Zoals Lenin stelt moet een revolutionaire partij aan elke soort strijd tegen de bestaande orde deelnemen. Vandaag vertaalt dit zich onder andere in het werk dat de verschillende secties van het CWI leveren in verband met de strijd voor vrouwenbevrijding. Terwijl de specifieke situatie varieert van land tot land, wat tot uiting komt in de verschillende vormen die protest aanneemt – gaande van protest via sociale media (cf. #MeToo) tot enorme betogingen (cf. Spaanse Staat) –, zien we overal in de wereld een groeiende woede omtrent de discriminatie van vrouwen en een sfeer van verzet, in het bijzonder bij (jonge) vrouwen.
Het idee dat feminisme niet meer nodig is omdat we aan de rand van gelijkheid zouden staan, heeft met de ontwikkelingen van de laatste decennia ook bij de massa’s aan geloofwaardigheid ingeboet. De ‘gelijkheden’ die verkregen werden, met name de nooit geziene groei in deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt en bepaalde rechten die in verschillende landen afgedwongen werden door massale vrouwen- en arbeidersstrijd, vertaalden zich niet in reële gelijkheid. De verhoogde deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt gebeurt in een context waarin de lonen zo laag liggen dat een gezin niet meer kan overleven met maar één kostwinner en waarin het deelnemen aan de arbeidsmarkt voor vrouwen geen daling van onbetaald huishoudelijk werk inhoudt, maar hen opzadelt met een dubbele dagtaak.
De wettelijke gelijkheden en afgedwongen rechten staan niet alleen voortdurend onder druk, maar worden eveneens ontmaskerd als dode letter wanneer we kijken naar de massale werkloosheidsgraad, de besparingen op publieke diensten die de arbeidersklasse en vrouwen in het bijzonder treffen, de nooit verdwenen seksuele intimidatie, de precarisering, de aanhoudende loonkloof… Het is duidelijk: ondanks de mooie woorden en beloftes van vele politici in verband met gendergelijkheid, hebben vrouwen nooit reële gelijkheid gekregen en zullen ze dit, zoals verder beargumenteerd zal worden, ook nooit verkrijgen binnen een kapitalistisch systeem.
De vrouwenkwestie als bron van nieuwe radicalisering
Onze secties worden geconfronteerd met het falen van de leiders van de arbeidersklasse-organisaties. Het tekort aan initiatief en het soms zelfs ronduit tegenwerken van strijdbare gemoederen verklaart waarom in veel landen arbeiders, mannen en vrouwen, niet zelfzeker genoeg zijn om zich te organiseren en strijd te voeren rond sociale thema’s. Rond de vrouwenkwestie (een thema waarvan de kapitalisten soms zelf suggereren dat er rechten zouden moeten zijn) bestaat er echter vaak een groter vertrouwen en ontstaan er explosieve protesten, in het bijzonder wanneer deze gelinkt worden aan de strijd tegen een kapitalistisch systeem.
Deze bewegingen zijn zeer positieve ontwikkelingen die getuigen van een aan de kant schuiven van het geloof in een individualistische benadering. De eerste stappen naar collectieve strijd worden gezet. Dit betekent uiteraard niet dat de sporen van de voorgaande periode volledig uitgewist zijn. De achteruitgang van socialistische ideeën en een klassenbewustzijn die mede veroorzaakt werden door het uitblijven van initiatieven tot strijd binnen toenemende neoliberalisering, maakt dat veel jonge mensen binnen de vrouwenstrijd in het geheel niet het idee dat een andere, socialistische samenleving nodig is, als startpunt van hun engagement aannemen. Wel brengt de grote woede ten opzichte van de bestaande orde, die duidelijk blijkt uit de protesten, een openheid voor onze ideeën mee, zeker waar we interveniëren zoals in de Spaanse Staat en Ierland. Het zijn campagnes zoals ROSA, Libres y Combativas etc. die een zeer geschikt instrument vormen om te interveniëren op o.a. middelbare scholen, waar een botsing van idealen en realiteit betreffende genderrollen onvermijdelijk is, om het idee van een socialistisch feminisme te verspreiden en om jongeren de mogelijkheid te geven ervaringen op te doen in het voeren en organiseren van strijd (cf. actiecomités op scholen in de campagne ‘From Me Too to Fight back’ van ROSA België).
