Na het stuklopen van de onderhandelingen tussen het kabinet en de sociale partners (de werkgevers en werknemers vertegenwoordigers) over aanpassingen in het AOW en pensioenstelsel, wordt nu het actietraject opgetuigd om de georganiseerde afbraak van de afgelopen jaren alsnog enigszins te repareren. En terecht.
door Peter den Haan, Ledenparlement FNV Vervoer (op persoonlijke titel)
Afbraakbeleid
Na de dip van 2008-2010 en jaren van leugens, list en bedrog en het eenzijdig tussentijds veranderen van de spelregels, zitten de ruim 300 pensioenfondsen met een enorm vermogen; 1498 miljard in 2018, met een gemiddelde dekkingsgraad van 110,6% en met een uiterst conservatief en dus zeker beleggingspakket. Alleen in Japan wordt nog conservatiever belegd; 52 % in obligaties en vastrentende waarden [1]. Maar toch is er al bijna 10 jaar bij veel fondsen niet geïndexeerd en staan er bij 22 fondsen voor 2019 noodgedwongen kortingen op de uitkering voorgeschreven.
Alle verwachtingen, vanzelfsprekendheden en rekensommetjes voor onze pensioenen zijn inmiddels aangepast of minstens ter discussie gesteld. De oorzaken hiervan zijn logischerwijs meervoudig. Ze vonden vooral hun oorsprong in de discussie over de ‘betaalbaarheid’ van de AOW. Het Kabinet Balkenende 1 nam het voortouw in de afbraak van het stelsel. Want we werden allemaal ouder en de vergrijzing nam toe en daardoor zou er een tekort aan arbeidskrachten ontstaan: als we in 2040 de verzorgingsstaat nog betaalbaar wilden houden, dan moest de AOW-leeftijd omhoog.
Uiteraard leverde dat de staat vele miljarden op en wel om twee redenen; in de eerste plaats zouden de uitgaven voor AOW daardoor uitgesteld worden en konden de reserveringen voor uitbetaling omlaag. Daarnaast werden eindloonregelingen omgezet in middelloon-regelingen, waarmee de premiedruk voor werkgever en werknemer kon worden verlaagd omdat het uitkeringsbedrag (oorspronkelijk 70% van het laatst verdiende loon) werd omgezet in 70% van het gemiddelde verdiende loon. De euro werd ingevoerd, we zouden er allemaal van profiteren als we voorlopig maar netjes de tering naar de nering zouden zetten. Een klein offer om ‘de verzorgingsstaat toekomstbestendig’ te maken, ook voor de generatie na ons. VUT-regelingen werden afgeschaft en de AOW leeftijd ging omhoog omdat we een tekort aan arbeidskrachten zouden krijgen.
Al die maatregelen kregen hun beslag in het Museumpleinakkoord in 2004, nadat 350.000 vakbondsleden protesteerden tegen de inbreuk op hun verworven rechten ten gunste van vooral het bedrijfsleven. Want lagere premies en langer doorwerken zorgden voor een hogere winstgevendheid bij werkgevers. De overheid haalt daar als grootste werkgever in Nederland voordeel uit.
In ruil voor een gestage stijging van de AOW en dus ook pensioengerechtigde leeftijd, werden een aantal maatregelen doorgevoerd. Zoals gezegd werd de pensioenpremieheffing aangepast, van half werknemer, half werkgever, naar tweederde werknemer, eenderde werkgever. Maar omdat het uit te keren bedrag lager werd en er werd uitgegaan van langer doorwerken, merkte een werknemer daar netto per maand heel weinig van. Al met al was dit een cadeau aan de werkgevers van ongeveer 88 miljard euro.
Daarnaast moest er onderzoek worden gedaan naar de betaalbaarheid en wijze van het doorsneepremie stelsel. Het collectieve beheer door werkgevers en werknemers gezamenlijk is het Bankwezen al veel langer een doorn in het oog, die hebben liever geïndividualiseerde potjes zodat beheerkosten makkelijker kunnen worden afgeroomd. Eventuele tegenvallers en compensatie voor gepensioneerden die niet de dupe mochten worden van een ander systeem (de schatting over de kosten tot en met 2030 was ongeveer 60 tot 80 miljard euro) zou dan door de overheid worden opgevangen. In ruil voor een stijging van de AOW-leeftijd naar 66 in 2020 en 67 in 2025. Dat was de deal die Agnes Jongerius in 2006, na veel protest ook in eigen kring, met de regering en werkgevers sloot.
