Vijftien jaar geleden, eind mei 2009, kwam er op bijzonder bloedige wijze een einde aan de burgeroorlog in Sri Lanka. Het Singalese leger uit het zuiden richtte een bloedbad aan onder de Tamilsprekende minderheid in het noorden en het oosten van Sri Lanka. Er werd niet op een oorlogsmisdaad meer of minder gekeken door de troepen van toenmalig president Rajapaksa en legerleider Fonseka. De schattingen lopen uiteen, maar er zouden minstens 40.000 doden gevallen zijn in de slotweken van de oorlog.
Door Geert Cool (ISA België)
Wat eraan voorafging
Het bloedbad van 2009 maakte een einde aan een burgeroorlog die begin jaren 1980 begon. De basis voor die burgeroorlog was de onderdrukking van de Tamil bevolking en de wijze waarop het regime gebruik maakte van nationale tegenstellingen om de aandacht af te leiden van sociale tegenstellingen. Het was pas na een nederlaag van de arbeidersbeweging, het bloedig neerdrukken van de algemene staking van 1980, dat een escalatie van het etnisch geweld en van een burgeroorlog mogelijk werd. Dat gebeurde tijdens ‘Black July’ in 1983, een georganiseerde aanval op Tamils in onder meer Colombo. Naar schatting 150.000 Tamils ontvluchtten het land.
Doorheen de burgeroorlog waren er periodes van relatieve vrede en zelfs van vredesonderhandelingen en wapenstilstanden. Op het begin van deze eeuw nog kwam het tot een wapenstilstand waarbij er ook contact mogelijk werd tussen de bevolking in het zuiden en de Tamils in het noorden en het oosten van Sri Lanka. Dat gebeurde nadat zowat 65.000 doden waren gevallen en miljarden werden uitgegeven aan de oorlog. Op het begin van deze eeuw was het duidelijk dat de LTTE (Tamil Tijgers) er niet in zouden slagen om puur op militaire basis tot een eigen staat te komen, een onafhankelijk Eelam. De LTTE controleerde het grootste deel van het Tamilgebied en genoot een brede steun, maar op militair vlak slaagde geen enkele kant er in om fundamentele overwinningen te boeken. Daarnaast had de LTTE illusies in een kapitalistische ontwikkeling van het Tamilgebied naar het model van Singapore of Maleisië. Nationale rechten volstaan op zich echter niet om een einde te maken aan onderdrukking en ellende.
Marxisten stellen dat de zwakke kapitalistische klasse van Sri Lanka niet in staat is om een oplossing te bieden voor de nationale kwestie. De kapitalisten slagen er zelfs niet in om tot een tijdelijke oplossing te komen. De Singalese kapitalisten zijn immers afhankelijk van de Singalese kiezers die jarenlang werden opgehitst met nationalistische retoriek. De arbeidersklasse kan op dat vlak een verschil maken als het een linkse regering vormt die een socialistisch beleid voert. Dat is iets anders dan de medewerking die in het verleden werd geboden aan burgerlijke regeringen. De politiek van klassencollaboratie heeft de traditionele linkerzijde zware klappen toegebracht. De steun van de traditionele linkse partijen aan het akkoord tussen India en Sri Lanka tussen 1987 en 1989 zorgde ervoor dat links op een zelfde lijn werd gezet als de rechtse UNP-regering. Later gaven delen van links steun aan de bloedige Rajapaksa-regering. Op het ogenblik van het bloedbad van 2009 genoot de regering de steun van zowel de CP als de LSSP.
De vredesonderhandelingen van 1994-95 waren mislukt, maar in 2002 leek het beter te lukken. De internationale druk op het Sri Lankese regime om tot een akkoord te komen, was groot. Er werd een hard neoliberaal beleid opgelegd door de Wereldbank en het imperialisme wilde tegelijk een vorm van akkoord of vrede zodat de nationale kwestie geen hindernis zou vormen voor de internationale winsthonger. Zonder conflict en burgeroorlog waren er meer mogelijkheden op het vlak van privatiseringen en besparingen ten voordele van de grote bedrijven.
In 2004 kwam er een belangrijk keerpunt met de tsunami die voor dood en vernieling zorgde in Sri Lanka. Dat werd door het establishment gebruikt om de LTTE verder te verzwakken. De enorme middelen voor de hulpoperaties werden door de regering en het establishment gebruikt om zichzelf te verrijken en een grotere economische machtsbasis uit te bouwen. Ook werd verdeeldheid binnen de LTTE uitgespeeld. In het oosten van Sri Lanka stapte een groot deel van de LTTE onder leiding van de commandant Karuna over naar de regeringstroepen. Een ander nieuw gegeven was de groeiende rol van China dat in Sri Lanka voet aan grond begon te krijgen en ook daar een uitvalsbasis wilde opbouwen.