Socialistisch feminisme en het belang van een duidelijke ideologische strijd
Om deze groep jongeren, arbeiders etc. die radicaliseren rond de vrouwenkwestie voor onze ideeën, ons programma en onze methoden te winnen, moeten we ons weren tegen weerstand, niet alleen vanuit de vakbondsbureaucratie, maar ook vanuit een andere hoek. De secties van het CWI moeten een offensieve ideologische strijd aangaan met enerzijds burgerlijke feministen die stellen dat binnen het kapitalistische systeem bevrijding mogelijk is en anderzijds kleinburgerlijke feministen die met een anti-klassenbenadering eigenlijk het systeem verdedigen. Uiteraard stellen we niet dat het kapitalisme nooit een toegeving kan doen naar vrouwen toe. De geschiedenis toont aan dat dit onder grote druk weldegelijk mogelijk is. De plotse ommezwaai van Ierse kapitalisten naar het pro-choice kamp is hier een goed voorbeeld van. Terwijl we ook hier wijzen op het feit dat achter de propaganda voor vrouwenbevrijding van burgerlijke politici steevast besparingen op openbare diensten, gezondheidszorg, onderwijs etc. verschuild gaan, komt het erop aan te beargumenteren dat elke ‘toegeving’ aan de arbeidersklasse binnen het kapitalisme altijd tijdelijk en zo minimaal mogelijk – dus zo onschadelijk mogelijk voor het systeem – zal zijn en dat het inherent is aan het kapitalisme dat het geen oplossing zal/kan bieden voor vrouwenonderdrukking.
Onder het kapitalisme is het instituut van het gezin, het idee dat een man het hoofd is van het huishouden en de baas is over vrouw en kinderen, een cruciaal middel tot het behoud van sociale controle (daarnaast vormt het ook de ideale (goedkope/gratis) ‘kweekvijver’ voor nieuwe arbeidskrachten). Terwijl het kapitalisme er in zekere zin (contradictorisch genoeg) toe neigt het burgerlijk gezin te ondermijnen (cf. het toetreden van vrouwen in de arbeidsmarkt), is het tegelijk ook duidelijk dat het kapitalisme gegeven het belang van het gezin, nooit reële reproductieve vrijheid zal toekennen aan vrouwen. Dit zien we weerspiegeld in de wetgeving (cf. abortusverboden of het toestaan ervan uitsluitend onder zeer beperkte voorwaarden), in de afwezigheid van goede kwalitatieve legale abortuscentra, en in het feit dat voor heel veel vrouwen die het in dit systeem zonder een goed inkomen en een veilig thuis moeten stellen, een kind onderhouden onmogelijk is wanneer ze dit zouden willen. Naast vrouwenonderdrukking brengt het belang dat het kapitalisme heeft bij het in stand houden van het instituut van het gezin ook de onderdrukking van LGBTQI+’ers mee.
LGBTQI+fobie is niet alleen een middel om de arbeidersklasse te verdelen, het is ook een concreet deel van het systeem zelf. In een kapitalistische samenleving komt het verwerpen van gendernormen neer op het verwerpen van het systeem zelf (aangezien het systeem samenhangt met bepaalde genderrollen/het gezin als middel ter behoud van sociale controle). De onderdrukking van LGBTQI+’ers en deze van vrouwen zijn onlosmakelijk verbonden. Rond beide thema’s vinden we in Ierland bijvoorbeeld de meest radicaliserende jongeren vandaag, d.i. jongeren die het meest openstaan voor socialistisch gedachtegoed. Het is cruciaal het potentieel radicale karakter van deze thema’s te erkennen en deze niet, zoals in veel stalinistische stromingen, louter te herleiden tot identity politics (zie verder). Om een duidelijk standpunt hieromtrent in te nemen, is een marxistische analyse van onderdrukking nodig, die opnieuw aantoont dat het kapitalisme geen oplossing voor seksisme, LGBTQI+fobie etc. kan bieden.
