In mei dit jaar herdenken we 50 jaar Mei ’68, toen studentenverzet en de repressie ervan een algemene staking uitlokten waaraan 10 miljoen Franse arbeiders deelnamen. De studenten vochten voor een democratisering van het onderwijs, de arbeiders eisten hun deel op van de toegenomen rijkdom. In de strijd bloeiden ideeën over hoe het anders zou kunnen: het maatschappelijk leven maar ook hoe mensen met elkaar omgaan. Een deel van die ideeën staat sindsdien bekend als de “seksuele revolutie.” De meeste journalisten herleiden Mei ’68 tot dit aspect ervan, maar de seksuele revolutie en de massale revolte van arbeiders en jongeren tegen het kapitalisme zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Artikel door Anja Deschoemacker uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
Ook de vrije tribune van Catherine Deneuve en co herleidt Mei ’68 tot dit punt, met een verdediging van “seksuele vrijheid” tegen een nieuw “puritanisme” dat opgang zou maken binnen de vrouwenbeweging in de vorm van #MeToo. Ze vergissen zich van vijand: het “ethisch reveil” tegen de ideeën van Mei ’68 komt niet uit de vrouwenbeweging, maar van figuren als o.a. Trump, Poetin, Erdogan en … Bart De Wever die bij de 40e verjaardag openlijk zijn afkeer van Mei ’68 uitte. Ze ijveren voor de terugkeer naar waarden als het ouderlijk gezag (van de ouders over de kinderen, van de man over de vrouw), voor wat ze als “arbeidsethos” zien (doen wat de baas van je vraagt zonder tegen te sputteren), voor een autoritair optreden van de staat, voor “law and order”en “family values,” … Daarbij volgen ze netjes in de voetsporen van Margaret Thatcher.
De seksuele revolutie van Mei ’68: verworvenheden en beperkingen
Frankrijk was niet alleen. Mei ’68 gebeurde binnen een kader van massaal verzet tegen het kapitalisme in een groot deel van de wereld: strijd van de arbeidersbeweging die haar deel van de toegenomen rijkdom opeiste, strijd van vrouwen, LGBTQI+, van de burgerrechtenbeweging voor maatschappelijke bevrijding, strijd tegen imperialistische oorlog en van koloniale staten voor onafhankelijkheid, …
De beweging heeft een blijvende invloed achtergelaten. In de meeste ontwikkelde landen heeft het o.a. geleid tot het erkennen van het recht op abortus en wetswijzigingen die echtscheiding gemakkelijker maakten. Die wetsveranderingen – die er in België, door het verzet van de dominante CVP (vandaag CD&V), pas in de jaren ’80 en ’90 kwamen – weerspiegelden een verandering in de maatschappelijke visie op traditionele waarden en normen. In het algemeen zijn de heersende ideeën in de samenleving de ideeën van de heersende klasse, die door onderwijs en media gepropageerd worden. Enkel veralgemeende massale klassenstrijd kan de ideeën van de onderdrukte massa’s boven de traditionele normen en waarden doen uitstijgen.
De massale beweging in landen als Frankrijk, maar ook de VS, had lagen van de bevolking in beweging gebracht. De groeiende solidariteit tussen de verschillende bewegingen had de heersende ideeën van verdeeldheid – seksisme, racisme, homofobie – naar de achtergrond geduwd. Dit kon ook gebeuren tegen een achtergrond van een krappe arbeidsmarkt, die discriminatie achterwege moest laten. Vrouwen werden aangezet tot buitenshuis werk, migratie werd aangemoedigd.
Maar de beweging stopte halverwege, wat grotendeels te wijten was aan een gebrek aan leiding vanwege zowel de sociaaldemocratie als de stalinistische communisten. Mei ’68 had een enorm potentieel om het systeem omver te werpen, met een arbeidersklasse die numeriek, maar ook cultureel, onnoemelijk veel sterker was dan de Russische arbeidersklasse in 1917. Wat ontbrak, was een revolutionaire leiding die de beweging tot haar logische conclusie kon leiden en zo kon vermijden dat die enorme massale energie verdampte en enkel schaduwen naliet in de vorm van progressieve wetten terwijl het systeem dat aan de basis lag van alle discriminatie, onderdrukking en uitbuiting bleef bestaan. Het maakte het mogelijk voor de kapitalisten om hun systeem aan te passen en hun belangen te verdedigen in nieuwe omstandigheden.
Zo werd de nieuwe vrijheid van de buitenshuis werkende vrouw misbruikt om de eerste doorbraken mogelijk te maken in de creatie van laagbetaalde jobs, met name deeltijdse arbeid. Massale verzetsgolven van de arbeidersklasse konden niet tegengaan dat tussen midden jaren ’70 en vandaag de lonen van iedereen zodanig werden gedrukt dat er vandaag twee lonen in een gezin nodig zijn voor dezelfde levensstandaard als voordien met één loon. De aanhoudende besparingsgolven hebben bovendien de diensten die vrouwen in staat stellen buitenshuis te werken zodanig afgebouwd dat een grote groep vrouwen wel deeltijds moet werken om gezin en werk te combineren. Het deeltijdse werk, zeker gezien de afbouw van de werkloosheidsuitkeringen, biedt in het kader van de huidige levensduurte echter niet voldoende basis om onafhankelijk een degelijk leven op te bouwen.
