De diepe politieke crisis voor de Franse heersende klasse wordt nu belichaamd door Michel Barnier, die op 5 september door Macron tot premier werd benoemd. Barnier zal een regering vormen die in het parlement een minderheid vormt, gebaseerd op zijn partij Les Républicains (47 zetels) en de drie fracties van Macron (166 zetels). Mogelijk komt er de steun over nog ongeveer 20 centrumrechtse verkozenen. Met 210 van de 577 zetels komt Barnier niet in de buurt van de vereiste 289 zetels voor een meerderheid. Als alle oppositie tegenstemt, kan deze coalitie binnen enkele dagen vallen. Dit zal echter niet gebeuren. Het Rassemblement National (RN) maakt zich op om de regering van buitenaf te steunen. De linkse coalitie Nouveau Front Populaire (NFP) keurde de aanstelling van Barnier meteen af, het extreemrechtse RN deed dit niet.
Artikel door Stéphane Delcros en Nicolas Croes
Profiel van Barnier stelt RN gerust
Het extreemrechtse RN verklaarde dat het de toekomstige regering niet direct wil afkeuren en wacht op de algemene beleidstoespraak van de nieuwe premier. Er waren vooraf drie rode lijnen afgekondigd door extreemrechts: de premier mag geen “denigrerende opmerkingen over het RN gemaakt hebben”, de regering moet evenredige vertegenwoordiging bij de verkiezingen invoeren en ten derde moet het regeerprogramma drie grote prioriteiten hebben: meer koopkracht, minder migratie en meer veiligheid.
Michel Barnier wordt voorgesteld als “een man van consensus”, en dit is waar: Barnier is de man van consensus tussen rechts en extreemrechts. In zijn verleden zijn er veel garanties terug te vinden die hem aanvaardbaar maken voor extreemrechts.
Toen hij kandidaat was in de Republikeinse voorverkiezingen met het oog op de presidentsverkiezingen van 2022, zette Barnier een zeer rechts, ultraliberaal en racistisch programma neer. “Ik wil de migratie een halt toeroepen: een einde maken aan regularisaties, gezinshereniging beperken, medische hulp van de staat afschaffen, nul sociale migratie. Een grondwettelijk schild zal ons beschermen tegen jurisprudentie die altijd te gunstig is voor buitenlanders.” (21/11/2021)
Barnier is een voormalig Europees Commissaris en wordt door de mainstream media geprezen voor zijn “inzet voor de Europese integratie”. Hij is in feite een vurig verdediger van EU-verordeningen – maar alleen als ze zijn kant op gaan, d.w.z. in het bijzonder om te voldoen aan begrotingsregels, overheidsuitgaven te beperken en om asociale regels te harmoniseren. Barnier is voorstander van het verhogen van de pensioenleeftijd naar 65 jaar en wil hard optreden tegen ‘aalmoezen’. Maar hij is tegen EU-verordeningen als het gaat om ecologische maatregelen en migratie. Hij is er voorstander van dat Frankrijk breekt met de Europese regels: “als we niets veranderen aan migratie, komt er nog een Brexit”.
In 1981 was hij, zoals veel rechtse figuren, tegen de decriminalisering van homoseksualiteit voor minderjarigen boven de 15. In 1982 stemde hij tegen de wet-Roudy, die een gedeeltelijke terugbetaling van kosten voor abortus invoerde.
Met de vinger blijven wijzen en reeds onderdrukte bevolkingsgroepen blijven aanvallen; de verdeel-en-heerspolitiek voortzetten en zo proberen eengemaakte woede te vermijden om een programma voor de rijken toe te passen: dit is wat van de toekomstige regering-Barnier kan verwacht worden.
De beloften van de regering Barnier
Op de dag van zijn benoeming heeft Barnier zijn prioriteiten uiteengezet: onderwijs, veiligheid, toegang tot openbare diensten, migratiecontrole, de levensstandaard van de Fransen en schuldbeheersing. We weten al welke kant zijn prioriteiten voor “onderwijs”, “openbare diensten” en “levensstandaard” op zullen gaan: niet in het belang van de overgrote meerderheid van de bevolking, die massale investeringen in deze gebieden nodig heeft. Alle aandacht zal gaan naar “migratiecontrole” en “veiligheid” en dit tegen de achtergrond van de rode draad van “schuldbeheersing.” Deze regering zal er een zijn van meer besparingen, een regering die op dat vlak de eisen van de EU inwilligt. Budgettaire besparingen tot 110 miljard euro worden verwacht tegen 2027, nadat Frankrijk in juni door de Europese Commissie onder de “procedure bij buitensporige tekorten” werd geplaatst. De tijd dringt voor de heersende klasse, die op 1 oktober een besparingsbegroting door het parlement wil loodsen.
