Door Serge Jordan

De president werd uit zijn paleis verdreven door massaprotest. Hij moest de daaropvolgende dagen onderduiken en zijn vlucht van het eiland organiseren. Voor heel Tamils heerst er een zekere ironie bij het zien van Rajapaksa die zijn huis uit angst moest ontvluchten of bij de beelden van het huis van de premier die in brand werd gestoken. Dergelijke ervaringen ondergingen velen van hen de afgelopen jaren als gevolg van het oorlogsbeleid van de moordzuchtige kliek die nu verdreven wordt.

Gotabaya probeerde aanvankelijk met een commerciële vlucht van de internationale luchthaven van Colombo naar Dubai te vliegen, maar werd tegengehouden omdat het luchthavenpersoneel en immigratieambtenaren hem verhinderden het land te verlaten. Dit is één van de vele voorbeelden die getuigen van het ontwaken van de lang onbenutte kracht van de Sri Lankaanse arbeidersklasse in de loop van de ‘Anatha Aragalaya’ (‘Volkerenstrijd’).

Met de hulp van het leger slaagde “Gota” er uiteindelijk in de vroege uren van 13 juli in te ontsnappen aan boord van een militair vliegtuig dat op de Malediven landde. Nog voor hij daar aankwam, was er protest, in het bijzonder door Sri Lankanen die in Male, de hoofdstad van de Malediven, wonen. Zij eisten van de lokale regering dat er geen onderdak gegeven werd aan deze crimineel. Vervolgens stapte hij op 14 juli op het vliegtuig naar Singapore. De regering van Singapore, die prat gaat op haar cultuur van “nultolerantie” tegen corruptie, deinst er blijkbaar niet voor terug om de berucht corrupte Gotabaya Rajapaksa op te vangen. Vanuit Singapore heeft hij uiteindelijk zijn officiële ontslagbrief overhandigd. Hij wachtte tot hij op een veilige plaats was om dit te doen en daarmee ook zijn presidentiële onschendbaarheid op te geven.

Snelkookpan

In Sri Lanka zelf is de woede van de massa’s nog niet afgekoeld en staat zij klaar om opnieuw tot uitbarsting te komen. Ranil Wickremesinghe, de laatste premier die aanvankelijk had aangekondigd dat hij afgelopen zaterdag zou aftreden, werd door Rajapaksa tot waarnemend president benoemd.

Dit manoeuvre is ondertussen officieel bekrachtigd door een opperrechter. Het leidt tot woede op straat. Wickremesinghe wordt terecht gezien als een marionet van de Rajapaksa’s die achter de schermen aan de touwtjes willen blijven trekken. Zelfs toen hij formeel een politieke rivaal was, redde Wickremesinghe de familie Rajapaksa van vervolging in de periode 2015-2019, toen de familie niet aan de macht was. De afgelopen twee maanden heeft hij een soortgelijke rol gespeeld, terwijl hij tegelijkertijd verdere besparingen doorvoerde en een tussentijdse begroting opstelde waarvan de centrale doelstelling was om “de uitgaven tot op het bot terug te dringen.”

Zijn benoeming heeft sinds vorige week woensdag in heel Colombo tot nieuwe betoging geleid. Er was toen een poging om het parlement binnen te treden. Het kantoor van Wickremesinghe werd bestormd en veroverd. Er waren gewelddadige confrontaties met de ordediensten, waarbij een jonge betoger bezweek aan zijn verwondingen na politiegeweld.

Verdeeldheid

De opstand van 9 juli heeft de verdeeldheid binnen het politieke establishment en het staatsapparaat wijd blootgelegd. Oppositiepartijen betwistten eerst de ‘grondwettelijkheid’ van de aanstelling van Wickremesinghe als interim-president. Sindsdien zijn ook binnen Rajapaksa’s partij, de Sri Lanka Podujana Peramuna (SLPP), breuken ontstaan tussen een vleugel die zich achter Wickremesinghe schaart en een andere vleugel die hem en zijn ambitie om volwaardig president te worden bestrijdt.