En toen brak in 2008 de crisis ook in Nederland door en werd de rekening om de banken en het kapitalistische systeem te redden bij de werkende en belastingbetalende Nederlanders neergelegd. De verzorgingsstaat die onder Balkenende 1 tot en met 4 al was afgebouwd tot ‘welvaarstaat’, werd daarna, onder de opeenvolgende Kabinetten Rutte 1 en 2 omgebouwd tot Participatiemaatschappij. Om de winsten van het bedrijfsleven te redden en te vergroten, werd de AOW voor stellen, geregistreerde samenwonenden en gehuwden gehalveerd, de AOW-leeftijd versneld verhoogd, werd aan werkgevers een belastingtechnische boete opgelegd voor vervroegd uittredende werknemers en daarnaast werd de rekenrente tot bijna nul teruggebracht, waar het historisch rendement normaal 4% was. De rekenrente is het percentage die overheden hanteren in het onderlinge geldverkeer. Door het stimuleringsbeleid vanuit de Europese Centrale Bank om de geldkraan open te draaien is er tot op heden voor ruim 2800 miljard euro aan nagenoeg gratis leningen opgekocht. Omdat de rekenrente een verplicht onderdeel is van de berekeningsformule van de dekkingsgraad van een pensioenfonds kan het zo zijn dat er een totaal rendement van 7 of 8% op de beleggingen wordt gehaald en het vermogen van het fonds groeit, maar in de berekeningen de dekkingsgraad toch afneemt, vanwege de reserveringsverplichtingen die verveelvoudigden omdat de rekenrente bijna 0 naderde.
Langer werken
De tweede manier, naast de verhoging van de AOW-leeftijd, om mensen te dwingen langer te werken, was het verlagen van de pensioenpremie. Er is een heel vakgebied binnen de wetenschap die zich bezighoudt met meerjarige kostenramingen op dit gebied, die worden actuarissen genoemd. Maar je hoeft geen expert te zijn om te snappen dat wanneer je jaarlijks een kleiner bedrag mag sparen – 1,89% in plaats van 2,2% – je er langer over doet om het streefbedrag te bereiken. Dat streefbedrag moet de AOW in ieder geval 15 jaar (de berekende levensverwachting) aanvullen tot ongeveer 70% van het gemiddelde salaris. De verlaagde premiedruk levert natuurlijk direct geld op voor de werkgevers.
De derde truc die de regering verzon om langer werken af te dwingen, was het extra belasten van afkoopsommen en Regelingen rond Vervroegd uittreden (RVU). Werkgevers moeten bij afvloeiingsregelingen het financiële gat opvullen. Deze boete op eerder stoppen met werken, was voor de werkgevers de belangrijkste reden om de onderhandelingen af te breken.
De vierde truc die de regering verzon om het stelsel verder te ontmantelen, was het doen van loze beloften. Zware beroepen zouden er met 65 uitkunnen. Stem op de VVD en we regelen het, bralde Rutte. Maar inmiddels halen werknemers in onregelmatige dienst of in zware fysieke en mentale belasting nog amper gezond de eindstreep. Ze worden vaker ziek, wat hun inzetbaarheid verlaagt en ze gaan aantoonbaar eerder dood: gemiddeld wel 2 of 3 jaar. Maar die factoren maken geen deel uit van de berekeningsmethodiek rond de dekkingsgraad, met een duur woord ook wel het Financiële Toetsing Kader (FTK) genoemd.
De vijfde truc zit ‘m ook in het FTK, namelijk in de berekening van de ‘levensverwachting’. Wie voor 65 jaar overlijdt, wordt voor deze berekening niet meegeteld. Dit mes snijdt aan 2 kanten. In de eerste plaats wordt de gemiddelde leeftijd van overlijden opgekrikt en ten tweede moeten de pensioenfondsen verplichte reserveringen treffen voor wat in vaktermen ‘slapers’ wordt genoemd. Mensen die wel hebben betaald, maar vroegtijdig overlijden en dus geen pensioen krijgen. En die verplichte reservering is wel het belangrijkste element in de berekening van dekkingsgraad en het FTK.
