt uit de arbeidersklasse en kent de realiteit waarin werkenden leven (ook al staan sommigen met hun gigantische inkomens intussen volledig los van deze realiteit). Het zijn mensen van hun tijd, wier politieke ideeën mee gevormd werden door hoe protest en solidariteit in hun tijd werden ervaren. In de jaren zestig, zeventig en tachtig hebben veel topvoetballers samen met, en zelfs binnen, de arbeidersbeweging gestreden, bijvoorbeeld tegen de militaire dictaturen in Latijns-Amerika. De organisatie van het wereldkampioenschap voor mannen in 1978 in Argentinië, onder de bloedige militaire dictatuur van Jorge Rafael Videla, was het onderwerp van talrijke protesten van zowel supporters als voetballers. In het begin van de jaren ‘80 ontstond in Brazilië de ideologische beweging “Democracia Corinthiana” van de beroemde voetballers Sócrates, Zé Maria, Wladimir en Walter Casagrande, die de Braziliaanse militaire regering trotseerden, en die maakte dat hun voetbalploeg op een democratische manier werd geleid door spelers, personeel en supporters. In deze periode gebruikten vele sporticonen hun populariteit om een politiek standpunt naar voren te brengen en de strijd van de arbeidersklasse te ondersteunen.

Ook voetbalfans speelden vaak een rol in strijdbewegingen in de samenleving. De strijd van de supporters van FC Liverpool tegen Thatcher in de jaren tachtig is daar een goed voorbeeld van, evenals sommige antikoloniale strijdbewegingen waar stadions fungeerden als “klankbord” voor politieke of sociale eisen en als vrijplaats voor discussie en organisatie van de strijd. Ook recenter hebben groepen supporters collectief een soms cruciale rol gespeeld. Zo’n tien jaar geleden, tijdens de revoluties in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, speelden bijvoorbeeld de supporters van de Egyptische club Al Ahly die rol. De stadions waren vaak de plaats van politieke discussies, vooral voor jongeren, omdat ze één van de weinige plaatsen waren die dictatoriale regimes moeilijk konden controleren.

De laatste jaren is er een terugkeer naar de vrije meningsuiting van topsporters, een proces dat gelijkloopt met de toename aan politieke strijd in de samenleving als geheel. De voetbalspeelsters van verschillende nationale vrouwenploegen wonnen hun strijd voor een verloning en premies die gelijkwaardig zijn aan die van de mannelijke spelers. Er werd ook strijd gevoerd tegen het seksisme in de sport, en tegen misbruik tegenover vrouwen. Er zijn talloze voetballers die stelling hebben ingenomen tegen seksisme en LGBTQI+fobie, tegen racisme en politiegeweld, uit solidariteit met de Black Lives Matter-beweging, en/of tegen de onderdrukking van bepaalde gemeenschappen, zoals Antoine Griezmann die eind 2020 uit steun voor de Oeigoeren zijn partnerschap verbrak met Huawei, een bondgenoot van het repressieve Chinese regime. Opmerkelijk aan al die gevallen is dat de FIFA en de voetbalautoriteiten het niet aandurfden om tussen te komen.

De beelden van de politieke standpunten van voetballers worden over de hele wereld vertoond, tot groot ongenoegen van voetbalmanagers en de politieke en economische elite. In een poging die evolutie enigszins onder controle te krijgen, probeert de voetbalelite sinds kort ook zelf met bepaalde campagnes of eisen naar voren te komen, vaak op een klungelige manier die ook de eigen hypocrisie blootlegt. Zo zagen we de publiciteitscampagnes van sommige grote sponsors of van de FIFA tegen bijvoorbeeld seksisme en racisme. Toen de organisatie van het wereldkampioenschap voetbal van 2022 in Qatar onder vuur lag, besloot de FIFA  in maart 2017 een “adviesraad voor de mensenrechten” in het leven te roepen. Onder de 8 internationale deskundigen die de raad vormen, zijn er vertegenwoordigers van grote bedrijven als Coca Cola en Adidas…

Hoe kunnen we zo’n boycotcampagne aanpakken?