“Een beleid dat hopelijk nuttig zal zijn voor de Fransen,” zei Barnier op 5 september. Het gaat enkel om het nut voor het handjevol ultrarijken die opnieuw zullen profiteren van het regeringsbeleid.
In tegenstelling tot eerdere ‘cohabitations’ (met een president en een premier van verschillende partijen) is dit er nauwelijks een. Ten eerste omdat de regering volledig verenigbaar is met Macron, en ook omdat de regering van Barnier dezelfde basis zal hebben in het parlement als de regering-Attal, met de toevoeging van de 47 parlementsleden van Les Républicains. Deze regering zal de bocht naar rechts van Macron doorzetten en een uitgestoken hand bieden aan extreemrechts.
Extreemrechts groeit, wil om ertegen in te gaan ook
Met deze benoeming speelt Macron opnieuw in de kaart van extreemrechts. Hij krijgt echter te maken met een uiterst fragiele regering die op elk moment kan vallen. Extreemrechts kan op elk ogenblik beslissen om samen met links tegen de regering te stemmen. Het maakt dat nieuwe verkiezingen in juni-juli 2025 erg waarschijnlijk worden. Bovendien groeit de kans daarbij dat extreemrechts echt aan de macht komt.
Langs de andere kant is er een sterke bereidheid om te strijden tegen besparingen en tegen extreemrechts. Dit bleek in juni nog met de enorme beweging die aandrong op de vorming van een linkse coalitie en vervolgens verhinderde dat extreemrechts aan de macht kwam, ook al werd dat voorspeld. Bij deze mobilisatie stond het activisme van de meest onderdrukte lagen en jongeren opmerkelijk op de voorgrond.
Het feit dat tot hiertoe geen premier en regering benoemd werden, richtte de aandacht op institutionele politieke discussies. Het noodzakelijke sociale protest stond op een laag pitje. Nu is er nood aan de coördinatie van een breed gedragen strijd tegen het beleid dat eraan komt.
De mobilisaties van de komende weken zullen heel belangrijk zijn, zoals de betogingen op 7 september voor een regering met een links programma en de actiedagen van de vakbonden CGT en Solidaires voor het intrekken van de pensioenhervorming.
Tegen extreemrechts, sociale afbraak en het compromitteren van links
Frankrijk: adempauze na de opluchting gebruiken voor een front van sociale strijd
Voor de mainstream media was een overwinning van het extreemrechtse Rassemblement National na de verrassende ontbinding van het parlement door Macron een uitgemaakte zaak. Het werd voorgesteld als weinig meer dan een eenvoudige wissel van de macht. Er was nauwelijks aandacht voor de verontrustende toename van extreemrechtse incidenten en geweld. Massaal protest van onderuit bracht daar verandering in. De beweging bracht linkse partijen samen in een ‘Nieuw Volksfront’ (1), dat met 193 zetels de verkiezingen won.
Het RN kwam niet in de buurt van een absolute meerderheid, waarvoor 289 zetels nodig zijn. Met net geen 10 miljoen stemmen, kwam extreemrechts echter nooit eerder sinds de Tweede Wereldoorlog zo dicht bij de macht. Het gevaar blijft reëel, er is slechts wat uitstel bekomen.
Manoeuvres aan de top
Na zijn nederlaag in de Europese verkiezingen en vervolgens in de door hem uitgeschreven vervroegde parlementsverkiezingen, probeert Macron terug overeind te krabbelen. Hij speelde met vuur in een strategie van ‘ik of de chaos’. Tijdens de Olympische Spelen riep hij een ‘politieke wapenstilstand’ uit om de benoeming van een premier uit te stellen. Zo hoopte hij tijd te winnen om een akkoord te vinden op rechts om het NFP (Nouveau Front Populaire) te breken en de rechtervleugel ervan mee te trekken in een coalitie “tegen de extremen”, waar La France Insoumise door Macron ook toe gerekend wordt.