Killing fields
Het was tegen deze achtergrond dat vanaf 2006 een vernieuwd en grootschalig offensief werd ingezet tegen de Tamilbevolking. Dat gebeurde door de zogenaamd progressieve regering van de ‘People’s Alliance’ (rond de SLFP en met wat overbleef van de LSSP en de CP) van eerst Chandrika en nadien Mahinda Rajapakse. Rajapaksa probeerde zijn positie te versterken door een alliantie te sluiten met chauvinistische krachten zoals de JVP.
Het opdrijven van het geweld werd oogluikend toegestaan door de imperialistische mogendheden die vreesden dat een verzet tegen het geweld de positie van China in Sri Lanka zou versterken. Dat was ook de reden waarom het Indische regime, ondanks forse tegenkantingen door de Tamilbevolking in het zuiden, steun verleende aan het offensief van Rajapaksa tegen de Tamilbevolking. Deze Indische steun aan de anti-Tamilrepressie bevestigde meteen het failliet van diegenen die eind jaren 1980 illusies hadden in een Indische tussenkomst in het conflict.
Het opdrijven van de oorlog tegen de Tamilbevolking ging gepaard met een groeiende repressie tegen al wie zich in het zuiden van het land tegen de oorlog verzette en de ontwikkeling van een politiedictatuur onder Rajapaksa. De bevolking in het noorden werd uitgehongerd, viel ten prooi aan enorme prijsstijgingen voor voedsel en vervolgens aan bloedig geweld. Er vielen tienduizenden doden en honderdduizenden werden opgepakt om in kampen te worden opgesloten. De regering was vastberaden om een einde te maken aan de burgeroorlog door de Tamilbevolking af te slachten. Het volledige noorden werd heroverd en belangrijke leiders van de LTTE werden vermoord.
Begin 2009 vielen er meer dan 40.000 doden toen het Sri Lankese leger de door haarzelf aangeduide ‘no fire zone’ in Mullivaikkal kapot bombardeerde. Het Sri Lankese leger bombardeerde ziekenhuizen, scholen, opvangplaatsen en ook de ‘no fire zones’ waar vluchtelingen medische hulp en veiligheid zochten. Er waren 400.000 vluchtelingen die vervolgens massaal in ‘detentiekampen’ zonder veel faciliteiten werden geplaatst. In 2011 moest de VN dit alles erkennen en toegeven: “Tijdens de laatste fase van de oorlog hebben de politieke organen en instanties van de Verenigde Naties geen acties ondernomen die burgerdoden hadden kunnen voorkomen.” Ook met die vaststelling werd niets gedaan.
Beelden van de horror
De Channel 4 documentaire ‘Killing Fields’ (2011) deed terecht veel stof opwaaien. Er zitten vreselijke beelden in. We willen wie daar uitdrukkelijk voor waarschuwen. De volledige documentaire staat online: https://www.youtube.com/watch?v=Rz_eCLcp1Mc&rco=1
De internationale gemeenschap zweeg, ondanks protestacties vanuit de Tamil diaspora in de hele wereld. Het VS-imperialisme liet begaan omdat het vreesde dat de Chinese invloed anders te groot zou worden. Het Chinese regime maakte van de situatie gebruik om van Sri Lanka een belangrijk onderdeel van zijn regionale politiek te maken. In de VN stemden zelfs zogenaamd progressieve regimes tegen een veroordeling van het geweld. Ze zagen in Rajapaksa ten onrechte een ‘progressieve’ factor die een antwoord zou bieden op het VS-imperialisme. Tot vandaag zijn er in de marge van de linkerzijde stemmen die op dit standpunt blijven staan en verzet tegen het bloedbad onder de Tamils afdoen als CIA-propaganda en de massale volksopstand van 2022 als een door de VS georkestreerde staatsgreep. Een correcte inschatting van de nieuwe koude oorlog tussen het Amerikaanse en het Chinese imperialisme en een oriëntatie op de werkende klasse en de onderdrukten, is noodzakelijk om zowel het verleden als het heden te analyseren en om tot handvaten te komen voor socialistische maatschappijverandering.
In de protestbeweging van de Tamil diaspora kwamen we ook in België in contact met activisten. LSP is steeds internationalistisch en staat altijd aan de kant van onderdrukten en werkenden in de strijd tegen alle vormen van uitbuiting en onderdrukking. We steunden protestacties, verspreidden het nieuws hiervan in de arbeidersbeweging en verdedigden eisen als het sluiten van alle gevangenenkampen, massale investeringen in huisvesting en openbare diensten, heropbouw onder democratische controle en beheer van de bevolking, verdediging van democratische rechten, het recht op zelfbeschikking van de Tamil-sprekende bevolking en de noodzaak van gezamenlijke strijd van de volledige werkende klasse en alle onderdrukten tegen kapitalisme en uitbuiting.
