De Nederlandse elite kijkt tevreden om zich heen. De afgelopen jaren hebben zij, ondanks de crisis, hun inkomens toch maar mooi laten stijgen. Enkele tonnen per jaar verdienen ze zeker en hun vermogens zijn ook alleen maar groter geworden. Het zag er na 2008 even beroerd uit met de prijzen van hun kapitale villa’s en hun appartementen in Amsterdam, maar ook daar zijn de vooruitzichten nu weer beter. Hun bedrijven betalen nauwelijks belasting, hun inkomensbelasting is er alleen maar lager op geworden en de top van de ZZP’ers verdient goed. Nederland blaast militair nog altijd zijn partijtje mee in de wereld, in Mali en in Irak, binnenkort ook in Syrië. Nederland is en blijft een ondernemersparadijs met de voorzitter van het VNO als oppergod. Het gaat goed met de 1%!
Artikel door Pieter Brans, Amsterdam
Natuurlijk zijn er een paar vervelende smetjes; de HSL, de Betuwelijn, wat woningbouwcorporaties, pensioenfondsen en grote onderwijsinstellingen met schulden en tekorten, maar laten we eerlijk zijn, zij verdienen er geen cent minder om. Ook de komende periode ziet er goed uit: de winsten groeien, ze hoeven ze met niemand te delen, geen tegenstander in zich en de overheid legt standaard knipmessend de rode loper voor de ondernemer uit. Veel van de reactionaire VVD-borrelpraat uit de jaren zeventig is nu realiteit. Bijstandsgerechtigden worden afgeknepen, je mag 130 op de snelweg. Voor ondernemers en rijken zijn er alleen nog sjoemelnormen en sjoemelwetten: je houdt je eraan als het je uitkomt.
Natuurlijk, er zijn veel gevoelens van ontevredenheid en frustratie. Maar de afgelopen 15 jaar hebben ze ook daar iets op gevonden. Er is altijd wel iemand die de ontevredenheid mobiliseert en afwentelt op “de allochtonen” of het buitenland. Voor het gemak is dat begrip goed voor mensen die generaties in Nederland wonen, voor vluchtelingen en voor “buitenlandse testosteronbommen die als een zwaard van Damocles boven ‘onze’ vrouwen hangen”.
Even gemakkelijk is de visie van deze politici van Nederland zoals het nooit heeft bestaan: een heerlijke witte wereld met warme stroopwafels en een rotsvast geloof in Zwarte Piet (denk om de hoofdletters). Naast de dominantie van het neoliberalisme in politiek en media is deze visie een welkome bliksemafleider. Omdat de toekomst er zo beroerd uitziet, is het aantrekkelijk om een fantasieverleden te verheerlijken. Beter dan het verleden kan het niet, is de gedachte. (Alle grote kunst is al gemaakt en hangt in het Rijksmuseum, nieuwe kunst is dus onzin…) De prijs is dat het politieke debat in Nederland al 15 jaar eigenlijk alleen over voor of tegen “allochtonen” gaat. Dit debat is intens moralistisch (politieke correctheid, slechte “Gutmenschen” tegen hen die de werkelijkheid en de vrijheid koesteren), veroordelend, vlijmscherp, beledigend, hysterisch vaak, maar iets opgeleverd heeft het niet.
Voor de werkende mensen in Nederland ziet het er heel anders uit dan voor de ondernemers. Dalende inkomsten, minder zekerheden op het gebied van werk, massale werkloosheid, verlaging van pensioenen, langer doorwerken zonder perspectief. De zorg voor ouderen holt achteruit. De armoede groeit, veel kinderen groeien er mee op. Bureaucratische instellingen blijken niet te veranderen, hoe nodig het ook is. De groei is traag, veel te traag om de inkomsten te vergroten en de werkloosheid te verminderen. Er is technologische vooruitgang, maar die stelt altijd weer teleur. De opbrengsten komen altijd bij de ondernemers, nooit bij de mensen.
De oorlogen in het buitenland, in Irak, Afghanistan, in Mali, weer in Irak en nu in Syrië, zijn mislukt. Zij leidden alleen tot enorme ellende en een stroom van vluchtelingen, nooit tot oplossingen. Na het in puin gooien van Irak en Libië, komt Syrië aan de beurt. Overal moet met bommen worden ingegrepen, maar de belastingparadijzen bleven intact. Het neoliberalisme spreekt allang niet meer aan, toch is er niets voor in de plaats gekomen. De kunstmatig opgewekte afkeer van allochtonen en vluchtelingen, waar velen zich aan vast klampen, maakt niet gelukkig. Het leidt ook niet tot een betere wereld.
