Door Keishia Taylor
Hoewel de uitbraak van COVID-19 aanvankelijk werd herleid tot schubdieren op een versmarkt in Wuhan, wijst het bewijs erop dat het virus zich sinds oktober of november geruisloos in de gemeenschap heeft verspreid, voordat het in december als een nieuwe virusuitbraak werd erkend. SARS-CoV-2 is een zoönosevirus. Dit betekent dat het op de mens is overgedragen door een andere soort, hetzij rechtstreeks door vleermuizen, hetzij via een tussengastheer, zoals dieren op een versmarkt worden. Aangezien civetkatten die naar Guangduong zijn gebracht het SARS-virus van 2002 verspreid hebben, is het duidelijk dat versmarkten een gevaar vormen.
Versmarkten en handel in wilde dieren
Op Aziatische versmarkten is er handel in een verscheidenheid aan levende tamme en wilde dieren, die in dicht op elkaar gestapelde kooien worden gehouden en vaak ter plaatse worden afgeslacht met beperkte koeling en slechte drainage. Het immuunsysteem van de dieren wordt verzwakt door de stressvolle omstandigheden waarin ze worden gehouden, en het samenkomen van een unieke combinatie van soorten en ziekteverwekkers betekent dat muterende virussen gemakkelijk van de ene soort naar de andere worden verspreid.
De dieren op deze markten zijn afkomstig van steeds meer geïndustrialiseerde bedrijven, maar ook van kleinschalige boerderijen en de jacht op wilde dieren, sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn er wettelijke hervormingen om de industriële landbouw en de handel in wilde dieren op grotere schaal te bevorderen. Deze lucratieve industrie, met een waarde van 76 miljard euro, wordt gesteund door de staat en wordt gerechtvaardigd op basis van de werkgelegenheid in arme gebieden (14 miljoen in heel China).
Wilde diersoorten zoals schubdieren, slangen en civetkatten worden door de rijken gekocht als luxeproduct en statussymbool. Er is op het Weibo, een sociaal mediaplatform, een uitbarsting geweest van protest tegen de handel in wilde dieren. Dit gebeurde met de hashtag #RejectGameMeat. Meteen werd ook bijgeloof rond de veronderstelde medische eigenschappen van dierlijke producten bestreden. De uitbraak van COVID-19 en de publieke druk hebben geleid tot meer regelgeving rond de handel in wilde dieren, maar net als het tijdelijke verbod na de SARS-epidemie van 2002 zijn deze beperkingen beperkt en duren ze mogelijk niet lang.
Wereldwijde voedselproductie en vernietiging van habitats
Deze grootschalige boerderijen met wilde dieren bevinden zich meestal aan de grenzen van de menselijke samenleving, waardoor ze oprukken in bossen en wildernis. De opkomst van nieuwe ziekteverwekkers heeft de neiging te ontstaan waar de mens, in de vorm van grote bedrijven en kapitalistische regeringen, het landschap drastisch verandert, bossen vernietigt, de landbouw, de mijnbouw en de aanleg van wegen en nederzettingen intensifieert, voornamelijk door de agro-industrie. De wereldwijde vernietiging van het regenwoud door de voedselindustrie (de rundvleesindustrie is verantwoordelijk voor 65% van de vernietiging van het regenwoud) brengt bijvoorbeeld nieuwe werknemers in deze habitats en verdringt kleine boeren dieper in de bossen.
Dit soort menselijke activiteiten verstoort de ecosystemen en schaadt de biodiversiteit door virussen los te laten, die vervolgens een nieuwe gastheer nodig hebben. Vooral vleermuizen en ratten kunnen zich aanpassen en overleven de verandering van het ecosysteem en worden zo reservoirs voor oude en nieuwe virussen. Viroloog Zheng-Li Shi heeft tientallen SARS-achtige virussen geïdentificeerd in grotten in Yunnan, China. Deze virussen zouden de mens kunnen besmetten. De menselijke indringing in ongerepte bossen brengt wilde soorten, en de ziekteverwekkers die ze met zich meedragen, in contact met tamme dieren in de landbouw, landbouwpersoneel en andere mensen.