Er zijn vooral grote verwachtingen in de PS. De sociaaldemocratie versterkte zich in het parlement en is een partij van regeren en het beheren van het kapitalistisch systeem. Sinds 1981 bracht de PS twee presidenten en negen premiers voort. Als er enige terughoudendheid is bij de PS om in zo’n plan te stappen, dan komt dit niet voort uit oprechte linkse overtuigingen. Het is het resultaat van de pijnlijke en nog steeds onverteerde ervaring van een bijna totale vernietiging na het rampzalige presidentschap van François Hollande van 2012 tot 2017. De kern van de politiek van de PS, en dat is niet anders voor de meeste NFP-krachten, is een zoektocht naar compromissen waarbij er niet te hard gebotst wordt met de Franse werkgevers. Dit is een recept voor een mislukking die extreemrechts de ruimte biedt om sociaal ongenoegen en frustraties om te leiden tot haat tegen anderen.
Na hevige interne debatten stelde het NFP Lucie Castets voor als kandidaat-premier. Castets verklaarde bereid te zijn tot “compromissen met andere fracties, met uitzondering van het Rassemblement National.” Ze suggereerde dat het met een beetje gezond verstand allemaal wel goed zou komen.
In een ‘Brief aan het Franse volk’ eind augustus legde ze uit: “We zijn ervan overtuigd dat we in staat zullen zijn om concrete en snelle verbeteringen aan te brengen in het leven van de Fransen, en dat de afwezigheid van een absolute meerderheid ons daar niet van zal weerhouden. Wie zal de verhoging van de koopkracht weigeren die wij voorstellen door de lonen en salarissen van ambtenaren te verhogen? Wie accepteert het voortduren van de rampzalige situatie in openbare ziekenhuizen, met hulpdiensten die midden in de zomer gesloten zijn? Wie aanvaardt dat er weer een nieuw schooljaar komt waarin zoveel leraren ontbreken in de klaslokalen van onze kinderen?”
Als het zo eenvoudig was, dan waren die problemen al lang van de baan! In het echte leven werden de vier rijkste Fransen sinds 2020 maar liefst 87% rijker. De gecombineerde rijkdom van 90% van de Franse bevolking nam ondertussen af. In dezelfde periode verdienden 42 Franse miljardairs 230 miljard euro, wat neerkomt op 3.400 euro per persoon in Frankrijk.
Elf van de grootste bedrijven boekten tussen juni 2022 en juni 2023 een winst van 101 miljard dollar, een stijging van 57% tegenover 2018-2021.
Woede van onderuit organiseren
Het fundamentele punt is dat we in een maatschappij leven die verdeeld is in sociale klassen met tegengestelde belangen en dat de klassenstrijd nog steeds bestaat. Dit wordt ook zo ervaren door brede lagen van de bevolking. Uit een peiling in opdracht van de krant L’Humanité in 2023 bleek dat 83% van de Fransen van mening is dat “klassenstrijd vandaag nog steeds een realiteit is.” Uit hetzelfde onderzoek bleek dat 80% van mening is dat “sectoren als zorg, onderwijs en huisvesting niet onderhevig mogen zijn aan concurrentie”, 72% dat “werkenden moeten kunnen beslissen over de bedrijven waarin ze werken” en 64% dat het mogelijk is om “een samenleving op te bouwen gebaseerd op samenwerking en het delen van rijkdom en macht.”
Dit komt overeen met de omvang van de oppositie tegen de asociale aanvallen op de pensioenen onder Macron in dezelfde periode. Driekwart van de bevolking was tegen die aanval. De pensioenstrijd had, en heeft nog steeds, een sterke impact op de gemoederen. Het is deze potentiële kracht die moet worden georganiseerd en gemobiliseerd.
Macron en rechts zullen er alles aan doen om de partijen van ‘regeringslinks’ los te koppelen van de sociale beweging. La France Insoumise en Mélenchon mogen er geen genoegen mee nemen om alle aandacht te richten op de presidentsverkiezingen van 2027 en ondertussen te klagen dat ze buitenspel gezet zijn. De ervaringen van Syriza in Griekenland, Podemos in Spanje en linkse regering in Latijns-Amerika en elders wijzen in dezelfde richting. Het is cruciaal om een massabeweging op te bouwen om de druk van de markten en de instellingen van het kapitaal te weerstaan rond een programma dat vanaf het begin een ernstig antwoord biedt op de economische sabotage door de kapitalistische klasse of de dreiging van kapitaalvlucht. Na de tweede ronde van de parlementsverkiezingen onthulde het zakenblad L’Echo dat “veel rijke Fransen de mogelijkheid onderzoeken om naar België te emigreren” om te ontsnappen aan het strengere belastingbeleid voor de superrijken als links aan de macht zou komen.
