De landbouw in Nederland is een kleine sector van de Nederlandse economie. Maar 2,1 procent werkt er. Toch is de landbouw één van de succesvolle sectoren van de Nederlandse economie. Nederland is de tweede exporteur van voedsel in de wereld (na de VS). Een deel hiervan is wederexport (dus eerder geïmporteerd), dat is een bedrag van zo’n 20 miljard, maar Nederland exporteert voor een ongelofelijke 75 miljard van zijn landbouwproductie naar het buitenland. Nederland een grote producent van kippenvlees, varkensvlees, rundvlees, boter, eieren, groente en aardappels. Hoe is de Nederlandse landbouw binnen het Europese kapitalisme tot zo’n grote sector uitgegroeid?
Artikel door Pieter Brans, vrijwilliger natuurbeheer
Een kort stukje geschiedenis: Nederland leed in WWII honger. Na de oorlog was de overtuiging sterk dat zoiets nooit meer mocht gebeuren. Er moest in heel Europa voldoende voedsel zijn. De landbouw moest daarvoor opnieuw georganiseerd. De officiële cijfers zijn dat er in 1950 410.000 landbouwbedrijven waren en in 2015 55.000. Enorme schaalvergroting van de landbouwbedrijven en als je de productiecijfers er bij haalt, een enorme intensivering.
In de jaren zeventig werd duidelijk dat het beleid van groei van de voedselproductie niet langer houdbaar was, in Nederland en in Europa. De boter stapelde zich op in de koelhuizen, de melkplassen werden steeds groter en de vleespakhuizen groeiden uit hun voegen. De Europese landbouwcommissaris Sicco Mansholt, verantwoordelijk voor de enorme groei van de voedselproductie, probeerde deze af te remmen met als gevolg: enorme boerenprotesten in heel Europa.
De boeren kwamen op voor meer subsidie en een nog grotere productie. Mansholt haalde bakzeil en tot op de dag van vandaag is schaalvergroting en intensivering door middel van dure technologische hulpmiddelen zoals kunstmest en bestrijdingsmiddelen het model voor de landbouw, in de EU en in Nederland.
Het kapitalistische model voor de landbouw is volledig uit de hand gelopen. De grote winsten in deze sector worden gemaakt door grote bedrijven die de landbouwproducten op enorme schaal verkopen, zoals Campina, Unilever en ketens van supermarkten. Banken als de Rabobank bedienen vooral boeren en de grote leveranciers van kunstmest en bestrijdingsmiddelen varen er wel bij. Zij bepalen de prijzen voor de boer, die als kleinere ondernemer onder in de keten zit.
De boer kan onder de druk van de grote bedrijven alleen overleven door steeds groter te worden en steeds intensiever te werken. In de top tien van de grootste rundveebedrijven stonden er vroeger een heel aantal met 500 koeien, nu is 650 de ondergrens. Toch is de boer in de keten van de landbouwproductie de kleinste jongen (of meisje), een veel kleinere jongen dan de grote bedrijven.
Wij hebben het hier niet over de kleine, maar groeiende groep boeren die probeert biologische landbouw te bedrijven. Die sector is klein in Nederland, kleiner dan in veel andere Europese landen. Deze boeren en boerinnen proberen zoveel mogelijk buiten het grote systeem te blijven door bijvoorbeeld direct aan hun klanten te leveren. Voor deze groep kleinere ondernemers is een programma van goedkope leningen, hulp bij het bereiken van de markt en overheidssteun bij het toeleveren van wetenschappelijke kennis het meest van belang, maar daarover later.
Het is iedereen nu wel duidelijk dat de landbouwsector in Nederland een heel groot probleem vormt. De landbouw produceert 60% van de stikstof. Omdat Nederland maar een klein land is, daalt die stikstof neer op natuurgebieden die daar zwaar onder lijden. Boeren protesteren fel tegen de reductie van de stikstof en de sluiting van hun bedrijven. Zij hebben daarbij de sympathie van een deel van de publieke opinie, hardwerkende mensen toch die het noodzakelijke voedsel voor de mensen produceren?
Niet helemaal. 75% van de Nederlandse landbouw is bestemd voor de export, voor het grootste deel naar Europa. Een vaak gehoord argument is “No farmers, no food”. Klopt niet helemaal. Een groot deel van de landbouwproductie in Europa is bestemd voor veevoer, een ander deel voor biobrandstof. Er is dus meer dan voldoende landbouwgrond in Europa, als de je productie van veevoer en biobrandstoffen vermindert.
Eén ding is overduidelijk scheef in de kabinetsplannen. Alleen de boeren moeten daarin een bijdrage leveren aan de vermindering van de stikstofuitstoot. De grote bedrijven in de landbouwsector blijven buiten schot. Of het nu gaat om banken, bedrijven die zaden, kunstmest of bestrijdingsmiddelen leveren, of om grote bedrijven die de producten opkopen en verhandelen. Die lijden niet direct, maar wel indirect door verlies van omzet. Daarom zie je dat ze de protesten van de boeren steunen al laten ze de boeren het echte werk doen.
Het kapitalisme werkt als volgt: de kleintjes gaan kapot en de groten overleven. Het wordt nog een lastige klus, maar als we het kapitalisme zijn gang laten gaan, dan is beëindiging van een flink aantal bedrijven onvermijdelijk. Wat er nog van de natuur over is in Nederland, is niet in staat om de wereldpositie van Nederland overeind te houden. Op het gebied van uitstoot kunnen Schiphol en Tata Steel er ook wat van, maar dit niveau van uitstoot trekt de natuur allang niet meer.
Wij zijn voorstander van nationalisatie van de grote bedrijven in de landbouwsector. De grote landbouwbedrijven (agribusiness), de distributie en de toelevering aan de landbouw zou geheel in handen moeten zijn van de gemeenschap en democratisch moeten worden beheerd door een vertegenwoordiging van producenten, tussenhandel en consumenten. Kleinere bedrijven, boeren en biologische boeren kunnen zelfstandig blijven functioneren binnen dit grotere geheel en daar ook de nodige steun voor krijgen.
Dat zou een einde maken aan de extreme exploitatie van natuur en milieu, een einde aan de schadelijke export van goedkope producten naar derde wereld landen, waar de landbouw onder druk wordt gezet. Het zou ook een einde maken aan de uitbuiting van de boeren die zichzelf wel zien als “zelfstandige” ondernemers maar wiens bedrijven, machines e.d. eigenlijk gewoon in handen zijn van de (Rabo)bank. Het zou het fundament kunnen leggen voor een duurzame vorm van landbouw waarin boerenzonen en boerendochters kunnen blijven doen wat hun ouders ook al deden, maar dan bevrijd van het winstbejag van de agribusiness.
Zo’n fundamentele verandering in de landbouwsector kan er alleen komen met de steun van de georganiseerde arbeidersbeweging en door middel van organisatie van de boeren in collectieven die groot genoeg zijn om de grote bedrijven in deze sector op hun knieën te dwingen.