Eén van de eerste beslissingen van Wickremesinghe was de benoeming van een comité van militaire en politiecommandanten, aan wie hij het groene licht gaf om “alles te doen wat nodig is om de orde te herstellen.” Hij noemde de demonstranten een “fascistische bedreiging voor de democratie.” Maar afgelopen donderdag zou het Sri Lankaanse leger instructies van Wickremesinghe om geweld te gebruiken tegen de betogers hebben geweigerd. Dit lijkt een bevestiging van de onenigheid die aan de top heerst over wie de leiding moet hebben, en van de bezorgdheid bij delen van de heersende klasse dat het toepassen van grootschalige repressie tegen de beweging in dit stadium averechts kan werken.

Symptomatisch voor de politieke onstabiliteit die nog wordt versterkt door de revolutionaire omverwerping van de leider van het regime was de publieke verklaring van de voormalige legerleider Fonseka. Hij deed een oproep aan de militairen om de ongrondwettelijke bevelen van de waarnemend president niet op te volgen en in plaats daarvan “de wapens op te nemen tegen corrupte politici.” Fonseka was de legercommandant van Sri Lanka tijdens de laatste jaren van de oorlog en is één van de architecten van de genocide tegen het Tamil-volk. Zijn opstelling is een poging om in te spelen op de groeiende onrust in het leger om de huidige beweging onder controle te krijgen, zodat het lot van het leger zelfs niet door de revolutionaire golf wordt aangetast. De Aragalaya moet een beroep doen op de lagere rangen van het leger om de wapens op te nemen, niet alleen tegen corrupte politici, maar ook tegen alle militaire officieren die verantwoordelijk zijn voor oorlogsmisdaden – Fonseka staat hoog op die lijst.

Kansen en gevaren

De stormachtige gebeurtenissen van de afgelopen week in Sri Lanka hebben een enorm revolutionair potentieel ontketend en miljoenen mensen over de hele wereld geïnspireerd door de kracht van massabewegingen te tonen. Het historische moment van de bestorming van het presidentieel paleis leidde tot elementen van “dubbelmacht”: naast de officiële macht van de staat lag de echte macht op straat. De zenuwcentra van de staatsmacht – d.w.z. het presidentieel paleis, het kantoor van de president en de officiële residentie van de premier – werden bezet door de massa’s, die weigerden toe te geven tot ze er zeker van waren dat de president en de premier voorgoed zouden aftreden. Deze luxueuze gebouwen werden zelfs omgebouwd tot open musea, met gemeenschapskeukens waar gratis voedsel werd geserveerd, een geïmproviseerde openbare bibliotheek en andere voorzieningen. Vorige week woensdag slaagden de betogers er ook in om in te breken in het staatstelevisiestation, ooit een spreekbuis van het Rajapaksa-regime. Ze namen een tijdlang de controle over het uitzendprogramma over.

Ondanks het feit dat de protestbeweging de overhand heeft na het behalen van hun belangrijkste overwinning tot nu toe, is er geen herkenbaar en erkende leiding, noch een samenhangend politiek programma over wat er nu moet gebeuren. Afgelopen donderdagmiddag werden alle bezette gebouwen, met uitzondering van het presidentiële secretariaat, teruggegeven aan de staat. De bestorming en bezetting van het presidentieel paleis en andere staatsgebouwen genoot nochtans een enorme steun op het eiland en daarbuiten. Deze bezettingen hadden verdedigd kunnen worden door een duidelijke publieke oproep aan de arbeidersklasse van het land, haar organisaties en de revolutionaire massa’s in het algemeen. Dit had een vertrekpunt kunnen zijn om de strijd verder te organiseren, bijvoorbeeld door de ‘Volksraad’ bijeen te roepen waar de betogers om vroegen in hun “Actieplan voor de toekomst van de strijd” dat op 5 juli gepubliceerd is. In plaats daarvan zal de staat nu de herovering van deze gebouwen gebruiken om zich te hergroeperen en weer in het offensief te gaan, als onderdeel van de pogingen om de ondermijnde autoriteit van de instellingen te herstellen.

Ondertussen gaan de manoeuvres van het politieke establishment verder om een regering van ‘alle partijen’ samen te stellen. Dit is niets anders dan een poging om de wil van de revolutionaire massa’s te omzeilen door een regering boven hun hoofd te plaatsen. Dit gebeurt samen met de rottende restanten van de SLPP, die formeel nog steeds een meerderheid in het parlement heeft.