Daarnaast wijzen we er ook op dat lang voordat een kapitalistische staat vrouwen ook maar een kleine wettelijke gelijkheid ‘gaf’, het in de arbeidersstaat in Rusland was waar voor het eerst gelijke rechten voor vrouwen en mannen ingevoerd werden (cf. recht op abortus). Zoals Trotski aangeeft, is legale gelijkheid uiteraard slechts een eerste stap om de discriminatie en vooroordelen die al eeuwenlang bestaan, te overkomen. Immers, seksisme is één van de oudste vormen van onderdrukking, en komt voort uit een klassenmaatschappij die al bestond lang voor de natiestaat, lang voor het kapitalisme. Er is meer nodig dan wat het kapitalisme bereid is te geven en kan geven, er is meer nodig dan gelijke rechten om vrouwenonderdrukking volledig uit te roeien. Cruciaal zijn economische veranderingen: gratis wasserettes, gratis kinderopvang, investeringen in onderwijs etc. die de enige basis vormen voor een echte fundamentele herstructurering van de samenleving en van sociale attitudes.
Tegen het ideologische discours van burgerlijke feministen wijzen we daarnaast ook op het feit dat het kapitalisme niet alleen geen gelijkheid gebracht heeft, maar ook velerlei zaken die het leven van vrouwen net gemakkelijker maken, opnieuw afneemt van de arbeidersklasse, zeker sinds de crisis. De loonkloof ligt wereldwijd tussen 10 tot 30%, waarbij de rijkere landen het niet beter doen dan armste landen (cf. 30% in Rusland). Kinderopvang, ouderen- en ziekenzorg komen door een asociaal beleid meer en meer op het gezin en dus vooral op de schouders van vrouwen terecht. De illegalisering van geweld op vrouwen wordt opnieuw ingetrokken (cf. de gedeeltelijke legalisering van huiselijk geweld in Rusland) en leidt in de realiteit niet tot een bestraffing van de concrete daders (cf. La Manada). Seksuele intimidatie wordt genormaliseerd, slachtoffers geculpabiliseerd (cf. Harvey Weinstein en Leonid Slutsky zaken, victim blaming in verband met ‘uitdagende’ kledij) binnen de verkrachtingscultuur die gepromoot wordt in de porno- en prostitutie-industrie.
Het is duidelijk dat het kapitalisme zich in allerlei bochten kan wringen en zich zal aanpassen wanneer het geconfronteerd wordt met bewegingen rond vrouwenbevrijding. Tegelijk is het evident dat het geen reële oplossing kan bieden voor de onderdrukking van vrouwen. Dit moet ons niet verwonderen gegeven het feit dat kapitalisten steeds op zoek zijn naar meer winsten. Seksisme, net zoals racisme, nationalisme etc., is één van de vele zaken waarop een deel van de kapitalisten zich beroepen in hun pogingen deze zoektocht naar grotere winsten tot een succes te leiden. Dit is volledig in de lijn met Marx’ uitspraak dat het kapitalisme de commodificatie van elk aspect van het menselijk bestaan met zich meebrengt. Nieuwe technologie wordt gebruikt om vrouwenlichamen uit te buiten en seks te verkopen. De ‘noodzakelijke vooruitgang’ binnen dit systeem waarover burgerlijke feministen zo lovend spreken, moet dan ook door de secties publiekelijk ontmaskerd worden als ten beste een illusie. Niet het welzijn neemt toe binnen het systeem, alleen wat en wie vermarkt kan worden.