Een aantal stemmen beweert dat het ondertussen te laat is om een boycot te organiseren. Zo liet de Duitse international Joshua Kimmich weten dat de boycotcampagne “tien jaar te laat komt“. Hij heeft ergens gelijk. Maar dat betekent niet dat er niets moet worden gedaan, integendeel. Het zou uiteraard beter zijn geweest als er vanaf het begin meer protest had weerklonken, maar dat is geen reden om de dingen nu op hun beloop te laten gaan.

Sommigen zeggen ook: “Als de wereldbeker nu niet in Qatar wordt gespeeld, zijn al deze arbeiders voor niets gestorven.” Maar: na de wereldbeker zal heel wat van de gebouwde infrastructuur sowieso volledig nutteloos worden (zie kader onderaan). Het zou veel nuttiger zijn de voorziene middelen te gebruiken voor de werkelijke behoeften in Qatar en in de landen van herkomst van de migrantenarbeiders.

Een andere tegenwerping is: “moeten we in plaats van een boycot te organiseren het evenement niet gebruiken als een hefboom om druk uit te oefenen op het Qatarese regime en betere arbeidsomstandigheden te eisen?” Maar die strijd kan niet wachten tot in 2022. Ook al nadert de datum van het wereldkampioenschap voetbal met rasse schreden, een campagne om een einde te stellen aan de dwangarbeid en de ondraaglijke levensomstandigheden kan niet wachten: het moet nu gebeuren, met een massale campagne die geen andere uitweg laat dan deze moorddadige waanzin een halt toe te roepen. En als we erin slagen deze Wereldbeker tegen te houden, zou de overwinning nog veel groter zijn: het zou een enorme klap zijn voor de FIFA en haar manier van werken, en een enorme overwinning die het vertrouwen zou versterken van activisten voor arbeidersrechten over de hele wereld, en van voorstanders van een voetbal dat vrij is van het grootkapitaal. We zijn er nog lang niet, maar het zou een grote overwinning zijn.

Eén ding moet duidelijk zijn: de verantwoordelijkheid voor de keuze van Qatar als gastland en voor de werk- en leefomstandigheden van de migrerende werknemers op de WK-terreinen ligt niet bij de voetballers en de supporters. Die verantwoordelijkheid ligt geheel in de handen van de Qatarese autoriteiten, de leiders van de FIFA en de verantwoordelijken van de grote bedrijven die betrokken zijn bij de opbouw en/of sponsoring van de FIFA, vaak met nauwe banden met de regeringen van de betrokken landen. In deze strijd moeten we niet het verkeerde doelwit kiezen en mogen we niet de fout maken met de vinger te wijzen naar de voetballers die van plan zijn naar Qatar te gaan, de fans die naar de kwalificatiewedstrijden kijken en de werknemers van de FIFA-sponsorbedrijven. Integendeel, laten we wijzen op de hypocrisie van de échte verantwoordelijken, en proberen zo goed mogelijk een idee te geven van de rol die wij vanuit onze kant wél kunnen spelen:

  • De voetballers van de nationale elftallen hebben een grote rol te spelen, door publiekelijk standpunt in te nemen tegen het houden van de Wereldbeker in Qatar. Zij hebben de mogelijkheid om dingen af te dwingen en op te leggen dat deze Wereldbeker niet op een kerkhof zal worden gespeeld. Profvoetballers en amateurvoetballers die geen deel uitmaken van een nationaal team kunnen het debat ook beïnvloeden door een grootschalig protest van onderuit te organiseren, waardoor de spelers van het nationale team gedwongen kunnen worden hun aanpak te heroverwegen.
  • Werknemers van de bedrijven die de FIFA en de wereldbeker sponsoren kunnen ook een rol spelen. Tot de sponsors van de FIFA behoren Adidas, Coca-Cola, Hyundai/Kia Motors, Qatar Airways, Visa en Wanda Group. Vooral daar waar in die bedrijven vakbondsdelegaties bestaan, moet het mogelijk zijn een grote sensibiliseringscampagne te organiseren, die gepaard gaat met werkonderbrekingen of zelfs solidariteitsstakingen. Maar ook buiten die bedrijven hebben vakbonden de kracht om de samenleving te beïnvloeden, zowel bij onderaannemers van die sponsors als in de rest van de maatschappij.
  • Voetbalsupporters hebben ook de mogelijkheid om het debat te beïnvloeden. Wij willen echter geen oproep lanceren tot een soort “consumentenboycot”, waarvan de effecten altijd veel te hoog worden ingeschat. Een dergelijke boycot wekt de illusie dat consumenten individueel de mogelijkheid hebben om controle uit te oefenen op de wijze waarop de productie binnen het kapitalistische systeem gebeurt. Bovendien zorgt zo’n oproep tot boycot voor veel onbegrip en verdeeldheid binnen de arbeidersklasse, waaronder zich veel mensen bevinden voor wie voetbal een belangrijk middel ter ontspanning en verstrooiing is. Als collectief zijn supporters echter in staat om informatie te verspreiden en protestacties te organiseren, bijvoorbeeld door de momenten van de kwalificatiewedstrijden voor de Wereldbeker te gebruiken om folders uit te delen, spandoeken op te hangen, slogans te roepen, enz.