Een regering van alle partijen (als die al het licht ziet) zal overgeleverd zijn aan de genade van een partij vol loyalisten en ex-loyalisten van Rajapaksa. Trouwens, geen van de parlementaire partijen, zowel oppositie als SLPP, betwist het voortdurend naar voren gebracht standpunt dat er geen alternatief is voor het hervattingen van de besprekingen met het IMF en het slikken van de harde neoliberale economische plannen die daarmee verbonden zijn. De meeste van deze partijen blijven zweren bij de huidige grondwet, waarin de president bijzonder veel bevoegdheden heeft en waarin het sektarische Singalees-boeddhistische karakter van de staat verankerd is. Ook de westerse ambassades, de VN, het grootkapitaal en het religieuze establishment staan daarachter.

‘Presidentsverkiezingen’

Er is het plan om op 20 juli in het parlement een nieuwe president te verkiezen. Geen van de kandidaten vertegenwoordigt de aspiraties van de miljoenen mensen die de vorige president hebben verjaagd. Alle kandidaten zijn, in verschillende mate, felle tegenstanders van het recht op zelfbeschikking van de Tamils. Onder hen de topkandidaat en favoriet van de kapitalistische klasse, Wickremesinghe, de eerder genoemde Fonseka, SLPP-lid Dullas Alahapperuma (een extremistische boeddhistische nationalist en voorheen trouwe bondgenoot van de Rajapaksa’s), Sajith Premadasa van de rechtse partij Samagi Jana Balawegaya (SJB, de grootste oppositiepartij in het parlement die voor ‘extreme soberheid’ pleit) en Anura Kumara Dissanayake van de Janatha Vimukthi Peramuna (JVP).

De JVP is de enige partij onder hen die enige invloed heeft onder delen van de Aragalaya. Zij heeft echter een lange staat van dienst als het gaat om Singalees chauvinisme. De JVP pleit ervoor om het IMF “met voorzichtigheid” te benaderen. De deelname van de JVP aan deze maskerade van presidentsverkiezingen weerspiegelt de snelle integratie van de partij in de antidemocratische manoeuvres van de heersende klasse die er enkel op gericht zijn de instellingen van het oude regime nieuw leven in te blazen. Eén van de populairste eisen van de protestbeweging is “225 moeten naar huis gestuurd worden”, een verwijzing naar de 225 parlementsleden. Daarnaast eisen de betogers het einde van de presidentiële almacht.

Welke regering en welke president ook gekozen zullen worden door de politieke krachten en instellingen die hun legitimiteit op het oude systeem baseren, zij zullen ingaan tegen de door de beweging naar voren gebrachte eis van “volledige verandering van het systeem,” en dienen zonder meer te worden verworpen. Dezelfde kliek van gevestigde politici die de overwinning van de massa’s naar zich toe te trekken, probeert tegelijk wanhopig om het straatprotest te stoppen. Dat is de echte reden waarom Wickremesinghe zondag de noodtoestand voor het hele eiland afkondigde. Officieel was dit om de “bevoorrading en diensten die essentieel zijn voor het leven van de gemeenschap in stand te houden.” Dat is ironisch van een man die toezag op een zodanige economische ineenstorting dat er alleen in de kilometerslange rijen voor benzine meer dan tien doden vielen.

Welk programma?

Dit is een revolutionaire strijd die revolutionaire middelen vereist. De enige legitieme regering is er een die voortkomt uit de krachten van de Aragalaya-opstand zelf. De beweging zou campagne kunnen voeren voor een over het hele eiland verspreide revolutionaire grondwetgevende “Volksraad”, bijeengeroepen door afgevaardigden die ter plaatse worden gekozen uit de revolutionaire beweging, en met een eerlijke vertegenwoordiging van alle religieuze en etnische minderheden. Plaatselijke comités van de Aragalaya, democratisch gekozen en gecontroleerd door algemene vergaderingen in alle buurten, dorpen en werkplaatsen, zouden dit idee concreet gestalte geven, en de arbeidersklasse, de jongeren en de armen op het platteland in staat stellen hun eigen strijd volledig in handen te nemen en hun eigen machtsbasis te doen gelden en ontwikkelen.