Er is geen sprake van een ‘progressieve evolutie’ binnen het huidige systeem, wel van de noodzaak van revolutie. Het debat over reformisme of revolutie is een ideologisch debat dat hevig gevoerd wordt, mede omdat de burgerij niet blij is met de ontwikkeling van een vrouwenbeweging met een revolutionair karakter. De werking en het succes van Libres y Combativas toont aan hoe belangrijk het is hieromtrent in open confrontatie te gaan met reformisten, de burgerij en de conservatieven. In plaats van het debat uit de weg te gaan, gebruiken Libres y Combativas en de Sindicato de Estudiantes hun leiderschapspositie om in heldere, duidelijke verwoording mee richting te geven aan vrouwenstrijd om zo het recupereren van deze strijd door de bourgeoisie tegen te gaan. Libres y Combativas is steeds zeer duidelijk over haar benadering: een strijd voor socialisme is noodzakelijk om echte verbeteringen voor vrouwen te bewerkstelligen. Deze campagne speelde, met de hulp van de Sindicato de Estudtiantes, een beslissende rol in het organiseren van een algemene staking op 8 maart 2018 en in het voorkomen dat deze staking en strijd uitsluitend door vrouwen gevoerd zou worden. Het feit dat Libres y Combativas en de Sindicato de Estudiantes hun programma niet afzwakken, geeft hen ook de kans hun benadering te bewijzen t.o.v. de massa’s, wat bijdroeg aan de deelname van 6 miljoen mensen op 8 maart aan betogingen en 150.000 mensen vijf dagen na de vrijspraak van La Manada.
In de toekomstige debatten, waarin de confrontatie met de burgerij enkel zal toenemen (cf. de openlijke oproep tot boycotten van de protesten na de vrijspraak van La Manada en het in vraag stellen van de staking op 8 maart 2019 omdat ‘Sindicato de Estudtiantes geen feministische beweging zou zijn’) moet de boodschap waarmee we aan de groeiende bewegingen rond vrouwenrechten richting geven duidelijk zijn: om vrouwenonderdrukking te stoppen, is er nood aan het omverwerpen van het kapitalistisch systeem en de enige kracht in de samenleving die in staat is dit te doen, is de arbeidersklasse.
Intersectionaliteit, identity politics en klassenbenadering
Binnen vrouwenbewegingen, maar ook binnen linkse bewegingen kennen ideeën in verband met identity politics een opmars. Het is aldus belangrijk dat we daartegenover met de secties ook een helder beargumenteerde positie innemen. Uiteraard is het te simplistisch om te stellen dat alle ideeën onder het vaandel van identity politics slecht of waardeloos zijn. De eerste schrijvers in verband met intersectionaliteit of kruispuntdenken weken in hun denken niet veel af van wat Marx stelde. Het waren zwarte vrouwen uit de arbeidersbeweging die opmerkten dat ze als zwarte vrouwelijke arbeiders driemaal onderdrukt werden (cf. vrouwen uit de arbeidersklasse kennen een dubbele onderdrukking).