Door de wereldwijde crisis in 2008 liepen veel pensioenfondsen harde klappen op. Dit kwam door de val van aandelen en de rentedalingen op staatsobligaties, maar ook door de lagere premie-inleg van steeds minder deelnemers. Desalniettemin zijn die tekorten ruim ingelopen. Maar er is in de tussentijd niets terecht gekomen van de toegezegde compensatie door de overheid of bijstortingen door werkgevers in die gevallen waar de winstpositie dat ruimschoots toelaat. Of zelfs in sommige gevallen wettelijk verplicht is, als er eerder door mindere resultaten of beëindiging van activiteiten geen of minder premie door de werkgever is afgedragen. Daarom werd in 2012 afgesproken onderzoek te doen naar herziening van het stelsel, zonder dat dit ten koste zou gaan van diegenen die toen al gepensioneerd waren, of van wie een zwaar beroep uitoefende.
Van al die beloftes is niets terecht gekomen en dus liep het overleg verleden jaar alsnog vast. Dit kwam omdat de regering haar financiële toezeggingen niet na wilde komen; de RVU niet af wilde schaffen; de AOW leeftijd niet op 66 wilde bevriezen, maar juist versneld heeft verhoogd; omdat de regering het FTK niet aan wilde passen aan de realiteit en omdat de regering de belofte van de AOW op 65 voor zware beroepen niet na wilde komen. Het Kabinet gedraagt zich liever als lakei voor multinationals en buitenlandse aandeelhouders als belangenbehartiger van de hardwerkende Nederlanders.
Actie
Inmiddels hebben de gezamenlijke vakcentrales FNV, CNV en de Unie (VCP) een landelijk actietraject opgestart rond vijf centrale eisen: bevriezen van de AOW op 66; schrappen van de RVU; aanpassing FTK aan de reële percentages en indexatie voor iedere generatie (waarmee in feite behoud van het doorsneepremiestelsel wordt bedoeld, inclusief gegarandeerd eindbedrag, in plaats van een ‘casinopensioen’; waarbij afhankelijk van de dagkoersen van het rendement op beleggingen het pensioenbedrag wordt bepaald).
Op zich zijn dit nog gematigde eisen. Beter zou het zijn te eisen dat de verhoging van de pensioenleeftijd wordt teruggedraaid; pensioen vanaf 65 jaar, als eerste stap naar een pensioen vanaf 60 jaar. Het argument dat dit onbetaalbaar zou zijn door de vergrijzing, snijdt geen hout. Weliswaar daalt door de vergrijzing het aantal werkenden ten opzichte van niet-werkenden, maar de werkenden zijn wel veel productiever en produceren meer rijkdom. Er is dus geld genoeg.
Op 2 februari vond een eerste landelijke pensioenbijeenkomst plaats in Utrecht om de campagne rond nieuw overleg kracht bij te zetten en de aanzet te geven naar de landelijke actieweek van 15 tot 20 maart en de landelijke actiedag rond AOW en Pensioen op 18 maart.
In november 2018 vormden de Havens en de Politiebonden een Alliantie Zware Beroepen, met als doel om Rutte en het kabinet aan de belofte van AOW op 65 voor zware beroepen te houden. De alliantie is inmiddels uitgebreid met het Streekvervoer, Spoor, Brandweer, Openbare Diensten en de Zorg. Vanuit acties in deze sectoren kan dit kabinet op de knieën worden gedwongen. Het is nog niet te laat. Dankzij het Comité Red De Pensioenen en de achterbannen van de vakcentrales is er gelukkig nog geen slechte deal gesloten en verslechteringen zullen niet worden geaccepteerd.
De voorgestelde vakbondsstrategie – ervoor zorgen dat de regeringspartijen geen meerderheid in de Eerste kamer halen – is een zeer moeizame en onzekere. De Eerste kamer maakt geen wetten, zij toetst deze slechts en kan hoogstens de invoering van nieuwe wetgeving blokkeren. Een plan B voor de vakbonden is van essentieel plan.
De sleutel tot succes ligt in het uitoefenen van maximale druk op het Kabinet Rutte 3; in politieke actie. Na 18 maart zal in de bedrijven en vanuit de lokale actiecomités voorbereidingen moeten worden getroffen tot een landelijke staking, ondersteund met regionale bijeenkomsten. Alleen als Rutte 3 zich in haar bestaan bedreigd voelt, is ze bereid om concessies te doen. Dat bleek rond de Dividendbelasting, het Kinderpardon en dat zal ook rond het overleg rond pensioen en AOW gebeuren, als er stevig en landelijk actie wordt gevoerd. Overigens blijven ik van mening dat het kabinet Rutte 3 ten val gebracht moet worden.
[1}] Alle gegevens en cijfers zijn afkomstig van het dashboard pensioenen van De Nederlandse Bank. Zie; https://statistiek.dnb.nl/dashboards/pensioenen/index.aspx