Een brede internationale boycot- en solidariteitscampagne, waarbij voetballers, supportersverenigingen en segmenten van de arbeidersbeweging over de hele wereld worden betrokken, zou een enorme impact hebben, niet alleen op de situatie van migrerende werknemers in Qatar, maar ook op de manier waarop in onze samenleving over topsport wordt gedacht en hoe deze wordt georganiseerd.

Het is trouwens opmerkelijk dat de FIFA tot nog toe geen sancties uitsprak tegenover clubs en spelers die protesteerden tegen het WK in Qatar: de publieke opinie maakt dat zo’n sancties momenteel onhoudbaar zouden zijn. Laten we die situatie dan ook gebruiken om een belangrijk precedent te scheppen om ook voor de toekomst onze politieke rechten als voetbalsupporters op te eisen. Een dergelijke campagne is ook een gelegenheid om het recht van sporters en fans op te eisen om “aan politiek te doen”: hun politieke mening te laten horen, hen het recht te geven hun ongenoegen te uiten over het beleid van hun club of bond, en ook hun solidariteit te kunnen tonen met gebeurtenissen en strijd die buiten het voetbal plaatsvinden.

Als zo’n campagne slaagt, wat dan met de wereldbeker van 2022? Een toernooi in een ander land? Een alternatief toernooi los van de FIFA? De follow-up en de beslissing over een alternatief moeten in handen zijn van de voetballers, de fans en de plaatselijke gemeenschappen van de landen die een WK zouden organiseren. Sportcompetities moeten populaire evenementen zijn, die worden beheerd en gecontroleerd door de gemeenschap en de fans, die een gezond kader bieden voor de deelname van jongeren, gesteund door de meer ervaren sportmannen en -vrouwen. Zij moeten toegankelijk zijn voor iedereen, zowel atleten als fans, tegen democratische prijzen, en mogen geen exorbitante salarissen voor topatleten opleveren. Enkel de strikt noodzakelijke infrastructuur moet gebouwd worden en dit onder controle en beheer van de bevolking. Binnen het kapitalistische systeem is daar geen ruimte voor. Een ander systeem, een democratisch socialisme, zou het kader bieden om werkelijk in de behoeften te voorzien.

FIFA en Big Business uit ons voetbal schoppen!

Door een oogje dicht te knijpen en de Qatarese autoriteiten zelfs te steunen, heeft de FIFA eens te meer laten zien dat zij geen voeling heeft met de basis van het voetbal: de voetballers, de supporters, de werknemers van de clubs en de bonden, en de vele vrijwilligers. Het is aan hen om hun sport terug te nemen uit de handen van de grote bedrijven en hun volgzame uitvoerders.

De FIFA beschikt over een fortuin van vele miljarden dollars. De winsten van de FIFA en haar partners worden gehaald uit de zakken van de fans en de plaatselijke bevolking, die ook geconfronteerd worden met prijsstijgingen in de periode rond het evenement. En bij elke wereldbeker (en elk Europees kampioenschap) geniet de FIFA (en de UEFA) een buitengewone belastingvrijstelling, volkomen legaal, op kosten van de gemeenschap.

Al dat geld staat in schril contrast met het gebrek aan middelen waarmee de overgrote meerderheid van de clubs, voetballers en fans over de hele wereld te kampen hebben. De enorme geldbedragen die naar de top van het wereldvoetbal gaan en die slechts een klein percentage van de voetballers betreffen, zijn het bewijs van de perversie van sport en sportcompetities door het kapitalistische systeem.