Vijftien jaar later
Vijftien jaar later is Mahinda Rajapaksa niet langer aan de macht, zijn enkele van zijn broers het land ontvlucht, keerde generaal Fonseka zich al snel tegen zijn vroegere politieke medestanders. Dit alles gebeurde niet omwille van de vervolging van hun oorlogsmisdaden, maar onder druk van de bevolking in Sri Lanka die protesteerde tegen de sociale crisis. De belofte van stabiliteit en welvaart voor de Singalese bevolking na het ‘winnen’ van de burgeroorlog werd niet waargemaakt. Er gingen integendeel nog steeds meer middelen naar het leger dan naar onderwijs en zorg. Vandaag ligt het budget voor het leger boven dat van 2009, in volle oorlog. Economische ontwikkeling gebeurde op basis van schulden en grotere afhankelijkheid van onder meer China, waarmee de Rajapaksa’s goede banden onderhielden. De schulden gingen gepaard met enorme corruptie. Dan waren er nog problemen zoals paasaanslagen van 2019, onder meer op christelijke kerken, en daarna de Covid-19 pandemie. Die zetten het toerisme onder druk. De wereldwijde economische problemen zorgden voor stijgende rentevoeten, waardoor de schuldenlast van Sri Lanka onhoudbaar werd en het land in 2022 failliet ging. Het is tegen deze achtergrond dat een volksopstand ontwikkelde.
De opstand van 2022 bevestigde ons perspectief dat we voor het stoppen van het Rajapaksa-regime naar de massa’s moesten kijken. Na de oorlogsmisdaden van 2009 bleven alle internationale instanties zwijgen of beperkten ze zich tot holle woorden van sympathie met de slachtoffers. Ondertussen lieten ze het regime verder doen, ook met de politiek om meer Singalese inwoners in het noorden en oosten van het land te vestigen in een beleid dat doet denken aan de bouw van nederzettingen in de Palestijnse gebieden. Over de verdwenen en vermiste Tamils kwam er amper informatie, anderen zitten nog steeds vast als politiek gevangene. Honderdduizenden Tamils hebben het land verlaten in de hoop elders wel een toekomst te vinden.
De breuk met het regime dat voor dit beleid verantwoordelijk was, kwam er door een massale opstand van de werkenden en jongeren in 2022. Zij kwamen op straat uit woede tegen de enorme sociale crisis, terwijl het rijke establishment zich aan luxe tegoed deed. Beelden van massa’s betogers die het presidentieel paleis bestormden en vanuit het bijhorende presidentieel zwembad hun eisen duidelijk maakten, gingen de wereld rond. Deze beweging toonde het potentieel om van onderuit verandering af te dwingen. Het ontbreken van democratische structuren om de strijd te organiseren, eisen te bespreken en volgende stappen te zetten in de richting van machtsovername door de werkenden en jongeren woog helaas sterk door. Het liet ruimte aan het politieke establishment om zich te hergroeperen en de schijn van een democratisch stelsel overeind te houden. Toch mag niet vergeten worden dat de massabeweging van 2022 aantoonde dat de ongenaakbaar geachte familie-Rajapaksa aan de kant kon geschoven worden. Voor het eerst sinds 1980 was er een algemene staking. Dit biedt mogelijkheden om tradities van zelforganisatie van de werkende klasse en de jongeren opnieuw op te bouwen.
De val van de Rajapaksa’s ging gepaard met een bocht op het internationale toneel. De versterkte banden met China werden niet doorgeknipt, maar de impact van India en het VS-imperialisme werd een pak groter. Wie hoopt dat de nauwere banden tussen de Sri Lankese en Indische regimes tot meer rechten voor de Tamil bevolking zou leiden, vergist zich. Net zoals de Indische ‘vredestroepen’ in de tweede helft van de jaren 1980 enkel gericht waren op het belang van de regionale positie van India, wil Modi vandaag vooral de Chinese invloed in de regio beperken. De voorwaarden die ondertussen aan kredieten worden verbonden, veroordelen de Sri Lankese massa’s tot decennia van ellende en afhankelijkheid. Het is niet verwonderlijk dat het vertrouwen in de traditionele partijen hierdoor op een dieptepunt staat. Mogelijk kan Anura Kumara Dissanayake van de Jathika Jana Balawegaya (JJB, National People’s Power) de presidentsverkiezingen eind dit jaar winnen. De JJB is een alliantie opgezet door de JVP, een links-populistische en nationalistische beweging die in woorden marxistisch is, maar niet aarzelde om Mahinda Rajapaksa te steunen in de presidentsverkiezingen van 2005 en Fonseka in 2010. Rond de schuldencrisis komt de JVP niet veel verder dan de eis om de schulden te heronderhandelen met alle internationale instanties.
Een uitweg zal er enkel komen op basis van de zelforganisatie van de werkende klasse en de jongeren, over verschillende bevolkingsgroepen heen. Stappen in de richting van strijdbare vakbonden en politieke vertegenwoordiging zijn daarbij nodig. De protestbeweging van 2022 toonde het potentieel van de jonge werkende klasse, maar ook dat enthousiasme en strijd op zich niet volstaan om tot echte verandering te komen.
Het concretiseren van de verandering die we willen doorheen de organisatie van strijd in vakbonden en politieke organisaties is een noodzakelijke volgende stap. International Socialist Alternative wil daaraan bijdragen, zowel onder de Tamil diaspora als in Sri Lanka waar we stappen zetten in de opbouw van een nieuwe afdeling.