Wat de economie betreft zou de massabeweging moeten strijden voor het opleggen van een noodhulpprogramma om iets te doen aan de rampzalige situatie waarin de meerderheid van de bevolking zich bevindt. Maatregelen zoals een arbeiderscontrole op reizen en kapitaalstromen moeten worden ingevoerd om te voorkomen dat andere handlangers van het regime en familieleden van Rajapaksa het land verlaten met hun rijkdom, en dat de corrupte miljonairs en miljardairs hun geld in het buitenland stallen. De rijkdommen van de Rajapaksa’s moeten in beslag worden genomen en worden gebruikt om onmiddellijke hulp te verlenen aan de armen en de hongerigen. Het enorme defensiebudget moet gebruikt worden voor dringende sociale uitgaven. Buurtcomités kunnen helpen bij het opleggen van maatregelen voor prijsbeheersing en het organiseren van de levering van levensnoodzakelijke goederen zoals voedsel en medicijnen aan degenen die dat nodig hebben.

De terugbetaling van de schuld doet het land leegbloeden. De beweging moet pleiten voor de onmiddellijke en onvoorwaardelijke stopzetting van de terugbetaling ervan, en alle onderhandelingen met het roofzuchtige IMF afwijzen. In plaats van te vernietigen wat er nog over is van publiek eigendom in Sri Lanka (zoals gezondheidszorg en onderwijs) en het land open te stellen voor nog meer privatiseringen, zoals deze imperialistische instelling wil, zou de beweging publiek eigendom moeten eisen van alle leidinggevende sectoren en grondstoffen en hun planning volgens de behoeften, onder de democratische controle van arbeiders en arme boeren, via een regering van hun eigen makelij.

Natuurlijk zullen dergelijke socialistische maatregelen nooit van de top komen, omdat alle vleugels van het establishment samenspannen om door te gaan met meer van hetzelfde failliete kapitalistische economische beleid, waarbij de armen worden beroofd om verder de zakken te vullen van de superrijken. Maatregelen als deze zouden moeten worden bevochten door resolute actie van de arbeidersklasse, in het voetspoor van de enorm succesvolle algemene stakingen van april en mei. Verscheidene vakbonden hebben gewaarschuwd voor stakingsacties in het hele land als Wickremesinghe de functie van voltijds president overneemt. Werknemers in alle vakbonden en op alle werkplekken moeten hun leiders aan hun woord doen houden. Dit is immers niet de eerste keer dat ze dreigen met iets waar ze vervolgens niets mee doen. De werkenden kunnen dat vermijden door zich voor te bereiden op de aangekondigde acties, ongeacht wie er wint, want geen van de kandidaten komt op voor de belangen van de werknemers.

De huidige reactionaire, chauvinistische opstelling van de presidentskandidaten zal de bezorgdheid en angst van de Tamil- en Moslim-minderheden versterken over waar de politieke situatie na Radjapaksa heen zal gaan. In deze omstandigheden is het van cruciaal belang dat er bewuste pogingen worden ondernomen om deze gemeenschappen de hand te reiken en hun gerechtvaardigde eisen in de beweging op te nemen. De Aragalaya moet strijden voor het einde van de door de staat georganiseerde onderdrukking op basis van religie en etniciteit, de uitlevering en berechting van Rajapaksa voor oorlogsmisdaden, de vrijlating van alle politieke gevangenen, onafhankelijk onderzoek naar de massale verdwijningen, het schrappen van de draconische ‘Wet ter voorkoming van terrorisme’, het einde van de militaire bezetting en landroof in de Tamil-provincies, en het recht voor het Tamil-volk om vrij en democratisch over hun eigen toekomst te beslissen, zonder enige dwang van de staat.

Door op te staan hebben de massa’s in Sri Lanka de verbeelding en de moed wakker geschud van miljoenen arbeiders en armen die strijden tegen de gevolgen van de kapitalistische crisis in Zuid-Azië en de rest van de wereld. Door een socialistisch perspectief te omarmen, zoals hierboven geschetst, kunnen zij de ondergang van dit systeem bespoedigen en een nieuw tijdperk inluiden van werkelijke internationale samenwerking en sociale vooruitgang voor allen.