Desalniettemin hebben zelfs de beste van deze schrijfsters niet het essentiële punt erkend dat als je onderdrukking wil stoppen, een verenigde strijd nodig is van de hele arbeidersklasse tegen de bestaande orde. Dit maakt ideeën omtrent een intersectioneel begrip van onderdrukking zeer gemakkelijk te recupereren tot een middel voor de kapitalistische klasse om de arbeidersklasse te verdelen (in de imperialistische Verenigde Staten, waar deze ideeën ontstonden, maar ook steeds meer in andere delen van de wereld). Het aantal elementen op basis waarvan mensen verdeeld kunnen worden, is echter oneindig groot: naast racisme, nationalisme, seksisme, LGBTQI+fobie, kan ook gekeken worden naar afkomst (uit welke regio van het land ben je afkomstig), educatie (naar welke school ging je) etc. etc.. De secties dienen te benadrukken dat de strijd die gevoerd moet worden er geen is met als doel kleine safe spaces (veilige havens) te creëren binnen deze samenleving – iets dat überhaupt onmogelijk is –, dan wel van de hele wereld een safe space te maken. En dat we hiervoor geen tijd moeten verliezen met vruchteloze debatten over wie het meest onderdrukt zou zijn (cf. oppression olympics) en ons niet mogen laten verdelen in kleine groepjes van mensen die exact dezelfde onderdrukking ervaren, maar die onmogelijk sterk genoeg zijn om een succesvolle strijd te voeren tegen de reële voedingsbodem die al deze specifieke vormen van onderdrukking delen: het kapitalisme. Hierbij nemen de secties de taak van een revolutionaire partij op om een programma naar voor te schuiven dat als doel heeft alle vormen van verdeling in de arbeidersklasse te overkomen/overstijgen in één verenigd programma dat de samenleving wil veranderen. Terwijl deze taak qua moeilijkheidsgraad varieert van context tot context, is het naar voor schuiven van een klassenbenadering cruciaal om zinloze debatten waarin simplistische en verdelende ideeën primeren, zoals het vereenzelvigen van de oorzaak van seksisme met mannen, te weren en de feministische strijd niet over te laten aan de bourgeoisie. Het is net dit idee, van een feminisme dat vrouwen en mannen samen in de strijd voor vrouwenrechten betrekt, dat meer en meer ingang vindt in bewegingen doorheen de wereld.
Hiermee samenhangend moet een revolutionaire partij kritiek leveren op een andere overtuiging die samenhangt met identity politics, met name dat er een gelijkwaardige lijst is van onderdrukkingselementen, waarvan klasse slechts één van de vele is. Binnen de privilege theorie staan ‘ras’, gender, seksuele oriëntatie, klasse etc. op hetzelfde niveau. Een witte, hetero man uit de arbeidersklasse, zou volgens deze theorie meer privileges kennen (3 privileges en 1 klein nadeel) dan bijvoorbeeld Michelle Obama of Oprah Winfrey, die aan de kant staan van het kapitalistisch systeem. We ontkennen niet dat Michelle Obama of Oprah Winfrey weldegelijk onderdrukt worden als zwarte vrouwen. Toch is het duidelijk en moet het duidelijk gesteld worden dat hun onderdrukking niet vergelijkbaar is met de onderdrukking van zwarte vrouwen uit de arbeidersklasse die aan een minimumloon werken, drie jobs doen om te overleven etc.. Onze argumentering is niet van morele aard. We stellen dat het behoren tot een bepaalde klasse primeert ten opzichte van andere vormen van onderdrukking.
Het is belangrijk dat de secties van het CWI reageren op bepaalde reactionaire en verdelende elementen die aan populariteit winnen binnen arbeidersbewegingen in verschillende landen en die voortkomen uit een verkeerde aandacht voor verschillende ervaringen van onderdrukking. Enerzijds merken we een dergelijke ‘verkeerde’ vorm van aandacht voor verschillende vormen van onderdrukking op wanneer het belang van deze aandacht geïnterpreteerd wordt als de stelling dat de geldigheid van wat je zegt, afhangt van wie je bent en dus niet van je ideeën. Dergelijke vorm van identity politics zien we terug in beschuldigingen t.a.v. verschillende linkse figuren binnen Labour. Zo wordt bijvoorbeeld beargumenteerd dat Jeremy Corbyn misogyn of seksistisch zou zijn, aangezien hij de verkiezingen won van twee vrouwelijke kandidaten. Uiteraard moeten beschuldigingen van seksisme etc. grondig onderzocht worden, en indien gegrond, ook gepaste maatregelen genomen worden. Toch moet gehamerd worden op het laten primeren van het ideeëngoed van mensen, niet op hun ‘identiteit’, opdat we niet in absurde situaties zouden terechtkomen waarin bijvoorbeeld ‘de feministische’ keuze tussen May en Corbyn of Clinton en Sanders al bij voorbaat zou vastliggen en zou samenvallen met een stem voor de aanhangsters van een asociaal, vrouwonvriendelijk beleid.