Op dezelfde manier werd de seksuele bevrijding van de vrouw misbruikt door nieuwe en wel bijzonder winstgevende sectoren zoals de porno-industrie en prostitutie, waarbij ook de reclamesector en de kledij- en cosmetica-industrie een flinke boost kenden. De relatieve verdwijning van het taboe rond seks heeft het mogelijk gemaakt het vrouwenlichaam te commercialiseren op een schaal die we nooit eerder in de geschiedenis hebben gezien. Porno en prostitutie bestaan sinds de eerste klassenmaatschappij in de Antieke Oudheid, maar nooit eerder was de commercialisering van het vrouwenlichaam zo alomtegenwoordig als vandaag.
Wat te doen?
Moeten we als reactie op het seksisme in de samenleving de seksuele bevrijding in vraag stellen en terugkeren naar een traditioneel patroon, wat figuren als Bart De Wever voorstaan? In geen geval. De aanklacht tegen seksuele pesterijen heeft niets te maken met het ontkennen van de seksuele vrijheid, zoals de schrijvers van de tribune van Deneuve beweren, maar is juist een logische consequentie ervan. Vrijheid is ook de vrijheid om neen te zeggen en zeer veel werkende vrouwen beschikken niet over die optie als ze hun noodzakelijke inkomen willen behouden. Veel werkende vrouwen staan door hun lage inkomen ook zwak in hun gezin, zijn afhankelijk van een kostwinner. Wij eisen het recht om neen te zeggen en dat ook te doen respecteren. Daarvoor moeten we verder op de weg naar seksuele bevrijding.
Die weg naar seksuele bevrijding volgt, zoals in Mei ’68, de weg van de klassenstrijd. De vrouwenbeweging alleen had nooit een dergelijke omslag teweeg kunnen brengen indien ze niet gepaard ging met breed maatschappelijk verzet van alle onderdrukten en vooral van de arbeidersbeweging. Vrouwen die een einde willen aan de seksistische pesterijen op het werk, moeten de strijd voeren tegen de lage lonen en de onzekere contracten – en tegen de afbraak van de sociale zekerheid die werklozen niet langer een leefbare uitkering biedt – die hen hulpeloos maken tegenover dit fenomeen. De beste manier om die strijd te voeren, is door actief lid van een vakbond te worden en samen met de mannelijke collega’s front te vormen tegen de bazen en het besparingsbeleid van de regering. Enkel de arbeidersbeweging heeft voldoende kracht om rechtse regeringen te doen wankelen en hun besparingspolitiek te stoppen.
Een efficiënte strijd tegen pesterijen, tegen seksisme, tegen de ondergeschikte positie van vrouwen in de samenleving is geen strijd van vrouwen tegen mannen, maar een algemene strijd van alle onderdrukten tegen de huidige machthebbers. Niet de mannen in het algemeen zijn schuldig aan de lage lonen, de hoge levensduurte, de werkloosheid, het gebrek aan diensten, de afbouw van de sociale zekerheid en al die omstandigheden die maken dat vrouwen 50 jaar na Mei ’68 nog moeten vechten voor reële emancipatie. Evenmin zijn mannen in het algemeen schuldig aan de commercialisering van het vrouwenlichaam. De meerderheid van mannen in de samenleving heeft even weinig in de pap te brokken bij dergelijke beslissingen als de meerderheid van de vrouwen.
Uiteraard zijn de vakbonden niet vrij van seksisme, racisme, homofobie en andere vormen van discriminatie. Linkse militanten moeten vechten voor een strijdbaar en offensief programma en voor een democratische werking die zoveel mogelijk alle werkenden op de werkvloer betrekt. Een deel van dat strijdbaar programma houdt in dat de strijd wordt opgevoerd in die sectoren met een zeer lage syndicalisatiegraad, waar vrouwen, maar ook andere gediscrimineerde groepen als jongeren en migranten oververtegenwoordigd zijn. In Groot-Brittannië heeft een eerste staking van het personeel van McDonald’s een overwinning geboekt, in de VS speelden de acties voor loonsverhoging van het personeel van grote supermarktketens een belangrijke rol in het ontstaan van de beweging voor een minimumloon van 15 dollar per uur.
Tegelijk met de strijd voor dergelijke directe eisen op de werkvloer moeten strijdbare militanten de strijd voeren tegen al die ideeën die de werkenden kunnen verdelen en ervoor vechten dat de vakbonden opkomen voor alle werkenden, ongeacht gender of seksuele voorkeur, ongeacht leeftijd, ongeacht nationale afkomst, mensen met papieren en mensen zonder.
Alleen zo kan een kracht worden opgebouwd die vergelijkbaar is met Mei ’68 en die nog een stap verder zet. Voor die stap verder is er naast vakbonden behoefte aan een politiek instrument dat de strijd ook op dat terrein kan voeren, een strijdbare partij van de werkenden, die via een socialistisch programma de massa’s één kan maken en voorgoed komaf kan maken met het kapitalisme en alle vormen van onderdrukking en discriminatie die het dagelijks genereert.