De bestaande financiële middelen moeten worden gebruikt voor echte sport, door de ontwikkeling van basisinfrastructuur en opleiding, zowel voor degenen die voetbal en sport als hobby beoefenen als voor de ontwikkeling van echte, gezonde competitie in een broederlijke geest, met geen ander belang dan sport. Maar we moeten er ook voor zorgen dat het beheer van en de controle op sportclubs en -bonden in onze handen ligt: laten we onze sport terug in eigen handen nemen!

Heel wat topfiguren uit het voetbal, zij die de controle hebben over sportevenementen en zij die clubs bezitten, controleren ook vaak onze werkplaatsen en onze toekomst. De strijd voor de democratisering van het voetbal en de sport moet dan ook worden gevoerd door jongeren en werkenden, die de sport weer in eigen handen moeten nemen. Die strijd moet worden gekoppeld aan de strijd tegen de bazen op onze arbeidsplaatsen. Vechten voor een andere sport betekent ook strijden voor een ander soort samenleving, een samenleving die gericht is op de belangen van de hele gemeenschap en niet langer op de winsten van een paar kapitalisten.

We kunnen geen vertrouwen hebben in een competitie onder controle van de FIFA. In het kapitalistische systeem is de FIFA echter het onvermijdelijke bijproduct van het voetbal. Het is immers een enorm populaire sport, die binnen dit systeem alleen maar de hebzucht kan aanwakkeren van hen die haar willen gebruiken om winst te maximaliseren. Daarom is elke poging om FIFA te hervormen binnen het kapitalisme gedoemd om te mislukken. Om het voetbal uit de klauwen van de FIFA te bevrijden, moeten we de mensheid bevrijden van het kapitalisme. Alleen in een systeem dat gebaseerd is op solidariteit en op het vervullen van behoeften in plaats van op winstbejag is een voetbal zonder de FIFA mogelijk. Dit is dus een wereld vrij van kapitalisme. Alleen in een socialistische maatschappij, waarin de rijkdom onder het democratisch beheer van de gehele bevolking staat, en de sportcompetities en clubs onder het beheer van de supporters en de spelers, zullen we in staat zijn te werken aan een nieuwe internationale voetbalbond. Een bond die zich baseert op het respect voor sport, en niet op de jacht naar winst.

 

Waarom wilde Qatar, een land zonder voetbaltraditie, het WK 2022 organiseren? En waarom kregen ze die organisatie toegeworpen?

Soft power

Qatar is, net zoals heel wat andere oliestaten in de Perzische Golf, al twee decennia bezig met een grootscheepse operatie om als land erkenning te krijgen op het internationale toneel, en om het aanzien, de geloofwaardigheid en het imago van de staat op te poetsen. Qatar doet dit in het bijzonder door een sterke aanwezigheid in de sport op hoog niveau. Zo heeft Qatar een reeks grote voetbalclubs gekocht (waaronder Paris Saint-Germain FC), is het erin geslaagd zich op te werpen als organisator van grote internationale sportcompetities, en heeft het talrijke advertenties geplaatst in stadions en op de meest prestigieuze sportshirts ter wereld. Topsporters hebben hoge vergoedingen gekregen om Qatarese staatsburger te worden en voor de nationale teams te spelen (vooral in atletiek en handbal, maar ook in het voetbal), zodat Qatar meer op het hoogste niveau kan concurreren. Met succes: met haar nationale voetbalploeg, die vooral gedragen wordt door genaturaliseerde buitenlanders, won Qatar in 2019 de Aziatische AFC-Cup. Heel wat topsporters van over de hele wereld worden via torenhoge honoraria uitgenodigd om te oefenen in Qatarese sportevenementen, of gewoon om zichzelf te laten zien in het land. Net zoals de aankoop en transformatie van PSG in 2011 de club maakte tot een ploeg die ‘s werelds topsterren kan herbergen, moet het gastheerschap van de wereldbeker voor mannen in 2022 de leiders van Qatar een soort “verheffing” bezorgen tot een hogere rang in de internationale betrekkingen. Maar soft power is een tweesnijdend zwaard…