Een andere valkuil die revolutionair links moet vermijden, is zich te beperken tot scherpe kritiek op de impasse van het reformisme, enkel en alleen om te rekruteren en de eigen gelederen te doen aangroeien. De laag van radicale activisten, die in Frankrijk zeer belangrijk is op basis van de rijke sociale geschiedenis van het land en de concrete ervaring van de massale strijd van de afgelopen periode, moet gericht zijn op de massa van mensen die nog steeds getekend zijn door verwarring in hun verzet tegen de huidige gang van zaken. De beste manier om illusies te doorprikken is betrokken zijn bij de ervaring van het proces dat de beperkingen ervan aantoont.
De kwestie van zelforganisatie
Lenin benadrukte hoe belangrijk het is voor revolutionairen om extreem geduld te combineren met een diep gevoel van urgentie. Ten tijde van de pensioenstrijd in 2023 klampte de overgrote meerderheid van de stakers en betogers zich met alle macht vast aan de eenheid van de vakbondsleiders binnen het gemeenschappelijk vakbondsfront. Het was die druk die verklaart waarom het front standhield. Tegelijkertijd waren deze vakbondsleiders verenigd in hun weigering om een echte algemene hernieuwbare staking te organiseren en om verder te gaan dan nationale stakingsdagen en betogingen die allemaal los van elkaar stonden.
In die tijd stelden we voor om overal stakerscomités tegen Macron op te bouwen. Uiteraard in de bedrijven, maar ook in de wijken waar het aanvankelijk soms gemakkelijker is om je te organiseren zonder meteen op repressie van de bazen te botsen, in de scholen, aan de faculteiten … We stelden voor om bijvoorbeeld een stakende arbeider uit de energiesector uit te nodigen om hun ervaring te delen in een nieuw comité dat mensen samenbrengt vanop betogingen. Het idee was om handvaten voor te stellen om de strijd te versterken buiten de traditionele bastions van de vakbonden. Tegelijk zou het een stap vooruit zijn in het structureren van de basis. Dat zou de kwestie van een alternatieve leiding vanuit de beweging stellen, wat gezien de rol van de traditionele vakbondsleiders noodzakelijk is.
Stel je voor waar we nu zouden staan als er toen al dergelijke comités waren opgericht! Ze hadden hun activiteiten ook na de pensioenstrijd kunnen voortzetten en een rol spelen in de strijd tegen racistische onderdrukking en repressie door de politie, of in de recente parlementsverkiezingen waar ze, terwijl ze de oproep voor een linkse stem steunden, de toon hadden kunnen zetten voor de samenstelling van de lijsten en het programma. Als Adrien Quatennens (La France Insoumise) uiteindelijk afzag van zijn kandidatuur, was dit enkel na druk van de feministische beweging die niet aanvaardde dat iemand die veroordeeld is wegens huiselijk geweld kandidaat was. Dit geeft een idee van wat mogelijk is als er van onderuit een constante druk is op gekozen vertegenwoordigers en al zeker indien deze druk gestructureerd en democratisch georganiseerd wordt.
Dit soort initiatieven moet dringend vorm krijgen. Niet alleen om te werken aan de eenheid van de strijd zonder iemand uit te sluiten, of het nu gaat om de strijd tegen transfobie of solidariteit met de Palestijnse massa’s, maar ook om te reageren op elke racistische, seksistische of queerfobe aanval met een brede mobilisatie, evenals tegen het ontslag van militante delegees, etc. Democratische comités zouden ook instrumenten zijn om druk te zetten op onze gekozen vertegenwoordigers. Democratische comités zouden ideale plaatsen zijn om te bespreken hoe we de racistische en vooral islamofobe vooroordelen die dagelijks door de mainstream media worden verkondigd, kunnen terugdringen, maar ook wat voor programma we nodig hebben zodat niemand achterwege blijft.
We moeten de eisen voor de nationalisatie van belangrijke sectoren van de economie onder openbaar beheer en controle niet tot morgen laten liggen, maar vandaag al populariseren om concreet uitdrukking te geven aan wat een antikapitalistisch en socialistisch alternatief kan zijn.
- Coalitie van Les Écologistes, La France Insoumise, de Parti Communiste Français en de Parti Socialiste, evenals Place publique, Génération-s, Gauche républicaine et socialiste, Nouveau Parti Anticapitaliste, Gauche écosocialiste en anderen.