Het ingrijpen van de Rotterdamse politie bij de woondemonstratie van 17 oktober liet zien waar de politie uiteindelijk staat. De politie wordt in de media neergezet als de mensen die de noodzakelijke orde bewaren in de samenleving door boeven te vangen. Dat doen ze ook. Maar ze bewaren ook de orde door erop te slaan als er mensen zijn die de maatschappelijke orde ter discussie stellen. Naast het nuttige sociale werk van de politie zijn ze ook de arm van geweld van de staat, naast de militaire arm.
In het geval van de woondemonstratie in Rotterdam ging het niet om zogenaamde “ordeverstoringen” maar om het vermoeden dat er mensen in de demonstratie meeliepen die “iets gingen doen”. Veel critici van het politie optreden wezen er al op: de politie hoort in onze maatschappij op te treden tegen mensen die de regels overtreden. Niet tegen mensen waarvan zij denken dat ze de regels gaan schenden: het hoort een correctie op gedrag te zijn, maar dit riekt naar gedachtenpolitie.
Maar de politie heeft niet alleen door het arresteren van mensen van wie zij vermoedden dat ze “iets” zouden gaan doen het recht op demonstreren geschonden. Ook door de demonstratie op de Erasmusbrug stil te zetten en de demonstratie in delen op te knippen en zo de eenheid te verstoren. Terecht hebben de organisatoren geëist dat de arrestanten zouden worden vrijgelaten om weer deel te nemen aan de demonstratie. Het voorval toont aan dat we een heldere kijk moeten hebben op het werk van de politie in de samenleving en dat we voorbereid moeten zijn op politiegeweld. De vraag is hoe? Daarvoor moeten we kijken naar de demonstratie van arbeiders en vakbonden. Die hebben vaak een eigen ordedienst.
Die kunnen de demonstratie of delen daarvan afschermen van politiegeweld. Een goed voorbeeld zijn de demonstraties die in de jaren tachtig vanuit de vakbonden in de publieke sector werden georganiseerd tegen de bezuinigingen en andere bredere FNV-stakingen en demonstraties. Als er moeilijkheden met de politie werden verwacht, over de route bijvoorbeeld, werden de collega’s van de Stadsreiniging met hun grote vuilniswagens voorop gezet en begeleid door de ordedienst. Of de collega’s van de brandweer gingen voorop met drie autospuiten bijvoorbeeld.
Een andere mogelijkheid was om de stratenmakers van de Gemeente Amsterdam georganiseerd in de demonstratie vooraan te plaatsen. In dit soort gevallen maakte de politie altijd plaats. Soms ook trouwens omdat vakbondsdemonstraties in de publieke sector een beroep deden op hun solidariteit, het was niet altijd een kwestie van druk. Een goed georganiseerde ordedienst kan trouwens ook helpen om de eigen heethoofden tot rust te manen. Verbale uitbarstingen en andere zijn niet in het belang van demonstraties. Je moet altijd denken aan de volgende en mensen moeten zich veilig voelen om er aan te kunnen deelnemen.
Politiegeweld kan niet altijd worden voorkomen natuurlijk, maar het is wel zaak om er alles aan gedaan te hebben om met een goeie ordedienst vervelende situaties en politiegeweld te voorkomen. Het is de moeite waard om te kijken naar hoe arbeiders zich in het verleden de politie van het lijf probeerden te houden. Helaas heeft de Nationale Politie er flink op los geslagen en meerdere demonstranten verwond. Ook werd door agenten gedreigd met honden en waterkanonnen. Uiteindelijk zijn die niet gebruikt, maar men is er niet vies van om met deze extreme methodes te gaan dreigen.
Het zal in de toekomst nog vaak nodig zijn om ons te organiseren en de straat op te gaan, tegen woningnood, voor het klimaat, voor een minimum loon van 14 Euro, voor minder werkuren en betere contracten. Daarom is het belangrijk om demonstraties zo goed als mogelijk te beveiligen en te beschermen tegen het geweld van de overheid!