Naast deze verkeerde vorm van aandacht aan verschillende vormen van onderdrukking, bekritiseren we ook een tekort aan aandacht ervoor, dat we weerspiegeld zien in ideeën die leven in verschillende linkse bewegingen, zoals het idee dat vrouwenstrijd, strijd voor LGBTQI+rechten etc. op zijn best een afleiding van de klassenstrijd zouden zijn, evenals in verschillende feministische bewegingen (vb. transfoob feminisme). Het is belangrijk om alle specifieke vormen van discriminatie bespreekbaar te maken binnen linkse organisaties (vb. het thema van huiselijk geweld) en te tonen dat het aanhalen van deze thema’s cruciaal is om een verenigde arbeidersklassestrijdbeweging uit te bouwen. Ook binnen de secties zelf dient deze benadering te primeren. We strijden om de best mogelijke positie te hebben, een partij te zijn die duidelijk tegen seksisme en racisme etc. is, niet alleen in woorden maar ook in sfeer/algemene werking. Het is dan ook belangrijk dat we manieren vinden om bijvoorbeeld vrouwen nog meer te integreren en het vertrouwen te geven om zich nog meer te organiseren in de partij, zeker in de afdelingen die de basis vormen van de partij.
Daarbij vergeten we echter niet dat onze revolutionaire partij en het CWI niet los van de druk in de samenleving staan. We mogen niet vervallen in het steriele en futiele idee van de partij die een safe space zou creëren. Want dit is utopisch, het kan niet gedaan worden binnen een kapitalistisch systeem. Er kunnen zich ook binnen het CWI gevallen van seksuele intimidatie etc. voordoen, en het is belangrijk dat we daar op reageren. Tenslotte moet sensitiviteit in alle richtingen gaan. We moeten verwelkomend staan naar alle lagen van de arbeidersklasse toe. Terwijl het logisch is dat de meest onderdrukte groepen vaak overgerepresenteerd zijn in onze Internationale (cf. LGBTQI+’ers, vrouwen etc. in Ierland), zijn er ook nieuwe leden die niet via de strijd tegen seksisme of LGBTQI+fobie bij de secties belanden. Correct taalgebruik is van belang en moet gestimuleerd worden (zeker i.v.m. het gebruik van het juiste voornaamwoord/de juiste aanspreking), maar uiteraard mogen nieuwe mensen niet aangevallen worden op hun taalgebruik. Een zekere sensitiviteit of gevoeligheid is aldus nodig, waarbij kameraden in discussies van elkaar leren, en waarbij begrip is voor het feit dat niet elke kameraad dezelfde kennis heeft. Dit is de enige manier om een massapartij uit te bouwen die alle secties van de arbeidersklasse kan verenigen, het klassenbewustzijn van de bevolking kan vergroten en de globale arbeidersklasse als arbeidersklasse kan begeleiden in de klassenstrijd.
Prostitutie
Eén van de debatten waarin het verschil tussen onze benadering en deze van burgerlijke feministen zeer duidelijk naar voor komt, is deze omtrent prostitutie. Vanuit burgerlijke hoek wordt vaak beargumenteerd dat prostitutie gelegaliseerd moet worden, aangezien prostitutie ‘de bevrijding van vrouwen zou inhouden’, aangezien ‘sekswerk een job zoals een ander zou zijn’ en aangezien het om een ‘vrije keuze’ zou gaan. Libres y Combativas haalt in dergelijke debatten geen morele argumenten aan, wel schuiven ze een klassenanalyse naar voor en baseren ze zich op feiten, eerder dan op holle uitspraken over ‘vrije keuze’ die nergens op gestoeld zijn en geen aandacht hebben voor de context waarin mensen ‘keuzes’ maken. Prostitutie is één van de meest extreme voorbeelden van de uitbuiting van de arbeidersklasse. Binnen het kapitalisme, waarin lichamen en seks als markt ingericht worden, zal er altijd prostitutie zijn. Terwijl Libres y Combativas zeker niet pleit voor de criminalisering van vrouwen die in de prostitutie zitten, beargumenteren ze dat het legaliseren van prostitutie geen verbetering van de omstandigheden waarin prostituees werken, betekent. Een duidelijk voorbeeld is Duitsland, waar prostitutie sinds 2002 gelegaliseerd is, dat vandaag verworden is tot een trekpleister voor sekstoerisme en dat 3500 prostitutiehuizen kent die een antwoord moeten bieden aan de enorme stijging van de vraag naar prostituees (elke dag kopen ongeveer 1,5 miljoen Duitsers seks).