Corruptie

De toewijzing van de organisatie van de wereldbeker voor mannen 2022 gebeurde via een corruptieoperatie. Nieuw was dit niet: bijna elke toewijzing uit het verleden verliep op dezelfde wijze, maar de schaal en omgang van de corruptie was ditmaal ongezien. Verschillende topbestuurders van de FIFA of daarmee verbonden continentale confederaties werden schuldig bevonden aan het verkopen van hun stem. Sommigen werden veroordeeld en verbannen, terwijl anderen, die evenzeer verantwoordelijk waren, door de mazen van het aan het maffianet van de FIFA en justitie wisten te ontsnappen.

Economische belangen

Naast het stemmen kopen via corruptie, kon Qatar ook rekenen op de steun van de politieke en economische leiders van verschillende imperialistische staten die economische belangen hebben in het land. Qatar is immers een belangrijke olieproducent, maar vooral de vierde grootste producent van aardgas ter wereld en de grootste exporteur van vloeibaar aardgas.

Rechten van vrouwen en LGBTQI+-personen

Door met toestemming van de FIFA te weigeren twee vrouwelijke assistent-scheidsrechters de hand te schudden, schokte een Qatarese prins de wereld na de finale van het wereldkampioenschap voor clubs afgelopen februari. Want naast alles wat al gezegd is, valt Qatar ook op door het gebrek aan respect voor de rechten van vrouwen en LGBTQI+-personen. Die laatsten kunnen bij ontdekking veroordeeld worden tot enkele maanden gevangenisstraf en zweepslagen. Voormalig FIFA-voorzitter Sepp Blatter vatte het samen in één advies: “Ik denk dat homoseksuele fans zich gewoon moeten onthouden van seksuele activiteit tijdens de wereldbeker in Qatar.”

De stadions van het WK: toekomstige “witte olifanten”?

We kunnen ons de vraag stellen hoe nuttig de stadions zullen zijn na het WK. Gezien de geringe populariteit van het voetbal in Qatar en de zwakte van de clubs in de verschillende competities, zullen de meeste stadions na de wereldbeker volledig nutteloos zijn. Zuid-Afrika in 2010 en Brazilië in 2014 toonden al wat dit kan betekenen: sommige van de nieuwe stadions die voor die wereldkampioenschappen werden gebouwd, werden nooit meer gebruikt. In Brazilië heeft de wens van de autoriteiten om de competitie over het hele grondgebied uit te spreiden ertoe geleid dat er stadions werden gebouwd in verre, weinig bevolkte gebieden, voor soms maar 4 competitiewedstrijden! In sommige van deze stadions, die plaats bieden aan 40.000 tot 70.000 mensen, spelen nu clubs uit de tweede, derde en zelfs vierde divisie van Brazilië, die uiteraard niet in staat zijn de capaciteit te vullen.

“Dit deel van de wereld heeft ook het recht om een wereldbeker te organiseren” – een vals argument

Een argument dat vaak door voorstanders van Qatar 2022 wordt gebruikt, is dat nooit eerder een land in het Midden-Oosten en Noord-Afrika of een overwegend islamitisch land gastheer is geweest van een wereldkampioenschap voetbal. Dat klopt, maar zelfs dan slaat het argument nergens op indien men vanuit een voetbalperspectief kijkt. Waarom de organisatie van een WK aan Qatar geven, waarvan het team nog nooit aan een eindfase van een wereldtoernooi heeft deelgenomen, en op het moment van de stemming 113e op de FIFA-wereldranglijst voor mannen stond, terwijl er in de regio Midden-Oosten en Noord-Afrika heel wat teams met een sterke voetbaltraditie zijn zoals Marokko, Algerije, Tunesië, Egypte, Iran, Saoedi-Arabië en Turkije, die een veel beter ontwikkelde voetbalinfrastructuur hebben? Sinds de eerste twee edities van het WK in 1930 in Uruguay en in 1934 in Italië, is het nog nooit gebeurd dat een nationale ploeg voor de eerste keer mocht deelnemen aan het toernooi, zonder door de kwalificaties te raken, enkel maar omdat het de organisator is. Qatar 2022 is de enige uitzondering.

Scroll To Top