Voor het eerst weten we zeker dat komende generaties het slechter zullen krijgen dan de huidige. Maar dat is in dit stadium een verlammende wetenschap en leidt niet tot een besef dat er wat moet gebeuren. In andere landen is dat anders. In Amerika begint zich verzet af te tekenen tegen de politiek van: “er is geen alternatief voor de bezuinigingen”,” het heeft geen zin je tegen het falen van het kapitalisme te verzetten”, tegen de onvermijdelijkheid van de politiek van stagnatie en maar aanmodderen. Bij de presidentsverkiezingen is er voor het eerst sinds het begin van de 20e eeuw een kandidaat met socialistische ideeën: Bernie Sanders. Los van de resultaten bij de voorverkiezingen is zijn aanwezigheid in het veld van presidentskandidaten een doorbraak. Voor het eerst is er in de Amerikaanse politiek het idee dat er een andere toekomst mogelijk is.
Hoe de (voor)verkiezingen zich ook gaan ontwikkelen, en wat de uitkomst van de presidentsverkiezingen ook wordt, die aanwezigheid van socialistische ideeën en hun succes bij lokale en de presidentsverkiezingen zal niet meer weg te poetsen zijn. Ook daarvoor waren er bij lokale verkiezingen al socialistische kandidaten, zoals Kshama Sawant in Seattle, voorvrouw van Socialist Alternative USA en bekend van de beweging voor een minimumloon van $15 (gerealiseerd in Seattle). Voor alle duidelijkheid: wij steunen de campagne van Sanders, maar wij zijn van mening dat voor het realiseren van zijn eisen, een landelijk minimumloon van $15, betaalbare gezondheidszorg en de revolutie tegen de klasse van miljardairs die hij uitdraagt een massale campagne nodig is, ook als de verkiezingen voorbij zijn. Sanders kan de voorverkiezingen in New Hampshire winnen, maar het partij establishment zal dan de aanval op hem openen. Het programma van Sanders hoort in hun ogen niet thuis in hun partij die al jaren het kapitalisme steunt. Het programma van het socialisme zal uiteindelijk buiten de Democratische Partij tot ontwikkeling moeten komen. Maar get feit dat er in de VS socialisten zijn, gaat op den duur in Nederland zeker ook aandacht trekken.
Nu lijkt het idee van het socialisme hier verder weg dan ooit. In de Nederlandse politiek is naast de traditionele (neo)liberale partijen eigenlijk alleen de Trump-variant aanwezig, een gedroomd verleden als hoogste doel. Veel politieke hartstocht gaat uit naar een nieuwe kruistocht tegen de ongelovigen, het systeem staat niet ter discussie. Ook de droom van het koningshuis wordt desnoods met de dwang van de sterke arm opgelegd. Een bordje met “Leve de Republiek” is al genoeg voor een ritje naar het politiebureau.
De vakbeweging heeft stappen achteruit gedaan. ‘Organising’ en de strijd tegen de minimum jeugdlonen zijn sterke troeven van de nieuwe vakbeweging, maar ook de FNV vormt ondanks zijn massabasis nog altijd geen breed tegenwicht tegen de almacht van de ondernemers. Werkenden en werklozen wachten al sinds 2006 op een doorbraak van de SP, maar op dit moment is de strategie eerder gericht op het aangaan van lokale coalities met bezuinigingspartijen om de SP respectabel genoeg te maken voor deelname aan een toekomstig kabinet. Er zijn wel linkse geluiden maar de kracht van de linkervleugel is er helaas niet groter op geworden.
Het proces om van de vakbeweging een strijdbare organisatie te maken zal vooral vanuit de jongeren verdere impulsen krijgen. Overleg levert een stroom van verslechteringen op, actie voeren levert minimumlonen en andere resultaten op. En misschien nog duidelijker: een alternatief voor actievoeren is er niet. Massaal jongere werknemers in beweging brengen zou een einde maken aan de moeilijke positie van de FNV. De FNV oogde in de jaren zestig ook als een rusthuis, tot de instroom van jongeren daar een einde aan maakte.
Hoewel in Nederland zich geen veranderingen in de politiek aftekenen (behalve de verruwing van het ‘vreemdelingendebat’…) is er in andere Europese landen wel sprake van verzet, zoals tegen de waterbelasting in Ierland, het referendum over de onafhankelijkheid in Schotland en in de toekomst mogelijk ook rond het Britse referendum over de Europese Unie. De sfeer is soms nog uitgesproken apolitiek, maar de zoektocht naar politieke formaties die verandering kunnen brengen, gaat door. Dat kan verschillende vormen krijgen, van Corbyn-achtige leiders die een alternatief voor het huidige beleid vertegenwoordigen, of van opvlammende protestbewegingen tegen de ergste uitwassen van het kapitalisme. De desintegratie van de EU zal politieke vragen opwerpen. Ook Nederland verdient een serieuze oppositie, een serieuze arbeiderspartij, met een socialistisch antwoord op de crisis.