Kortom: prostitutie is door de legalisering ervan uitgegroeid tot een big business, die vele voordelen biedt voor de verschillende bedrijven die er steeds meer in investeren, maar daarentegen voor vrouwen die in de prostitutie zitten of geraken (de legalisering van prostitutie brengt immers zaken mee waarbij mensen hun uitkering dreigen te verliezen als ze geen seksjob willen aannemen), geen betere toekomst betekent, integendeel. Prostituees moeten minstens 6 klanten afwerken per dag om ‘rendabel’ te zijn, een straatprostituee kan je al vinden aan 5 euro, 92% wordt fysiek aangevallen… Het zijn de armste vrouwen en migranten die de grootste gevolgen dragen van de legalisering van prostitutie. Het is belangrijk voor de secties om een duidelijke positie in te nemen in verband met prostitutie, evenals in verband met pornografie. Niet elke afbeelding van seks is uitbuiting. Wanneer we spreken over pornografie, verwijzen we naar de porno-industrie die effectief uitbuiting is (cf. 42% ervaart geweld). We verzetten ons tegen het idee dat een andere, ‘feministische’ pornografie mogelijk is. Daarbij wijzen we opnieuw op het feit dat het doorgaans arme vrouwen uit de arbeidersklasse zijn die zich binnen dit systeem en de besparingslogica gedwongen zien hun lichaam te verkopen in prostitutie- en in de porno-industrie. Het zijn deze ideeën, niet deze van burgerlijke feministen, die een grote respons vinden bij de massa’s.
Besluit
We zien hoe in alle secties van het CWI de strijd tegen de onderdrukking van vrouwen een belangrijke plaats inneemt. De secties moeten inspelen op wat leeft in de samenleving en een duidelijke positie innemen rond de thema’s waarrond mensen radicaliseren. Hierbij is flexibiliteit van belang om aanknoping te vinden met elke specifieke context en om in staat zijn ons werk in te richten naar onze eigen grootte/kracht op een bepaald moment. In hun werkingen rond vrouwenbevrijding, merken de secties obstakels en tegenwerkingen op vanuit verschillende hoeken. Enerzijds is er de leiding van traditionele arbeidersbewegingen die vaak het klassenbewustzijn en het geloof in de noodzaak van strijd in het verleden en vandaag tegenwerkte/tegenwerkt. Anderzijds komen de secties in (soms zelfs fysiek) conflict te staan met burgerlijke en kleinburgerlijke feministen. De secties dienen openlijk/publiekelijk het debat aan te gaan met beide en mogen geen compromissen goedkeuren om zo hun zaak bekend te maken, meer mensen naar zich toe te trekken en debatten over feminisme niet aan de burgerij over te laten (cf. campagne omtrent huiselijk geweld in Engeland/Wales).
In de praktijk betekent fighting oppression onder andere het hanteren van radicaal taalgebruik, zoals: anti-kapitalisme, strijd tegen alle vormen van onderdrukking, noodzaak van revolutie. Een duidelijk programma, goed beargumenteerde standpunten i.v.m. zaken zoals identity politics en prostitutie en een sensitiviteit die ervoor zorgt dat alle lagen van de arbeidersklasse aangetrokken worden door de secties, zijn cruciaal in het inspireren en organiseren van de jongeren en werkenden die door internationale vrouwenstrijd gemobiliseerd geraken, in de opbouw van een massapartij met als doel het tot stand brengen van een socialistische samenleving.