Dit nieuwe coronavirus is de zesde grote epidemie van de afgelopen 26 jaar die zijn oorsprong vindt in vleermuizen, doorgegeven door gekweekte, gedomesticeerde of gejaagde dieren, zoals paarden (Australisch Hendra-virus uit 1994), kamelen (Middle East Respiratory Syndrome in 2012), chimpansees waarop als bushmeat wordt gejaagd (Ebola in 2014), varkens (Maleisisch Nipah-virus uit 1998) en civets (SARS op de Chinese versmarkten in 2002). Deze gevallen hadden moeten dienen als waarschuwing voor dringende maatregelen.
Voedsel voor winst
Maar in plaats daarvan is de agro-industrie bereid om de ontbossing van de planeet massaal door te zetten, de arbeiders uit te buiten voor een armoedig loon en hen bloot te stellen aan ziekten, en de weg te effenen voor de verspreiding van virussen naar de menselijke bevolking, en dat alles voor de winst. In het kapitalistische systeem mogen deze grote agro-bedrijven de (financiële) kosten doorschuiven naar ecosystemen, dieren, consumenten, landarbeiders en overheden, en zouden ze niet kunnen overleven als ze zelf de rekening zouden moeten betalen. De landbouwindustrie van 5 biljoen dollar waard is, bevindt zich in een “strategische alliantie met de griep”, stelt evolutiebioloog Rob Wallace. Hij zegt dat dit komt omdat de sector zijn immense rijkdom en macht gebruikt om gevaarlijke en onethische praktijken, die aanleiding geven tot ziekte, voort te zetten.
De drang naar winst in het DNA van het kapitalisme betekent een drang om nieuwe markten te veroveren of uit te vinden, om zich voortdurend uit te breiden naar onbekend terrein en om alle middelen om te zetten in grondstoffen en inkomsten. Dit leidt tot de uitbuiting en vernietiging van mensen, ecosystemen en vruchtbare grond in neokoloniale landen, voornamelijk door het enorme kapitaal van de geavanceerde kapitalistische landen. Het versterkt de massale wereldwijde ongelijkheid. Honderden miljoenen arme mensen in Afrika en Azië die geen toegang hebben tot koeling zijn afhankelijk van de traditionele markten.
Wat is er nodig en hoe?
Als we toekomstige pandemieën willen voorkomen, hebben we een drastische reorganisatie van de voedselproductie nodig. We moeten de natuurlijke habitats veiligstellen en ons bezighouden met het versterken van wildgebied zodat gevaarlijke ziekteverwekkers daar kunnen blijven. Er moet een einde komen aan gevaarlijke en onhygiënische voedselproductie en distributie. Grootschalige fabriekslandbouw (zowel inzake vleesproductie als bijvoorbeeld melk) moet gestopt worden, wat ook zou bijdragen aan de bestrijding van de klimaatverandering en antibioticaresistentie, en de kans op nieuwe viruspandemieën aanzienlijk zou verkleinen. We hebben een rechtvaardige overgang nodig naar een veilige voedselproductie en -distributie over de wereldbevolking, met inbegrip van veilige, fatsoenlijke jobs. We moeten een einde maken aan de walgelijke en barbaarse behandeling van dieren in de voedselproductie.
Als we het wereldwijde kapitalisme laten doen, zullen industrieën en regeringen geen stappen zetten die hun winsten verminderen en zeker niet de fundamentele veranderingen doorvoeren die nodig zijn om een einde te maken aan een voedselproductie die dodelijke pandemieën veroorzaakt. De grote agro-business moet in democratisch publiek eigendom worden gebracht onder de controle van werkende mensen, zodat ze kunnen worden getransformeerd en gebruikt om de belangen van boeren, consumenten, werknemers en het milieu te dienen, met lokale en wereldwijde samenwerking.
De productie van iets wat zo fundamenteel noodzakelijk is als voedsel, dat zulke verwoestende gevolgen voor de wereld kan hebben als het in de verkeerde handen is, moet democratisch worden gepland om te voldoen aan de behoeften van de meerderheid van de bevolking. We mogen het niet overlaten aan de anarchie van de “vrije markt”. Een dergelijk streven is volkomen redelijk en noodzakelijk, maar het kan niet worden bereikt onder de heerschappij van de winst, alleen in een socialistische samenleving die door en voor de massa’s wordt bestuurd.